De Nederlandse Bank


Ten geleide van het ECB Maandbericht maart 2007

Nieuwsbericht

Details nieuwsbericht
Datum 15 maart 2007

Tijdens zijn vergadering van 8 maart 2007 heeft de Raad van Bestuur besloten de minimale inschrijvingsrente voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem met 25 basispunten te verhogen naar 3,75%.

Daarnaast werd besloten de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit elk met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 4,75% en 2,75%. Deze wijzigingen zijn met ingang van de nieuwe reserve-aanhoudingsperiode, die begon op 14 maart 2007, in werking getreden.

Het besluit van de Raad van Bestuur om de basisrentetarieven van de ECB te verhogen werd genomen naar aanleiding van de opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn die de Raad van Bestuur door middel van zijn reguliere economische en monetaire analyses heeft vastgesteld. Dit besluit zal helpen waarborgen dat de middellange- tot langere-termijninflatieverwachtingen in het eurogebied stevig verankerd blijven op een niveau dat in overeenstemming is met prijsstabiliteit. Een dergelijke verankering van de inflatieverwachtingen is een eerste voorwaarde voor het monetaire beleid om een voortdurende bijdrage te kunnen leveren aan het bevorderen van houdbare economische groei en werkgelegenheidscreatie in het eurogebied. Na deze renteverhoging blijft het monetaire beleid van de ECB, gezien het gunstige economische klimaat, aan de accommoderende kant, waarbij de basisrentetarieven van de ECB gematigd blijven, de groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening krachtig blijft, en de liquiditeit naar alle aannemelijke maatstaven ruim. Het blijft daarom, met het oog op de toekomst, geboden resoluut en tijdig op te treden om prijsstabiliteit op de middellange termijn te waarborgen. De Raad van Bestuur zal alle ontwikkelingen zeer nauwlettend volgen om te voorkomen dat de risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn zich concretiseren.

Om te beginnen met de economische analyse: volgens de eerste schatting van Eurostat bedroeg de groei van het reële bbp in het eurogebied kwartaal-op-kwartaal in het vierde kwartaal van 2006 0,9%, hoger dan eerdere verwachtingen. De huidige beoordeling van de Raad van Bestuur is dat het kwartaalprofiel van de reële bbp-groei waarschijnlijk iets afgevlakter zal zijn dan oorspronkelijk aangenomen in reactie op de invloed van veranderingen in indirecte belastingen in een groot land van het eurogebied. De sterkte van de reële bbp-groei in het vierde kwartaal is derhalve een aanwijzing van verdergaande robuuste groei in het eurogebied. Zowel de binnenlandse vraag als de uitvoer hebben aanzienlijke bijdragen geleverd aan de reële bbp-groei, en bevestigen zo dat de huidige expansie aanhoudt en breedgedragen blijft. De informatie betreffende de economische bedrijvigheid uit verschillende vertrouwensenquêtes en op indicatoren gebaseerde schattingen geeft steun aan de beoordeling dat de robuuste economische groei zich tot in 2007 heeft voorgezet.

Vooruitkijkend, blijven de middellange-termijnvooruitzichten voor de economische bedrijvigheid gunstig. De voorwaarden zijn aanwezig voor stevige groei van de economie van het eurogebied. Wat betreft de externe omgeving is de mondiale economische groei evenwichtiger gespreid over de verschillende regio's en blijft deze, hoewel zich enigszins matigend, robuust, deels ondersteund door een lagere olieprijs. De externe voorwaarden geven aldus steun aan de uitvoer uit het eurogebied. De binnenlandse vraag in het eurogebied zal naar verwachting eveneens zijn relatief krachtige dynamiek behouden. De investeringen zouden dynamisch moeten blijven, profijt trekkend van een langdurige periode van zeer gunstige financieringscondities, balansherstructureringen, opgebouwde en aanhoudende sterke winsten en verbeterde efficiëntie bij bedrijven. De consumptie zou in de loop der tijd eveneens verder moeten aantrekken, in overeenstemming met de ontwikkelingen in het reëel besteedbaar inkomen, naarmate de arbeidsmarktomstandigheden zich blijven verbeteren.

Deze vooruitzichten worden tevens weerspiegeld in de nieuwe door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties. Deze projecties voorzien een gemiddelde reële bbp-groei op jaarbasis van tussen 2,1% en 2,9% in 2007, en tussen 1,9% en 2,9% in 2008. In vergelijking met de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2006 opgestelde projecties zijn de voor de reële bbp-groei geprojecteerde marges voor 2007 en 2008 opwaarts bijgesteld, hetgeen grotendeels een weerspiegeling vormt van de kracht van de bbp-groei in de tweede helft van 2006 en van de lagere energieprijzen die, als deze aanhouden, een positieve invloed zouden uitoefenen op het reëel besteedbaar inkomen.

Naar het oordeel van de Raad van Bestuur zijn de risico's waarmee deze gunstige vooruitzichten voor de economische groei zijn omgeven, op de kortere termijn globaal in evenwicht. Op de langere termijn is voornamelijk sprake van neerwaartse risico's. De belangrijkste risico's houden verband met de mogelijkheid van een hernieuwde stijging van de olieprijs, vrees voor een toenemende protectionistische druk, en de zorg om mogelijke wanordelijke ontwikkelingen ten gevolge van mondiale onevenwichtigheden.

Wat betreft de prijsontwikkelingen, bedroeg de HICP-inflatie op jaarbasis volgens de Eurostat flash raming in februari 2007 1,8%, onveranderd ten opzichte van januari 2007. De daling van de totale inflatie sinds de zomer van 2006 is voornamelijk het gevolg geweest van de lagere energieprijzen. Vooruitblikkend, zal de volatiliteit van de energieprijzen die zich vorig jaar voordeed leiden tot aanzienlijke basiseffecten en zo van invloed zijn op het profiel van het inflatiecijfer op jaarbasis van dit jaar. Op basis van het huidige niveau van de olieprijs en oliefutures zal het inflatiecijfer waarschijnlijk gedurende het voorjaar en de zomer dalen alvorens tegen het einde van het jaar te stijgen en dan zeer waarschijnlijk weer rond een niveau van 2% te schommelen.

De nieuwe door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties voorzien een gemiddelde HICP-inflatie op jaarbasis van tussen 1,5% en 2,1% in 2007, en tussen 1,4% en 2,6% in 2008. Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2006 opgestelde projecties ligt de bovengrens van de voor de inflatie in 2007 geprojecteerde marge iets lager, grotendeels als weerspiegeling van de daling van de olieprijs. De geprojecteerde marge voor de inflatie in 2008 ligt daarentegen iets hoger, voornamelijk ten gevolge van de voorziene sterkere economische groei, die intensere druk zou kunnen uitoefenen op het gebruik en de kosten van productiefactoren. In deze context is het noodzakelijk zich bewust te zijn van de voorwaardelijke aard van deze projecties, die zijn gebaseerd op een reeks technische aannames, met inbegrip van marktverwachtingen voor de toekomstige korte en lange rente alsmede voor de olieprijs en de prijs van grondstoffen exclusief energie.

Gezien over de voor het beleid relevante middellange tijdhorizon blijven de vooruitzichten voor de prijsontwikkeling naar het oordeel van de Raad van Bestuur onderhevig aan opwaartse risico's. Deze risico's houden verband met de mogelijkheid van hernieuwde stijgingen van de olieprijs en verdere verhogingen van door de overheid gereguleerde prijzen en indirecte belastingen boven de tot nu toe reeds aangekondigde en doorgevoerde. In fundamenteler zin zouden sterkere dan thans verwachte loonontwikkelingen aanzienlijke opwaartse risico's vormen voor de prijsstabiliteit, niet in het minst gezien de gunstige dynamiek van de reële bbp-groei die gedurende de afgelopen paar kwartalen te zien is geweest. Het is daarom van cruciaal belang dat de sociale partners hun verantwoordelijkheid blijven nemen. In deze context zouden bij loonakkoorden het prijsconcurrentievermogen, de nog steeds hoge werkeloosheid in vele economieën alsook productiviteitsontwikkelingen in aanmerking moeten worden genomen. De Raad van Bestuur zal de komende loononderhandelingen in de landen van het eurogebied zeer nauwgezet volgen.

De monetaire analyse bevestigt de heersende opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange tot langere termijn. In januari was de groei van M3 op jaarbasis onveranderd op 9,8%, en bleef zo op zijn hoogste niveau sinds de invoering van de euro.

De groei op jaarbasis van de leningen aan de particuliere sector bleef met 10,6% eveneens sterk in januari. De krachtige groei van de kredietverlening aan de particuliere sector weerspiegelt het voortduren van de sinds medio 2004 waargenomen opwaartse tendens in de groei van de kredietopneming door niet-financiële ondernemingen. In de tussentijd heeft, tegen de achtergrond van stijgende hypotheekrentes in het gehele eurogebied en een vertragende stijging van de huizenprijzen in enkele regio's, het groeitempo van kredietopname door huishoudens de afgelopen maanden enige verdere tekenen van matiging laten zien, zij het dat dit nog steeds op een zeer hoog niveau ligt.

Gezien vanuit het toepasselijke middellange- tot langere-termijnperspectief voor het beoordelen van trends in de groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening, bevestigen de laatste ontwikkelingen het voortduren van een hardnekkige opwaartse tendens in het onderliggende tempo van de monetaire expansie. Na verscheidene jaren van robuuste monetaire groei is de liquiditeitssituatie in het eurogebied naar alle aannemelijke maatstaven ruim.

De robuuste expansie van de geldhoeveelheid en de kredietverlening weerspiegelt de accommoderende monetaire-beleidskoers gedurende een lange periode en de versterking van de economische bedrijvigheid in het eurogebied. Tegen de achtergrond van ruime liquiditeit wijst dit op opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange tot langere termijn. De monetaire ontwikkelingen dienen derhalve nog steeds zeer nauwlettend te worden gevolgd, met name tegen de achtergrond van een solide expansie van de economische bedrijvigheid en blijvend sterke ontwikkelingen op de vastgoedmarkt in vele delen van het eurogebied.

Samengevat, bij het beoordelen van prijstendensen is het van groot belang door de korte-termijnvolatiliteit van de inflatie heen te kijken. De relevante tijdhorizon voor het monetaire beleid is de middellange termijn. De risico's voor de middellange-termijnvooruitzichten voor de prijsstabiliteit blijven van opwaartse aard, met name in verband met de krachtiger dan thans verwachte loonontwikkelingen in een context van robuuste aanhoudende groei van de werkgelegenheid en de economische bedrijvigheid. Gezien de zeer krachtige groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening in een klimaat van reeds ruime liquiditeit, ondersteunt een toetsing van de resultaten van de economische analyse aan die van de monetaire analyse de beoordeling dat opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange tot langere termijn overheersen. De Raad van Bestuur zal alle ontwikkelingen zeer nauwlettend blijven volgen om te voorkomen dat de risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn zich concretiseren. Dit zal ertoe bijdragen dat de inflatieverwachtingen voor de middellange tot langere termijn in het eurogebied stevig verankerd blijven op een niveau dat in overeenstemming is met prijsstabiliteit. Het blijft daarom, met het oog op de toekomst, geboden resoluut en tijdig op te treden om de prijsstabiliteit op de middellange termijn te waarborgen.

Wat betreft het begrotingsbeleid, wordt steeds meer bevestigd dat de gunstige conjuncturele ontwikkelingen hebben geleid tot beter dan verwachte begrotingsuitkomsten in 2006 in een aantal landen en in het eurogebied als geheel. De geactualiseerde stabiliteitsprogramma's voorzien echter slechts gematigde vorderingen met de begrotingsconsolidatie in de komende jaren. In dit opzicht lijken de begrotingsdoelstellingen van enkele landen niet geheel in overeenstemming met de vereisten van het herziene Stabiliteits- en Groeipact. De risico's vloeien met name voort uit een gebrek aan goed-gespecificeerde en geloofwaardige maatregelen, in het bijzonder aan de uitgavenzijde van de begrotingen.

Gezien het gunstige economische klimaat, acht de Raad van Bestuur het van essentieel belang dat procyclisch beleid wordt vermeden in alle landen van het eurogebied en dat voldoende ambitieuze inspanningen op het vlak van begrotingsconsolidatie worden verricht in de landen met blijvende begrotingsonevenwichtigheden en/of een hoge uitstaande overheidsschuld. De gelegenheid dient te baat te worden genomen om gezonde overheidsfinanciën te verwezenlijken binnen de programmaperioden en uiterlijk in 2010 in alle landen van het eurogebied. Begrotingsconsolidatie die onderdeel uitmaakt van een op de middellange termijn gerichte geloofwaardige en op de uitgaven gebaseerde hervormingsstrategie zou steun geven aan de groei van de productie en werkgelegenheid op de langere termijn en zou landen helpen zich voor te bereiden op de begrotingsgevolgen van de vergrijzing.

Wat betreft structurele hervormingen, heeft de Europese Raad de huidige stand van zaken van en de toekomstige vooruitgang met de implementatie van de Lissabon-strategie besproken tijdens zijn vergadering van 8-9 maart. Het is positief om te zien dat hervormingen en gematigde stijgingen van de arbeidskosten de afgelopen jaren hebben geholpen grotere werkgelegenheid en lagere werkeloosheid te verwezenlijken, hoewel de vooruitgang van lidstaat tot lidstaat verschilde. De Raad van Bestuur roept op tot actie om impulsen en structuren te creëren die steun geven aan de integratie in de arbeidsmarkt van alle groepen, met inbegrip van die voor wie de werkgelegenheidscijfers in het verleden relatief laag zijn geweest. Hervormingen van belasting- en socialezekerheidsstelsels zouden de impulsen tot werken en werkgelegenheidscreatie moeten versterken. Het verlagen van de belastingen op arbeid (met inbegrip van sociale-zekerheidsbijdragen) en daardoor de arbeidskosten zou de werkgelegenheid ondersteunen, terwijl het vaststellen van minimumlonen op een niveau dat niet in overeenstemming is met de productiviteit de kansen op werk van minder geschoolde werknemers verkleint. De Raad van Bestuur ondersteunt ten volle beleid ter verbetering van onderwijs en de invoering van technologische innovaties om de productiviteitsgroei te verhogen. Samen met initiatieven om een ondernemersvriendelijk klimaat te creëren zou dergelijk beleid voor iedereen de mogelijkheden vergroten om aan een versterkt groeiproces deel te nemen.