Ministerie van Defensie

Ministerie van Defensie

Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88

Aan De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag

Datum 6 juni 2007
Ons kenmerk HDAB 2007016287
Onderwerp Kamervragen en antwoorden jaarverslag Defensie 2006

Gevoegd de antwoorden op de kamervragen (verzoek 07-DEF-B-045) over het jaarverslag Defensie 2006 (Kamerstuk 31 031 X, nr. 1).

DE MINISTER VAN DEFENSIE DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Pagina 1/25

Ministerie van Defensie

1 Op welke locatie wordt de Nederlandse clustermunitie opgeslagen? Op welke wijze wordt dat beheerd?

Uit veiligheidsoverwegingen worden geen mededelingen gedaan over de opslaglocaties van specifieke typen munitie. Dat geldt ook voor clustermunitie. Het beheer van deze munitie geschiedt volgens de wettelijke vereisten.

2 Wat waren de juridische kosten van de incidenten met personeel van de Krijgsmacht in Noorwegen, op de Tjerk Hiddes en, recent in 2007, op Kreta?

Naar aanleiding van het incident in Noorwegen is circa 10.000 aan de slachtoffers betaald. Voor het incident op de Tjerk Hiddes is 45.000 aan schadevergoeding en proceskosten betaald. Naar aanleiding van het incident op Kreta is circa 5.500 betaald aan advocaat- en proceskosten. Overigens is een deel van de schade vergoed door de desbetreffende militairen persoonlijk. Daarnaast is een deel van de kosten verhaald op de desbetreffende militairen.

3 Waarom moet het Veteraneninstituut afhankelijk zijn van inkomsten van loterijen?

De Stichting het Veteraneninstituut (SVi) is een belangrijke partner bij de uitvoering van het veteranenbeleid van Defensie. De SVi ontvangt daarvoor een jaarlijkse subsidie van Defensie. In 2007 bedroeg dit circa 4,2 miljoen. Daarnaast heeft de SVi inkomsten uit subsidies van onder meer het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg, dat op zijn beurt weer bijdragen ontvangt van de Bankgiro Loterij en de Lotto. Er is dus geen sprake van eenzijdige afhankelijkheid van inkomsten uit loterijen, maar - zoals voor particuliere organisaties niet ongebruikelijk is - ontvangt het SVi aanvullende inkomsten uit andere bronnen.

4 Wat waren de uitkomsten van het vervolgonderzoek van de Commissie van Maanen II? Bestaat er bij de civiele autoriteiten behoefte aan aanvullende helikopterondersteuning vanuit het ministerie van Defensie? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?

Pagina 2/25

Ministerie van Defensie

De commissie Van Maanen II heeft onderzoek gedaan naar de behoefte aan helikoptercapaciteit in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) en voor de ondersteuning van de Dienst Speciale Interventies (DSI). Daarnaast zijn de mogelijkheid en wenselijkheid onderzocht om de diversiteit aan typen overheidshelikopters te beperken en te komen tot één organisatie bij het Rijk voor de aanschaf en het beheer daarvan.

De commissie is van mening dat de bundeling van het beheer en onderhoud op dit moment geen voordelen lijkt te hebben. Wel meent de Commissie dat door de uitfasering van de Lynx bij Defensie en de instroom van de NH-90 een nieuwe situatie ontstaat die heroverweging van het beheer en onderhoud weer actueel maakt. De commissie beveelt aan in dat kader te streven naar onderbrenging van het beheer en het onderhoud van overheidshelikopters in één agentschap. Daar kunnen ook de traumahelikopters bij worden betrokken. De commissie adviseert hiervoor een interdepartementale studiegroep op te richten. De betrokken ministeries zijn in overleg over de adviezen van de commissie Van Maanen II.

5 Wanneer zal de personele reductie van 11.700 personeelsleden helemaal voltooid zijn?

In de Prinsjesdagbrief 2003 is een reductie van 11.700 functies aangekondigd, een maatregel die mede moest bijdragen tot het `nieuwe evenwicht'. Sindsdien zijn de defensieonderdelen ingrijpend gereorganiseerd en is de besturing van Defensie vernieuwd. Inmiddels is ook het grootste deel van de functies geschrapt. Enkele maatregelen zijn vertraagd, maar de resterende reducties - 2500 functies, zoals gemeld met de vierde voortgangsrapportage in 2006 over de uitvoering van de migratie van de formatie (Kamerstuk 30 800 X, nr.90) - zullen grotendeels nog in 2007 worden uitgevoerd. Zoals gemeld in de brief van 19 oktober 2006 over de kwalitatieve mismatch (Kamerstuk 30 800, nr. 24) loopt een aantal reorganisatieprocessen nog door na 2007. Deze zullen in 2011 zijn voltooid.

6 Hoeveel personeelsleden zijn via outplacement aan een betrekking elders geholpen? Hoe lang duurde een dergelijk outplacement traject gemiddeld?

Pagina 3/25

Ministerie van Defensie

Hoeveel kosten waren hier mee gemoeid?

Tot eind april 2007 zijn 195 herplaatsingkandidaten extern herplaatst. Een dergelijk herplaatsingtraject duurde gemiddeld bijna veertien maanden. Met deze trajecten zijn per kandidaat de volgende kosten gemoeid:


- Bemiddelingskosten: 3000 euro;

- Opleidingskosten: gemiddeld 3450 euro.

Voor elke externe herplaatsing ontvangen de externe partners een bonus. Deze bedraagt 1492 euro voor plaatsingen binnen één jaar en 1046 euro voor plaatsing na één jaar.

7 Hoeveel afgevloeide personeelsleden maken gebruik van een wachtgeldregeling? Hoeveel kosten zijn hier mee gemoeid? Wilt u een overzicht geven van het aantal en de duur van de wachtgeldregelingen, uitgesplitst naar rang, functie en leeftijdscategorie? Hebben deze wachtgeldregelingen een contractbasis?

Het is niet mogelijk gebleken de voor de beantwoording van deze vraag benodigde informatie op deze korte termijn te vergaren. Defensie streeft ernaar het antwoord op deze vraag alsnog aan u te doen toekomen vóór het Wetgevingsoverleg van 27 juni 2007.

8 Zijn de doelstellingen m.b.t. `binding en behoud van personeel in vooral de moeilijk te vullen knelpuntcategorieën' gehaald? Zo neen, waarom niet? Wat waren die doelstellingen? Wat zijn de knelpuntcategorieën?

De doelstellingen voor binding en behoud zijn niet volledig gehaald. De tegenvallende resultaten zijn te wijten aan onder meer de goede arbeidsmarktpositie van specifieke categorieën personeel en een aantrekkende arbeidsmarkt. De doelstellingen voor binding en behoud zijn vooral gericht op de knelpuntcategorieën in het middenkader, zoals technische specialisten, vliegers, medisch personeel, genie en de explosievenopruimingsdienst.

Pagina 4/25

Ministerie van Defensie

9 Aangegeven wordt dat overschotten van arbeidsvoorwaardengeld via een intertemporele schuif worden overgeheveld naar 2017-2030. Hoeveel jaren aan overschotten betreft het? Waarom is er enerzijds sprake van overschotten, terwijl er anderzijds intensiveringen op de personeelsexploitatie nodig worden geacht?

Het gaat gedurende de periode 2006-2017 om overschotten en gedurende de periode 2018-2030 om tekorten. Het arbeidsvoorwaardengeld is bestemd voor de arbeidsvoorwaardenakkoorden en niet voor intensiveringen op het gebied van de personeelsexploitatie. De intertemporele schuif was noodzakelijk voor de toekomstige dekking van de in 2006 gesloten arbeidsvoorwaardenovereenkomst.

10 Op welke wijze is de overschrijding van 102,9 miljoen euro op de post 'uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' gefinancierd?

De overschrijding is geaccommodeerd binnen de structurele voorziening `uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' van HGIS.

11 Welke nader te specificeren overschrijdingen van het ISAF III budget zijn daadwerkelijk te beschouwen als `niet te voorzien'? Met welke nader te specificeren overschrijdingen had van te voren rekening kunnen en/of moeten worden gehouden? Bent u inmiddels in staat om een realistische begroting voor de kosten van een dergelijke missie op te stellen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om in de toekomst realistischer te begroten? Kunt u deze begroting splitsen in uitgavencategorieën?

Niet te voorziene overschrijdingen waren onder andere: de latere verplaatsing van het F- 16-detachement van Kabul naar Kandahar, de verhoging van het aantal F-16's, de verhoging van de VVHO-toelage (vergoeding voor deelneming aan vredes- en humanitaire operaties), de stijging van het aantal militairen in het missiegebied en de extra inhuur van luchttransport. Bij de opstelling van de initiële begroting wordt rekening gehouden met de op dat moment bekende uitgangspunten, inzichten en ervaringen. In dat verband is inmiddels een interne studie gestart naar de kosten van crisisbeheersingsoperaties. Daarin worden ook de ramings- en begrotingsaspecten bezien. De begroting van Defensie is overigens reeds opgesplitst in

Pagina 5/25

Ministerie van Defensie

uitgavencategorieën.

12 Wordt, om de beheersbaarheid en controleerbaarheid te vergroten, een onderscheid gemaakt in de begroting voor missies in kosten voor de opzet van de missie en die van de uitvoering? Zo neen, waarom niet?

Ja, bij de initiële raming van een crisisbeheersingsoperatie worden de fasen voorbereiding, inzet en voltooiing onderscheiden.

13 Waarom zijn de kosten van het verbruik van munitie van de F-16's in Afghanistan, die immers een gevechtstaak hebben, niet voorzien in de begroting? Is er bij andere eenheden ook sprake geweest van niet of onvoldoende begroten van munitieverbruik?

De kosten van het munitieverbruik zijn niet meegenomen in de begroting omdat op dat moment (begin 2005) niet was te voorzien in welke mate de F-16's bij gevechtshandelingen zouden worden betrokken. Voorafgaand aan de ontplooiing van ISAF Stage-III in Zuid-Afghanistan was ook niet duidelijk in hoeverre de F-16's voor gevechtshandelingen ingezet zouden worden. Bij de initiële integrale raming voor ISAF Stage-III is wel rekening gehouden met munitieverbruik. Deze raming is aangepast en gemeld in de stand van zaken brief Afghanistan van oktober 2006 aan de Kamer (Kamerstuk 27925, nr. 237).

14 In hoeverre moet de aanschaf van de Bushmasters tot de additionele kosten van de deelname aan ISAF III gerekend worden? Deze patrouillewagens zullen toch ook voor andere operaties ingezet kunnen worden?

De aanschaf van de Bushmasters komt niet ten laste van HGIS. Ten behoeve van de aanschaf van deze voertuigen is bij Najaarsnota het Defensiebudget verhoogd met 25 miljoen. De met deze voertuigen samenhangende exploitatie-uitgaven behoren wel tot de additionele uitgaven van de bijdrage aan ISAF in Zuid-Afghanistan en komen wel ten laste van HGIS.

15 Aangegeven wordt dat in 2006 meer militairen uitgezonden waren geweest dan

Pagina 6/25

Ministerie van Defensie

oorspronkelijk begroot. Hoe verhoudt zich dit tot het officieel vastgestelde ambitieniveau? Verwacht u dat de aantallen uitgezonden militairen de komende jaren lager zullen zijn?

Het aantal in 2006 uitgezonden militairen valt binnen het in 2006 geactualiseerde ambitieniveau van Defensie (zie de Actualiseringsbrief `nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen', Kamerstuk 30 300 X, nr. 107). De ontwikkeling van het aantal uitgezonden militairen is afhankelijk van de politieke besluitvorming over de toekomstige Nederlandse deelneming aan operaties en de omvang daarvan.

16 Waarop is het bedrag van 60 miljoen aan VN-contributies gebaseerd? Hoe verhoudt zich dat tot de bijdragen van andere landen, en tot het feit dat Nederland nauwelijks deelneemt aan VN-operaties?

Dit bedrag betreft de Nederlandse bijdrage aan de bekostiging van VN-geleide crisisbeheersingsoperaties. De hoogte daarvan is afhankelijk van het bruto nationaal product (BNP) van een lidstaat. Het Nederlandse aandeel in dit VN-budget bedraagt 1,69% en staat los van de Nederlandse deelneming aan VN-geleide crisisbeheersingsoperaties.

17 Waardoor is de lage personele vullingsgraad van de CZSK-organisatie veroorzaakt, gegeven het feit dat het aantal oppervlakteschepen in de afgelopen jaren fors gereduceerd is?

De lage personele vullingsgraad van de reguliere CZSK-organisatie is voornamelijk veroorzaakt door de inzet van personeel in niet-organiek verband, zoals de Provinciale Reconstructie Teams in Afghanistan (tot oktober 2006) en door de personele vulling van de diverse afstotingsprojecten (fregatten aan België, mijnenbestrijdingsvaartuigen aan Letland en maritieme patrouillevliegtuigen aan Duitsland en Portugal).

18 In hoeverre was de neerwaartse bijstelling van het ambitieniveau halverwege 2006 incidenteel? Kan het CZSK het ambitieniveau voor de komende jaren volledig waarmaken, gegeven het feit dat er nog meer fregatten verkocht zullen worden, en gezien het gat dat daardoor in de vloot zal ontstaan totdat de patrouilleschepen

Pagina 7/25

Ministerie van Defensie

volledig operationeel zijn?

De bewuste passage gaat over een verlaging van het activiteitenniveau van CZSK. Het ambitieniveau van CZSK is sinds de Actualiseringsbrief `nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen' (Kamerstuk 30 300 X, nr. 107) namelijk niet veranderd. De aanpassing ten gevolge van de personele onderbezetting was inderdaad incidenteel en betrof een vervroeging van zes maanden van een reeds voorziene beperking als gevolg van de verkoop van fregatten. Totdat de patrouilleschepen volledig operationeel zijn kunnen niet alle ambities op het gewenste niveau worden uitgevoerd. Zo zal de deelneming van fregatten aan de NRF tijdelijk worden teruggebracht tot één eenheid als 'non-standing element' (dus niet permanent) verbonden aan één van de twee `Standing NATO Maritime Groups'. Door de introductie van de patrouilleschepen vanaf 2010 zal de druk op de fregatten - voor het uitoefenen van taken in het lage deel van het geweldspectrum
- gaan afnemen.

19 In het jaarverslag wordt nadrukkelijk ingegaan op uw beleidsprioriteiten en op de invulling daarvan. De daling van de meting van doelstellingen, prestaties en middelen lijken daarmee sterk te contrasteren. Hoe verklaart u dat grote contrast?

Het beleidsverslag kijkt terug op de beleidsprioriteiten voor 2006. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de invulling van de beleidsprioriteiten zoals verwoord in de begroting 2006. Naast deze specifieke beleidsprioriteiten wordt in het jaarverslag ook gerapporteerd over de beleidsartikelen, de algemene taken van Defensie en de uitvoering van activiteiten op het gebied van de gereedstelling en de inzet van eenheden. Deze activiteiten werden door vaak onvoorziene factoren beïnvloed. De gevolgen hiervan voor de gereedstellings- en inzetactiviteiten en de daaraan verbonden doelstellingen, prestaties en middelen zijn in het jaarverslag verwoord en zijn een aanvulling op de verantwoording over de beleidsprioriteiten in het beleidsverslag.

20 Gesteld wordt dat de ondersteuning van de verkoop van 18 F-16's aan Chili een negatieve invloed heeft gehad op de materiële gereedheid en geoefendheid van de resterende F-16's. Voorziet u soortgelijke problemen bij de verkoop van F-16's aan Jordanië?

Pagina 8/25

Ministerie van Defensie

Bij de verkoop aan Jordanië gaat het om zes F-16's tegen achttien F-16's bij de verkoop aan Chili. Het bij de verkoop aan Jordanië inbegrepen ondersteuningspakket is minder omvangrijk. Er zal in beperkte mate een beroep worden gedaan op de personele en materiële capaciteiten van het CLSK. Derhalve is de verwachting dat de effecten op de operationele inzetbaarheid in Nederland eveneens beperkt zullen zijn.

21 In hoeverre zult u bijdragen aan de mogelijk landelijke implementatie van het camerasysteem @migo?

Defensie heeft het project @migo in aanmerking gebracht voor het beleidsprogramma van het kabinet waarover binnenkort besluitvorming is voorzien.

22 Kunt u nader ingaan op de nieuwe beleidsvisie van de DMO ten aanzien van defensiebrede materieellogistiek en Research & Development? Hoe verhoudt deze zich tot de Defensie Industrie Strategie?

De beleidsvisie ten aanzien van de materieellogistiek en het 'Research & Development' bestaat grotendeels uit een periodieke herijking en actualisering van het bestaande beleid, waarin nieuwe inzichten zijn verwerkt. De Defensie Industrie Strategie (DIS) betreft een studie naar de toekomstige relatie tussen Defensie en de defensiegerelateerde industrie. Over de resultaten van deze studie, die Defensie in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken uitvoert, zal de Kamer op korte termijn worden geïnformeerd. De visie op de Defensie Industrie Strategie en de visie op de materieellogistiek en het 'Research & Development' bij Defensie zijn op elkaar afgestemd en vormen een integraal deel van het defensiebeleid.

23 Heeft de Defensie Materieelorganisatie voldoende gekwalificeerd personeel om voor een adequate administratie zorg te dragen? Zo niet, waarom niet?

De DMO heeft momenteel geen ernstige personele tekorten voor het voeren van de administratie.

24 Waarom bedraagt het verschil in aangegane verplichtingen maar liefst 1,8 miljard, terwijl er een oorspronkelijk niet begrote verplichting aangegaan is voor

Pagina 9/25

Ministerie van Defensie

het groot pantserwielvoertuig van 593,6 miljoen? Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van verplichtingen bij materieelprojecten waarvan is afgezien, en om welke redenen? Dreigt straks een boeggolfeffect te ontstaan?

Het verschil van 1,8 miljard in aangegane verplichtingen is veroorzaakt door het niet aangaan van bepaalde verplichtingen in het verslagjaar, terwijl de begroting 2006 daar wel van uitging. Zo zijn geen verplichtingen aangegaan voor de projecten `Vervanging Hr.Ms. Zuiderkruis', `Tactical Tomahawk' en `F-16 zelfbescherming'. Voorts zijn voor enkele projecten minder verplichtingen aangegaan dan aanvankelijk begroot, zoals het NH-90-project en de projecten `Vervanging ComPatriot' en `Apache zelfbescherming'. Verder is een deel van het bovengenoemde verschil terug te voeren op de projecten 'Vervanging F-16' en de aanschaf van de Chinook-helikopters. Voor beide projecten was gezamenlijk een aanzienlijk bedrag geraamd, maar in het verslagjaar is slechts een klein gedeelte daarvan gerealiseerd. De redenen daarvoor zijn een langer durende besluitvorming respectievelijk een trager verwervingstraject dan verwacht.

Een boeggolfeffect houdt geen verband met het al dan niet aangaan van verplichtingen. In het algemeen gesproken wordt een boeggolfeffect veroorzaakt door een samenloop in de fasering van de uitgaven.

25 Waarom is er bij de zee-, land- én luchtstrijdkrachten sprake van onderrealisatie bij de investeringen? Hoe verhoudt zich dit tot het streven om het investeringspercentage te verhogen?

De onderrealisatie is hoofdzakelijk het gevolg van verschuivingen van betalingen. Zo werden sommige betalingen al in 2005 gedaan, terwijl andere betalingen pas in 2007 zullen plaatshebben. Verder vielen betalingen lager uit als gevolg van aangepaste betalingsregelingen bij aanschaffingen in de Verenigde Staten (de zogenaamde `special billing arrangements'). De lager uitgevallen betalingen doen geen afbreuk aan het streven het investeringspercentage te verhogen en zijn slechts het gevolg van gewijzigde betalingsschema's. Defensie streeft naar een investeringspercentage van minstens 20. In 2006 is dat gehaald.

26 Waarom heeft de overeenkomst van de derde en vierde Hercules pas eind 2005

Pagina 10/25

Ministerie van Defensie

plaatsgehad, waardoor vertraging is ontstaan in het leverings- en betalingsschema? In hoeverre bent u verantwoordelijk voor de ontstane vertraging bij de verwerving van deze cruciale transportcapaciteit?

Vanwege de beperkte beschikbaarheid van personeel duurde het enige tijd voordat de verwervingsvoorbereiding kon worden voltooid. De Kamer is in september 2005 per brief (Kamerstuk 29 800 X, nr. 125) geïnformeerd over de voorgenomen aanschaf van twee tweedehands C-130 toestellen. Na de parlementaire behandeling kon in november 2005 worden overgegaan tot ondertekening van het contract.

27 Is de kostenstijging bij MULAN geheel te wijten aan het feit dat `een aantal kleinere projecten onder de noemer en integrale aanpak van MULAN is gebracht? Zo ja, betreft het hier dan een louter administratieve overheveling van begrotingsposten? Zo neen, kunt u de meerkosten nader uitwerken?

De kostenstijging bij MULAN komt deels voort uit een overheveling van budget voor kleinere projecten. Daarnaast wordt de kostenstijging veroorzaakt door een combinatie van hogere kosten verbonden aan het ombouwen van applicaties naar de MULAN- standaarden en door een aanzienlijk groter aantal applicaties dat moet worden omgebouwd.

28 Betekent de conclusie in 2006 dat de invoering van SPEER `grote gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering' dat er fouten zijn gemaakt bij de pakketselectie en de aanbesteding? Zo neen, waren deze problemen dan niet te voorzien? Zo ja, wordt de bedrijfsvoering nu bij het ERP-pakket aangepast, of wordt het pakket aan de bedrijfsvoering aangepast? Waarop is de verwachting gebaseerd dat `de uiteindelijk te behalen besparing ongewijzigd blijft'?

De doelstelling van SPEER is om defensiebreed, zowel op het financiële als op het materieellogistieke vlak, gestandaardiseerde processen en informatiesystemen in te voeren. Het gaat hierbij ook om de verbetering van de bijbehorende besturing en bedrijfsvoering. Om deze brede doelstelling te bereiken is een standaard ERP-pakket (SAP) aangeschaft. Aangezien met dit pakket voldoende rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van de defensieorganisatie, was het niet nodig deze software

Pagina 11/25

Ministerie van Defensie

aan te passen voor toepassing bij Defensie. Vanaf de start van SPEER is voorzien dat de invoering van ERP gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering. Bij de besturing en beheersing van het project SPEER is hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden. In 2006 werden de gevolgen voor de bedrijfsvoering in meer detail duidelijk en is het ERP- programma herijkt om de invoering van ERP beter beheersbaar te maken. Deze herijking heeft niet geleid tot een gewijzigde ambitie of een verandering van de voorziene opbrengsten, maar wel tot een andere fasering van activiteiten. Bij de invoering van ERP is het naar verwachting mogelijk, op grond van ervaringscijfers bij andere (defensie)organisaties, 1030 FTE en uiteindelijk jaarlijks 80 miljoen aan bedrijfsvoeringkosten te besparen.

29 Wanneer zal de SPEER-ondersteuning van de bevoorradingsketen operationeel worden? Kunnen hiervan spoedig verbeteringen van het voorraadbeheer worden verwacht?

De ERP-ondersteuning van de bevoorradingsketen wordt operationeel in de periode 2010 - 2013. In dezelfde periode zal daardoor ook het voorraadbeheer worden verbeterd.

30 Heeft de tijdelijke stillegging van DIV-online een relatie met de vertraging bij Mulan? Betekent de behoefte aan een `high level design' (redesign?) dat het project is vastgelopen?
Wat zijn de risico's van dit uitstel voor `uitzendingen, inlichtingen en besluitvorming'? Welke maatregelen heeft u genomen om deze risico's te beperken?

Het tijdelijk stopzetten van het project DIV-online tot na 2008 houdt geen verband met de vertraging bij MULAN. Van 2007 tot 2008 worden de voorwaarden geschapen voor een beheerste invoering. Een van deze randvoorwaarden is de ontwikkeling van een `high level design', waarmee de relaties met andere IV-projecten inzichtelijk worden gemaakt. Hiermee kan een goede afstemming tussen IV-projecten worden bereikt. Het risico van dit uitstel voor `uitzendingen, inlichtingen en besluitvorming' is dat deze beperkt kunnen worden ondersteund met ICT-middelen. De risicobeperkende maatregelen die zijn genomen, betreffen onder meer de inzet van standaard ICT-

Pagina 12/25

Ministerie van Defensie

middelen en aanpassing van de bedrijfsvoering. De risico's worden daarmee beheersbaar en aanvaardbaar.

31 Hebben de vertragingen bij MULAN, DIV-online en SPEER een directe relatie met de matige prestatie op het gebied van uw bedrijfsvoering en voorraadbeheer?

Alleen bij de vertraging van SPEER is sprake van een direct verband met de prestaties op het gebied van bedrijfsvoering en voorraadbeheer. Zolang de bestaande `legacy' systemen, die een deel van de administratieve voorraadverschillen veroorzaken, nog in gebruik zijn, zijn grote verbeteringen niet mogelijk. Deze worden pas mogelijk bij de invoering van SAP. Wanneer SPEER vertraagt, moeten voor een langere periode specifieke maatregelen worden genomen door de tekortkomingen in de `legacy' systemen op te vangen.

32 Welke maatregelen worden genomen om de opvolger van de F-16 in te passen in de ERP-omgeving van het ministerie van Defensie?

Defensie is bekend met de situatie waarin een nieuw wapensysteem vergezeld gaat met een eigen (volledig) geautomatiseerd en integraal bedrijfsvoering- en instandhoudingconcept. Zonder nader beleid kan een situatie ontstaan dat de nationale ketens van bedrijfsprocessen voor de diverse wapensystemen verschillend zijn ingericht en door verschillende oplossingen (bedrijfsvoering en informatievoorziening) worden ondersteund. Daarnaast kan deze situatie de beoogde harmonisatie van bedrijfsprocessen en de daarvoor benodigde ondersteuning verstoren. Om die reden is een beleidskader ontwikkeld op basis waarvan keuzes kunnen worden gemaakt over het al dan niet gebruiken van specifiek bij het wapensysteem meegeleverde informatiesystemen.

33 Waarom was bij de MIVD sprake van lagere uitgaven voor salarissen van het militaire personeel?

Dit betreft een redactionele onvolkomenheid in het jaarverslag. De genoemde lagere uitgaven voor salarissen houden geen verband met de MIVD, maar met de Bestuursstaf. Deze lagere uitgaven worden veroorzaakt door een vertraagde personele vulling van de

Pagina 13/25

Ministerie van Defensie

Bestuursstaf.

34 Hoe verhoudt zich de bewuste keuze van het management om de verbeteringen in de bedrijfsvoering te bereiken met kleine stapjes voorwaarts met de door de Algemene Rekenkamer geuite kritiek op het financieel en materieel beheer? Leidt het vertraagd invoeren van een deugdelijk financieel en materieel beheer niet tot incidentele verhoging van de exploitatiekosten door onnodige verwervingen, extra interne controles en andere 'lapmiddelen'?

Vanaf 2006 is, in overleg met de Algemene Rekenkamer, ervoor gekozen verbeteringen in de bedrijfsvoering structureel te beleggen en niet alleen symptomen van tekortkomingen te bestrijden. Dit impliceert dat verbetertrajecten langer duren en dat het effect niet altijd direct merkbaar is. Bij de planning van de interne controles wordt prioriteit gegeven aan de realisatie van de verbetertrajecten. Deze controle leidt niet tot extra exploitatiekosten.

35 Heeft u voldoende gekwalificeerd personeel om voor een adequate bedrijfsvoering zorg te dragen? Zo niet, hoe kan daarin worden voorzien?

Op het gebied van het financiële beheer en het materieelbeheer is sprake van tekorten aan gekwalificeerd personeel. De belangrijkste oorzaak hiervan is de aantrekkende arbeidsmarkt, maar ook de ingrijpende reorganisaties en de verkleining van de defensieorganisatie hebben daartoe bijgedragen. Door middel van intensieve werving, het gericht op functie plaatsen van schaars personeel en door extra opleidingsinspanningen wordt getracht deze tekorten terug te dringen.

36 Op p. 87 wordt gesproken over het artikeloverschrijdend zijn van de doelstellingen van het ministerie van Defensie. Kunnen er verbanden worden gelegd tussen Defensieonderdelen, gemaakte kosten, geleverde prestaties e.d.? Hoe hoopt u e.e.a., in de toekomst meer inzichtelijk te maken? Speelt de (hopelijk tijdelijke) problematiek van de structurele wijzigingen van de krijgsmacht ook nog een rol bij de tegenvallende prestaties bij de begrotingsinformatie? Zo ja, welke? Wat zouden in dat verband de perspectieven voor de komende jaren zijn?

Pagina 14/25

Ministerie van Defensie

Elk operationeel commando levert overwegend specifieke producten en eenheden binnen het kader van de algemene defensiedoelstellingen. Aan de verbetering van het kosteninzicht wordt de komende jaren extra prioriteit gegeven. Voorts wordt aandacht besteed aan de vergroting van het inzicht in de relaties tussen de operationele eenheden en de ondersteunende eenheden (DMO en CDC), de zogeheten klant/leverancier-relatie. De wijzigingen in de krijgsmacht hebben nauwelijks invloed op de kwaliteit van de niet-financiële informatie.

37 In welke mate hebben de operatie in Afghanistan en de grootscheepse reorganisatie die moest leiden tot 'Nieuw Evenwicht' geleid tot de tegenvallende prestaties bij de begrotingsinformatie? Zullen nieuwe reorganisaties tot verder uitstel leiden van de verbetering van de beleidsinformatie?

De operatie in Afghanistan en de grootscheepse reorganisatie hebben weinig invloed gehad op de prestaties bij de begrotingsinformatie. Defensie geeft weliswaar een hoge prioriteit aan de uitvoering van operaties maar handhaaft tegelijkertijd het minimumniveau voor het financiële beheer en het materieelbeheer. De lopende en geplande reorganisaties leiden naar verwachting niet tot uitstel van verbetering van de beleidsinformatie.

38 Welke maatregelen heeft u getroffen om het munitiebeheer op orde te brengen? Hoe vaak is er in het afgelopen begrotingsjaar aangifte gedaan van materieeldiefstal; wat werd er vermist en welke veroordeling volgde? Hoe wordt onderscheid gemaakt tussen slecht beheer en diefstal?

Vanwege de overeenkomst van deze vraag met de vragen die door de vaste commissie voor Defensie zijn gesteld naar aanleiding van het ARK-rapport (Kamerstuk 31 031 X, nr. 2) over het jaarverslag Defensie 2006, wordt deze vraag geïntegreerd in de beantwoording van de vragen over het ARK-rapport.

39 Welke "restpunten en garantieclaims" worden met betrekking tot de LCF-fregatten niet eerder dan medio 2007 afgedaan? Kunt u een overzicht geven en kunt u tevens aangeven wat dat betekent voor de reeds publiek gemaakte voornemens van de regering om geen kruisvluchtwapens op dit type fregatten aan te brengen?

Pagina 15/25

Ministerie van Defensie

De restpunten en garantieclaims waarop wordt gedoeld betreffen achtereenvolgens de problemen met de gasturbine, de levering en de plaatsing van nieuwe schroefbladen, en de levering van delen van `Integrated Logistic Support' (ILS)-producten. Deze restpunten en garantieclaims hebben uitsluitend betrekking op het bouwmeestercontract van het project `Luchtverdedigings- en Commandofregatten' (LCF). Er is geen relatie met het afzien van het voornemen kruisvluchtwapens aan te schaffen.

40 Waarom staan er nog voorschotten open voor de SDD-fase van het JSF- programma? Kunt u aangeven voor wie of wat die voorschotten bedoeld zijn?

De betalingen voor deelneming aan de SDD-fase worden verricht volgens een betalingsschema dat loopt tot 2012. In de administratie van Defensie staan deze betalingen als voorschotten geboekt. Na bevestiging van de besteding van de gelden door het JSF `Project Office' worden de betalingen afgeboekt door middel van verrekening. Deze procedure is vastgelegd in het SDD-verificatieplan. De Audit Dienst Defensie (ADD) stelt jaarlijks vast of de voorschotten conform de overeengekomen procedure rechtmatig worden verrekend en getrouw worden verantwoord.

41 Is de overschrijding met personele kosten bij DTO met 68% volledig terug te voeren op inhuur? Waren de kosten van inhuur van tijdelijk personeel niet meegenomen in de begroting van projecten als SPEER, Mulan, People Soft e.d.? Zo neen, waarom niet? Zo ja, voor welke werkzaamheden en/of projecten zijn deze extra kosten gemaakt? Waren deze meerkosten niet voorzien? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom zijn ze niet ordentelijk begroot? Wordt in de begroting 2008 wel rekening gehouden met deze kosten? Welke structurele maatregelen zijn genomen om deze kosten terug te brengen?

De overschrijding van de oorspronkelijk vastgestelde begroting bedraagt geen 68%, maar 44% ( 200 miljoen realisatie ten opzichte van 139 miljoen is 44%). Een groot deel van deze overschrijding wordt veroorzaakt door de inhuur van tijdelijk personeel en door de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden (CAO, 4% stijging) begin 2006, met een terugwerkende correctie over 2005.

Pagina 16/25

Ministerie van Defensie

De inhuur van tijdelijk personeel kan worden verdeeld in drie categorieën: inhuur voor vacatures die niet te vullen zijn, inhuur voor projecten ter verbetering van de bedrijfsvoering en dienstverlening en inhuur voor projecten. Voor zover het mogelijk was in deze inhuurbehoefte te voorzien is daar in de begroting rekening mee gehouden. Bepaalde projecten verlopen anders dan verwacht, waardoor de inhuur soms langer heeft geduurd dan was voorzien. Ook worden in de loop van het jaar door de klant soms aanvullende behoeften gesteld die extra inhuur noodzakelijk maken. Tot slot levert DTO ook diensten aan `tweeden' in het kader van de samenwerking op het gebied van openbare orde en veiligheid (OOV). Ook voor deze diensten wordt inhuur gepleegd die niet volledig vooraf te ramen is.

In de begroting 2008 wordt rekening gehouden met deze kosten. Voor zover de meerkosten gekoppeld zijn aan de eerder genoemde projecten hebben deze per definitie een tijdelijk karakter.

42 Kunt u aangeven of het inhuren van personeel voor Paresto voldoet in het oplossen van de moeizame vervulling van vacatures? Is dit probleem thans structureel opgelost?

Het merendeel van de functies bij Paresto is op dit moment gevuld met eigen personeel. Er is derhalve nauwelijks sprake van een vacatureprobleem of moeizaam te vullen functies.

43 Waarop is de salarisstijging van de CDS met ruim 13% gebaseerd? Is er een relatie tussen speciale prestaties en deze salarisstijging?

De CDS heeft in het jaar 2006 een gratificatie ontvangen in verband met 35 jaar eervolle dienst bij het ministerie van Defensie. Er is ­ anders dan de eis dat sprake moet zijn van eervolle dienst ­ geen relatie met het functioneren van de militair die de diensttijdgratificatie ontvangt. Het betreft een reguliere rechtspositionele aanspraak.

44 Waarom wordt er premie betaald aan CDS en CDL voor een veertigurige werkweek?

Pagina 17/25

Ministerie van Defensie

Werknemers van Defensie hebben een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week. Op verzoek kunnen zij kiezen voor een variant waarbij zij gemiddeld 36 uur per week werken in een spaarvariant of met directe verwerking in hun rooster. Hiervoor leveren zij een deel van het salaris in. Werknemers kunnen ook kiezen voor het verlengen van de arbeidsduur van 38 uur naar gemiddeld 40 uur per week. Hiervoor ontvangen zijn een aanvulling op het salaris. De CDS en Commandant der luchtstrijdkrachten (C-LSK) maken gebruik van deze laatste variant en ontvangen derhalve een aanvulling op het salaris. Dit zijn reguliere rechtspositionele aanspraken.

45 Wat is de relatie tussen de `garantie vliegtoelage' en werkelijk gemaakte vliegkosten? Waarom worden de werkelijk gemaakte vliegkosten niet vergoed? Moeten CDS en CDL eventueel gemaakte extra vliegkosten zelf betalen?

De garantievliegtoelage betreft een arbeidsvoorwaardelijke aanspraak op een geleidelijke afbouw van de vliegtoelage waarop een militair, indien deze een vliegende functie heeft vervuld, aanspraak heeft. Het handelt niet om een vergoeding voor de kosten die de militair moet maken om zijn vliegvaardigheid op peil te houden. Deze kosten komen voor rekening van Defensie.

46 Is het `emolument huisvesting' een eenmalige uitkering of een jaarlijks salarisbestanddeel? Wordt de woning van de CDS in ruil voor dit emolument gebruikt voor officiële ontvangsten? Zo neen, waarom wordt dan dit emolument betaald? Zo ja, kunt u een overzicht geven van officiële gelegenheden die ten huize van de CDS zijn georganiseerd in 2006?

Het emolument huisvesting betreft een vergoeding voor het zelf voorzien in huisvesting. De CDS is op dusdanige afstand van Den Haag woonachtig dat, mede gelet op de inhoud van de functie, dagelijks reizen niet mogelijk is. Militairen hebben in een dergelijke situatie aanspraak op huisvesting (en voeding) voor rekening van Defensie. Gelet op de functie van de CDS is niet gekozen voor huisvesting in een Haagse kazerne maar voor een appartement in Den Haag.

47 Waarom is er aan één jachtvlieger een meerjarige bindingspremie van 84.200,- betaald? Is te verwachten dat meer jachtvliegers voor een dergelijke

Pagina 18/25

Ministerie van Defensie

bindingspremie in aanmerking komen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat zijn de criteria om voor een dergelijke premie in aanmerking te komen?

Een jachtvlieger heeft aanspraak op een jaarlijkse bindingspremie ter hoogte van thans 12.478,96. Het kan voorkomen dat een jachtvlieger ervoor kiest deze premie niet jaarlijks, maar na een aantal jaren in één keer te laten uitbetalen. Om hiervoor in aanmerking te komen moet een vlieger ten minste 29 en ten hoogste 40 jaar zijn en zich hebben verplicht tot de leeftijd van 41 jaar werkzaam te blijven als jachtvlieger.

48 Kunt u exact aangeven hoe binnen een jaar de administratie volgens de norm 'betrouwbaar" op orde kan zijn?

De jaarrekening van de baten-/lastendienst DTO wordt jaarlijks onderworpen aan een controle door de ADD. Over 2006 heeft de ADD een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening afgegeven. Als verbetermaatregel heeft DTO vastgesteld, hierin gesteund door de ADD, dat de administratie rondom de werkplekken verbetering behoeft. De beoogde verbeteringen worden met behulp van het programma BICL ('best in class logistics') ter hand genomen en in 2007 verwezenlijkt.

49 Heeft u, n.a.v. de conclusie van de ARK (in `Staat van de beleidsinformatie' over Boxer, p. 73-78) dat de Tweede Kamer bij de keus voor de Boxer onvoldoende is geïnformeerd omdat het p.v.e. van de Boxer geheel op dit type pantserwagen was toegeschreven, onderzocht waarom in dit specifieke geval van de DMP-spelregels is voorbijgegaan? Waarom zijn er geen alternatieven onderzocht?

Zie het antwoord op vraag 50.

50 Kan aan de conclusie van de ARK, dat de Tweede Kamer bij de keus voor de Boxer onvoldoende is geïnformeerd omdat het programma van eisen van de Boxer geheel op dit type pantserwagen was toegeschreven en dat er geen alternatieven in beschouwing zijn genomen zijn, een tweede conclusie worden verbonden dat Defensie in strijd met Europese aanbestedingsrichtlijnen heeft gehandeld? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft u ondernomen of gaat u ondernemen om dit in de toekomst te voorkomen?

Pagina 19/25

Ministerie van Defensie

In de A-brief van 18 april 1997 (Kamerstuk 25 000 X, nr. 74) is de Kamer gemeld dat om operationele, logistieke en politiek-industriële redenen is gekozen voor een Europese verwervingsstrategie, en wel in het bijzonder deelneming aan het `Gepanzertes Transport Kraftfahrzeug' (GTK)-project dat later de Boxer zou worden genoemd. Er is weloverwogen gekozen voor deze weg, omdat vroegtijdige deelneming aan dit project van belang was om een goede uitgangspositie voor de nationale industrie en onderzoeksinstituten te verwerven. Zoals uit de brief blijkt is een alternatief onderzocht, een Italiaans project, maar heeft het GTK-project om verschillende redenen de voorkeur gekregen.

Ik deel de conclusie van de Rekenkamer niet dat de Kamer bij de keuze voor deelneming niet actief betrokken zou zijn geweest of voor een voldongen feit zou zijn geplaatst. Op 11 juni 1997 zijn schriftelijke vragen van de Kamer over de A-brief beantwoord (Kamerstuk 25 000 X, nr. 83). De industriële participatie is op 11 november 1997 besproken in een algemeen overleg (Kamerstuk 23 181, nr. 5). Daarin bleek dat de Kamer de keuze van Defensie steunde. Vervolgens is de voorgenomen keuze voor deelneming aan het GTK-project verder toegelicht in de brief van 5 februari 1999 (Kamerstuk 26 396, nr. 1). Daarna is de Kamer op 9 januari 2001 in de B/C-brief (Kamerstuk 26 396, nr. 5) geïnformeerd dat inderdaad het besluit was genomen deel te nemen aan de GTK-ontwikkeling. Verder is in de brief van 24 januari 2001 (Kamerstuk 26 396, nr. 6) de keuze voor het GTK-voertuig nogmaals toegelicht en is dit voertuig vergeleken met een ander alternatief voertuig, de Piranha. Over dit onderwerp hebben de Kamer en de staatssecretaris op 18 januari 2001 en op 31 januari 2001 overlegd (Kamerstukken 26 396, nrs. 7 en 8). Tijdens het laatste overleg heeft de Kamer ingestemd met deelneming aan de ontwikkeling van het GTK-voertuig.

Ook deel ik de conclusies van de Rekenkamer niet dat het programma van eisen was toegespitst op één alternatief en dat de Kamer ook hierbij voor een voldongen feit zou zijn geplaatst. Reeds in de brief van 18 april 1997 (Kamerstuk 25 000 X, nr. 74) is uiteengezet dat het GTK-programma aansloot bij de Nederlandse eisen, waarbij is aangetekend dat bij een internationaal project altijd rekening moet worden gehouden met de wensen van de partners. In deze brief zijn de eisen in algemene zin uiteengezet. Zoals hierboven vermeld is de brief op 11 november 1997 besproken tijdens een

Pagina 20/25

Ministerie van Defensie

algemeen overleg. De eisen zijn verder uitvoerig aan de orde gekomen in de brief van 5 februari 1999. Het programma van eisen is in januari 2001 vertrouwelijk aan de Kamer ter inzage gegeven. Overigens merk ik op dat naar het oordeel van de Rekenkamer de eisen goed geformuleerd zijn, en dat uit de voorlopige testresultaten blijkt dat het voertuig voldoet aan deze eisen.

Met betrekking tot de EU-regelgeving merk ik op dat Defensie niet in strijd heeft gehandeld met de Europese aanbestedingsrichtlijnen aangezien bij deze aanschaf artikel 296 van het EU-verdrag van toepassing was. Volgens dit artikel kunnen lidstaten maatregelen treffen die noodzakelijk worden geacht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid en die betrekking hebben op de productie of handel in militair materieel.

51 Heeft, zoals de ARK stelt, de wens om tot OCCAR toe te treden hierbij een rol gespeeld? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?

Zoals uiteengezet in de brief van 18 april 1997 (Kamerstuk 25 000 X, nr. 74) heeft de regering gekozen voor deelneming aan het internationale GTK-project om zowel operationele, logistieke als politiek-industriële redenen. Het vaststellen van kwalitatieve eisen in een puur nationale context werd bij projecten van deze aard en omvang nagenoeg uitgesloten geacht. Ook logistieke en financiële overwegingen pleiten voor internationale standaardisatie en aansluiting bij reeds lopende projecten. Verder was een tijdige oriëntatie op een internationaal materieelsamenwerkingsproject van belang om de nationale industrie en onderzoeksinstellingen in een zo goed mogelijke uitgangspositie te brengen.

De toetreding tot Occar (`Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement') was geen voorwaarde om aan het GTK-project deel te nemen. Wel was, omgekeerd, het deelnemen aan een Occar-project een voorwaarde om lid te worden van Occar. Met de deelneming aan het GTK-project was aan deze voorwaarde voldaan en kon Nederland in beginsel toetreden tot Occar. In de Kamerbrief van 15 april 1997 (Kamerstuk 25 000 X, nr. 73) is meegedeeld dat de regering de toetreding tot Occar nastreefde. Het Occar-verdrag is op 26 maart 2001 ter goedkeuring overgelegd aan de Staten-Generaal (Kamerstuk 27 563, nr. 1). Op 16 oktober 2002 heeft de regering de

Pagina 21/25

Ministerie van Defensie

Kamer echter verzocht het verdrag niet verder in behandeling te nemen (Kamerstuk 27 563, nr. 8). Momenteel wordt de wenselijkheid van het Occar-lidmaatschap nog nader onderzocht.

52 Welke acties heeft u ondernomen om het principe `cost share is work share' bij de ontwikkeling van de Boxer in de praktijk te brengen? Wat waren de afspraken met Duitsland (en oorspronkelijk VK) aan het begin van dit project inzake workshare? Welke activiteiten gaat u ondernemen om alsnog een evenredige workshare voor Nederland binnen te halen?

Zoals bekend is de ontwikkeling van het GTK een gecompliceerd traject geweest. In de loop van de tijd is het werkaandeel voor de Nederlandse industrie gewijzigd. Uiteindelijk heeft de Nederlandse industrie een toereikend werkaandeel bij de ontwikkeling van het voertuig weten te behalen. Het uitgangspunt voor de werkverdeling was dat het werkaandeel voor de Nederlandse industrie gedurende de ontwikkeling moest overeenkomen met de financiële bijdrage aan de ontwikkeling van het gemeenschappelijke basisvoertuig (`costshare = workshare'). In percentages uitgedrukt betekende dit 33,3 voor elk van de deelnemende landen, te weten Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Vanwege de late toetreding tot het GTK-project werd voor Nederland rekening gehouden met een lager percentage (minimaal 13,5) in de ontwikkeling. Dit zou dan gedurende de serieproductie moeten worden gecompenseerd.

Nadat het Verenigd Koninkrijk het programma had verlaten, werd het lastig het werkaandeel in percentages uit te drukken, omdat het Verenigd Koninkrijk wel de financiële verplichtingen (`costshare') volledig zou nakomen. Een deel van het werkaandeel van het Verenigd Koninkrijk was bovendien al uitgevoerd. Dit betekende dat het restant van het Britse werkaandeel moest worden herverdeeld. De drie deelnemende landen zijn het hierover eens geworden. Uit het Britse werkaandeel heeft Nederland een voldoende groot werkpakket overgenomen om uiteindelijk de gehele Nederlandse financiële bijdrage aan de ontwikkeling terug te laten vloeien als werkaandeel. Er is bij de ontwikkeling dus voldaan aan het uitgangspunt `costshare = workshare'.

Voor de serieproductie is, zoals gemeld in de D-brief van 13 oktober 2006, in antwoord

Pagina 22/25

Ministerie van Defensie

op schriftelijke vragen hierover, en in de achtste jaarrapportage van 24 april 2007, (Kamerstukken 26 396, nr. 63, 64 en 66), vastgelegd dat ook hiervoor geldt `costshare = workshare'. In de D-brief wordt ook ingegaan op de stappen die zijn en worden ondernomen om tot een evenredig werkaandeel voor Nederland te komen. Op de verwezenlijking hiervan zullen de betrokken partijen toezien. De Kamer zal hierover te zijner tijd in de jaarrapportages worden geïnformeerd. De ADD zal de nakoming van de werkaandeelverplichtingen toetsen aan de hand van de jaarrapportages.

53 Is de gang van zaken rond de Boxer voor u aanleiding om de door de kamercommissie voorgestelde wijzigingen in het DMP onverkort in te voeren? Zo neen, waarom niet?

Met de brief van 16 juni 2006 (Kamerstuk 27 830, nr. 39) bent u geïnformeerd over de evaluatie van het DMP en de daaruit voortvloeiende verbeteringen. Voor de reactie op de voorstellen van de VCD over het DMP (06-DEF-N-004 van 20 november 2006) wordt verwezen naar de brief van 30 maart 2007 (Kamerstuk 27830, nr. 43).

54 Kunt u aangeven wat de stand van zaken is om vóór 2006 een geactualiseerde lijst van gevaarlijke stoffen, waarmee Defensie werkt, op te stellen? Wat is de reden van de vertraging?

Defensie heeft een voorlopige lijst opgesteld van stoffen met restricties. Op dit moment wordt een koppeling gemaakt tussen deze lijst en het verwervingsproces. Hierna volgt de uitvoeringsfase. De voorziene voltooiing in 2006 is vertraagd omdat de lijst aanzienlijk omvangrijker is dan was verwacht (ongeveer 1400 stoffen). Hierdoor is de lijst niet goed bruikbaar in het verwervingsproces. De capaciteit om de lijst verder uit te werken in handvatten voor de behoeftestelling ten behoeve van het verwervingsproces was, mede door prioriteitstelling in 2006, onvoldoende om deze werkzaamheden te voltooien. Verwacht wordt dat deze werkzaamheden in 2007 kunnen worden voltooid.

55 Kunt u garanderen dat in 2008 een lijst van stoffen die potentiële blootstelling aan emissies van PBT veroorzaken wordt opgesteld? Zo neen, waarom niet?

Defensie heeft een studie laten uitvoeren naar de aanwezigheid van persistente, bio-

Pagina 23/25

Ministerie van Defensie

accumulerende en toxische (PBT)-stoffen. Daaruit blijkt dat bij bepaalde productgroepen een risico is op PBT-stoffen. Voor de vaststelling en meting daarvan is nog nader onderzoek nodig en moeten criteria worden ontwikkeld. De invoering van de Europese REACH-verordening (Registratie, Evaluatie en Autorisatie van CHemische stoffen) vanaf 1 juni 2007 is een leidraad daarvoor. Gelet op de gefaseerde invoering van de REACH-verordening en de beschikbare implementatiecapaciteit is de lijst van PBT- stoffen naar verwachting niet in 2008 gereed.

56 Waarom is de studie naar de technische mogelijkheden om tot emissiereducties te komen voor het materieel met een hoge uitstoot van fijn stof nog niet afgerond? Wanneer verwacht u dat deze studie gereed is?

De studie is vooral vertraagd doordat de voltooiing en beoordeling van het voorafgaande onderzoek naar de belangrijkste veroorzakers van de uitstoot van fijn stof langer heeft geduurd dan voorzien. De studie komt naar verwachting dit jaar gereed.

57 Volgens welke beleidsbeslissing hebt u het verbruik van grondwater met 30% teruggedrongen? Is dat een structureel patroon? Zo neen, waarom niet?

Defensie wil meer inzicht in de belasting van het milieu die samenhangt met de taakuitvoering. In dat kader meet Defensie onder meer het water- en grondwaterverbruik. In het milieubeleid van Defensie is geen specifieke beleidsdoelstelling voor grondwater opgenomen. Defensie levert wel een bijdrage aan het rijksbeleid ten aanzien van duurzaam waterbeheer door voor twintig grote defensieobjecten waterbeheerplannen op te stellen. Deze plannen bevatten maatregelen voor waterbesparing, waterkwaliteitsverbetering en het vasthouden van water in het gebied. Het verbruik van grondwater over de afgelopen zes meetjaren fluctueert. Over de gehele lijn is sprake van een dalende trend. Deze dalende trend geeft geen aanleiding voor het ontwikkelen van specifiek beleid.

58 Waarom liggen de integrale waterbeheerplannen achter op schema? Kunt u garanderen dat de voorgenomen planning wordt gehaald? Zo neen, waarom niet?

Door de verschuiving van taken en verantwoordelijkheden op het gebied van

Pagina 24/25

Ministerie van Defensie

waterbeheer als gevolg van de reorganisatie van de defensieorganisatie is in 2006 enige vertraging ontstaan bij de opstelling van de waterbeheerplannen. Momenteel zijn twaalf waterbeheerplannen gereed en wordt aan zes plannen gewerkt. De waterbeheerplannen kunnen tijdig worden voltooid.

Pagina 25/24


---- --