European Union



RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE

NL

P/07/17

Brussel, 5 maart 2007

6905/07 (Presse 45)

(OR. en)

Verklaring van het voorzitterschap namens de EU over het onderzoek van het Internationaal Strafhof naar de toestand in Darfur

Op 27 februari heeft de aanklager van het Internationaal Strafhof in Den Haag de kamer van vooronderzoek verzocht Ahmad Muhammed Harun, voormalig minister van Binnenlandse Zaken van Sudan, en Ali Kushayb, een militieleider, te dagvaarden. De aanklager heeft na het verrichten van de noodzakelijke onderzoekshandelingen geconcludeerd dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat beide personen strafrechtelijk verantwoordelijk zijn met betrekking tot 51 aanklachten wegens misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, met inbegrip van vervolging, foltering, moord en verkrachting, die in 2003 en 2004 in Darfur zijn gepleegd.

De EU is verheugd dat in Darfur een onafhankelijk onderzoek is verricht nadat de VN-Veiligheidsraad op 31 maart 2005 resolutie 1593 had aangenomen, die ertoe strekte de situatie in Darfur aan de aanklager van het Internationaal Strafhof voor te leggen.

De EU roept alle betrokken partijen, met name de regering van Sudan, op hun volledige medewerking te verlenen aan het Internationaal Strafhof en ieder besluit van de kamer van vooronderzoek na te leven.

De EU herinnert aan het gemeenschappelijk standpunt van 16 juni 2003, waarin de Raad staande hield dat de oprichting van het Internationaal Strafhof een essentiële stap is ter bevordering van de eerbiediging van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten, waardoor wordt bijgedragen tot vrijheid, veiligheid, rechtvaardigheid en de rechtsstaat en tot de handhaving van de vrede en de versterking van de internationale veiligheid.

De EU herinnert aan het fundamentele beginsel in het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, namelijk dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap met zorg vervullen, niet onbestraft mogen blijven. Beëindiging van de straffeloosheid van de daders van dergelijke misdrijven draagt bij tot de preventie ervan.

De kandidaat-lidstaten Turkije, Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië *, de landen van het stabilisatie- en associatieproces en mogelijke kandidaat-lidstaten Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië, en de EVA-landen IJsland, Liechtenstein en Noorwegen, die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, alsmede Oekraïne en de Republiek Moldavië, sluiten zich bij deze verklaring aan.

---

Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijven deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.