INLIA


14/1 brief (schrijnendheid): onbegrijpelijke uitspraak RvS 22/05/2007

De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State (RvS) heeft op 20 april 2007 een zogeheten 14/1 brief terzijde geschoven louter omdat dit verzoek (om een verblijfsvergunning wegens schrijnende omstandigheden) door een medewerker van VluchtelingenWerk in plaats van door de asielzoeker zelf of zijn gemachtigde (advocaat) was geschreven. De RvS stelde de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in het gelijk, die de brief niet in behandeling had genomen omdat de schrijver niet als belanghebbende gezien zou kunnen worden.

Deze uitspraak druist volkomen in tegen ieder rechtvaardigheidsgevoel. Het was destijds immers op een landelijke bijeenkomst van VluchtelingenWerk (die plaatsvond op 14 januari 2003, vandaar de term 14/1 brief) dat de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken Hilbrand Nawijn de aanwezigen, veelal hulpverleners en belangenbehartigers van asielzoekers, opriep hem een brief te sturen om aan te geven waarom de situatie van hun cliënten zo schrijnend was dat de minister gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid om hen alsnog een verblijfsvergunning te verstrekken. Als gevolg van deze oproep heeft het ministerie totaal plm. 19.000 brieven met een verzoek om een verblijfsvergunning ontvangen.

Juridisch steekspel

De uitspraak van 20 april jl. van de RvS is het zoveelste hoofdstuk in een absurdistisch juridisch steekspel dat al sinds 2003 voortduurt. De minister heeft namelijk zelf nooit gezegd dat slechts de asielzoeker zelf of zijn advocaat een dergelijke brief konden schrijven. Toch heeft de IND veel brieven terzijde gelegd omdat ze niet waren geschreven door een officiële, door de asielzoeker schriftelijk gemachtigde. In veel rechtszaken die werden aangespannen na een negatief antwoord van de IND op een 14/1 brief hield de IND tot aan de RvS vol dat er tegen deze afwijzing geen beroep of bezwaar mogelijk zou zijn, omdat het antwoord van Justitie niet de juridische status van een officiële beschikking zou hebben.

Tegelijkertijd heeft de IND de 14/1 brief wel op vergelijkbare wijze als de aanvraag van een verblijfsvergunning als beschikking in de zin van art. 1:3 Awb (Algemene Wet Bestuursrecht) behandeld om daarmee te rechtvaardigen dat verzoeken die niet voldoen aan de eisen van de Awb terzijde konden worden gelegd. Ook heeft de IND niet aan de schrijvers van een 14/1 brief de gelegenheid gegeven (middels een termijn voor herstellen van een verzuim) alsnog een machtiging te overleggen. Wie had immers op 14 januari 2003, toen de minister belangenbehartigers opriep brieven aan hem te schrijven, al kunnen weten dat 14/1 brieven die niet door de asielzoeker zelf of zijn advocaat waren geschreven door de IND terzijde gelegd zouden gaan worden?

Criteria voor schrijnendheid

Op 21 december 2006 had de RvS juist uitgesproken dat minister Verdonk onvoldoende had gemotiveerd waarom zij bepaalde zaken als onvoldoende schrijnend had afgewezen. Om aan deze uitspraak gehoor te geven stuurde minister van Justitie Hirsch Ballin op 21 februari 2007 een brief aan de Tweede Kamer (nr. 19637 Vreemdelingenbeleid, stuknr. 1131), waarin voor het eerst de omstandigheden die worden meegewogen bij de besluitvorming, en het relatieve gewicht dat daaraan moet worden toegekend, de zgn. wegingsfactor, worden bekendgemaakt. Het is uiterst merkwaardig te noemen dat de (vorige) minister niet op enig eerder moment zich heeft gerealiseerd dat er voor de afhandeling van de duizenden 14/1 brieven criteria ontworpen moesten worden. Dat is immers voor ieder bestuursorgaan in onze democratie de enige bescherming tegen willekeur en rechtsongelijkheid. De IND hanteert al zolang de dienst bestaat criteria voor de afhandeling van verzoeken om een verblijfsvergunning!

Alle nog niet onherroepelijk besliste zaken van voor 18 maart 2005 (de datum van een brief van minister Verdonk aan de Tweede Kamer) zullen nu opnieuw door de IND beoordeeld gaan worden. Sinds 18 maart 2005 is het niet meer mogelijk een 14/1 brief te sturen om een beroep te doen op schrijnende omstandigheden: een dergelijk verzoek dient thans worden ingediend bij de IND in de vorm van een reguliere aanvraag, waarvoor per persoon 331 leges betaald moet worden! Bovendien moet men goede redenen aanvoeren om vrijgesteld te worden van het zgn. mvv-vereiste: iedereen die een reguliere verblijfsvergunning in Nederland wil aanvragen dient eerst in persoon bij de Nederlandse ambassade in het land van herkomst een machtiging voorlopig verblijf aan te vragen voordat men Nederland mag inreizen.

Dit vereiste geldt niet voor asielaanvragen. Echter, een herhaalde asielaanvraag (in te dienen op afspraak in Aanmeldcentrum Ter Apel) wordt in zeer veel gevallen direct in de snelle 48-uurs procedure afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd.