PERSBERICHT VLUCHTELINGENCOLLECTIEF FRIESLAND

Leeuwarden, 7 juni 2007

TELEURSTELLING OVER VEEL TE ZUINIG PARDON

=ALBAYRAK MIST INZICHT
EN OFFERT NODELOOS SCHRIJNENDE GROEP
=CHRISTEN UNIE TOCH WEER TE ZUINIG;
CU-LEEUWARDEN SCHREEF NOG BRANDBRIEF
=OORZAAK ADVIEZEN VLUCHTELINGENWERK
TIJDENS FORMATIE

ALBAYRAK MIST INZICHT

VluchtelingenCollectief had gehoopt dat het kabinet de pardonregeling zou bijstellen aan de hand van de jongste inzichten en is erg teleurgesteld over het veel te magere resultaat.

Minister Albayrak leek bijzonder slecht op de hoogte van de materie. Zo had ze ter wille van een rug-recht-imago een term klaar voor uitgepro- cedeerde asielzoekers die het land verlaten: "shoppende asielzoekers". Dat is natuurlijk onzin: Uitgeprocedeerde asielzoekers krijgen van de IND opdracht het land te verlaten en zij die dat doen valt dus niets te verwijten.

Ook wist Albayrak de burgemeesters-toets niet goed te verdedigen. Die toets gaat veel problemen opleveren, onnodig veel wanneer Albayrak de oude wetters die op straat kwamen via het project Terugkeer hiervan had uitgezonderd.

CHRISTEN-UNIE TOCH WEER ZUINIG

Waar het CDA zich al lang heeft gedeklasseerd als sociale partij, was bekend dat de Christen-Unie altijd wat behoudend stond tegenover een pardonregeling.

Terwijl de Christen-unie het afgelopen jaar eindelijk volledig voor een pardonregeling ging, kruipt ze nu toch weer voor haar verantwoordelijk- heid weg en kiest er bewust voor om een schrijnende groep dakloze vluchtelingen aan haar lot over te laten.

Aan de CU-afdeling Leeuwarden heeft het niet gelegen; zij zond vooraf- gaande aan het debat nog een brandbrief naar de kamerfractie.

OORZAAK BIJ ADVIES VLUCHTELINGENWERK TIJDENS FORMATIE

De feitelijke oorzaak van de nu ontstane problemen ligt in de adviezen van Vluchtelingenwerk Nederland tijdens de formatie. Terwijl Vluchtelingenwerk tijdens het oude kabinet nooit een al te fervent voorstander was van een pardonregeling, was ze wel de eerste om "de boel weg te geven".

Nog voordat de pardon-lobby en maatschappelijke organisaties de kans hadden om zich te mengen in een maatschappelijke discussie over de invulling van het pardon, kwam Vluchtelingenwerk zonder daarover naar buiten toe te komen met het advies om een zeer strenge en gedeeltelijk onzinnige bewijslast in te voeren voor verblijf in Nederland tot en met december 2006. Een advies dat wel gunstig was voor de mensen die op dat moment bij haar bekend waren maar niet voor hen die buiten zicht waren. Vermoedlijk heeft ze zich zelf ook in de vingers gesneden nu blijkt dat Dublin-clemanten ook niet welkom zijn.

Helaas zullen nu eindeloze procedures volgen, zal noodopvang zeer noodzakelijk blijven en is nu een nieuwe groep dakloze "rondhoppende" illegalen gecreëerd die al haar hoop vestigt op een nieuwe pardonregeling.

Informatie:
VluchtelingenCollectief,
Farshad Bashir, tel 06 ­ 50.48.73.38
Jan Berend de vries, tel 06 ­ 28.100.770

Leeuwarden, 5 juni 2007

Pleidooi voor een uitvoerbaar en inhoudsvol pardon met betrekking

tot de beperkte groep die via het project Terugkeer op straat belandde.

Geachte leden van het kabinet, van de Tweede Kamer, van de Provinciale Staten,

van gemeenteraden en van lokale, regionale en landelijke partijbesturen,

Met het oog op een uitvoerbare en inhoudsvolle pardon-regeling, doen wij een beroep op

u om te bewerkstelligen dat de bewijslast "aantoonbaar verblijf in Nederland" voor oude wetters beperkt blijft tot de grote, onoverzienbare groep die vóór 1 april 2001 asiel aan-

vroeg en vóór 1 april 2004 door de IND administratief werd verwijderd ("MOB ging ").

De beperkte en afgebakende groep "oude wetters" die via het project Terugkeer (de "26.000") op straat belandde , of meer praktisch vanaf 1 april 2004 , zou vrijgesteld moeten blijven van de individuele bewijslast voor verblijf in Nederland, behoudens aantoonbare terugkeer naar het land van herkomst. De materiële voordelen en principiële belangen zoals hieronder opgesomd, wegen ruimschoots op tegen de maximaal 2.000 extra vergunningen.

Wij zijn er ons van bewust dat er op meerdere punten grote behoefte bestaat aan versoepeling van de pardonregeling, onder andere op het punt van de contra-indicaties, de slachtoffers van vrouwenhandel en de bewijslast voor mensen die reeds vóór reeds 1 april 2001 MOB gingen, maar brengen dit pleidooi met prioriteit onder uw aandacht vanwege de actualiteit, de eenvoud, de uitvoerbaarheid en het feit dat het om een betrekkelijk kleine, afgebakende groep gaat.

TOELICHTING:

De groep die tussen wal en schip dreigt te belanden, maakt onlosmakelijk deel uit van de "26.000" en vormde een belangrijke bron van maatschappelijke onrust. Een deel van hen keerde na administratieve verwijdering terug naar het land van herkomst, een deel werd ge-holpen door noodopvang-organisaties en een deel (naar schatting 2.0007) bleef rondzwerven. Het is onredelijk wanneer deze laatste groep opnieuw door de mangel wordt gehaald en na mogelijk opnieuw een afwijzing, veroordeeld wordt tot een uitzichtloos en mensonwaardig bestaan in de illegaliteit.

Wij wijzen u met nadruk op de grote kostenpost die vermeden wordt wanneer bij deze groep

de enorme inzet achterwege blijft van individuele toetsing en talloze en eindeloze juridische procedures, terwijl het verwachte aantal te verlenen extra vergunningen betrekkelijk gering8 is.

Op het volgende blad volgen de 7 inhoudelijke, principiële argumenten bij ons voorstel:

Inhoudelijke, principiële argumenten:


1- Er is jaren lang een omvangrijke maatschappelijke en politieke lobby gevoerd voor de

groep van aanvankelijk 26.000 (uiteindelijk 39.500) oude wetters die op basis van het

project Terugkeer moesten worden afgehandeld, vooral vanwege de mensen die op straat

belandden, c.q. met onbekende bestemming verdwenen, de zogenaamde "MOB'ers".

Zij waren vaak veroordeeld tot een dakloos en uitzichtloos bestaan in de illegaliteit en

stonden symbool voor de ongewenste effecten van het beleid.


2- Bovengenoemde "MOB'ers" gaven door hun "vertrek" gevolg aan wat het beleid beoogde,

terwijl de (soms door gemeenten gefinancierde) noodopvang volgens het kabinet juist te-

gen dit kabinetsbeleid inging. De rondzwervende MOB'ers die niet in noodopvang verble-

ven zouden daarom niet het slachtoffer mogen worden van hun verdedigbare keuze.


3- Ruimtegebrek of geldgebrek was voor bovengenoemde groep een factor bij het al dan

niet kunnen verblijven in een gemeentelijk geregistreerde of anderszins aantoonbare

noodopvang in Nederland.


4- Het niet beschikken over geschikte contacten of informatie was voor deze mensen ook

een oorzaak waardoor zij niet de weg vonden naar "noodopvang" of naar nieuwe proce-

dures of waardoor zij geen gebruik maakten van voorzieningen waarmee achteraf het

noodzakelijke bewijs voor verblijf in Nederland kon worden geleverd.
5- De keuze voor een overlevingsstrategie binnen of buiten aantoonbare noodopvang

is vaak toevallig tot stand gekomen. Deze toevalsfactor mag geen rol spelen terwijl er

geen principiële verschillen bestaan tussen geregistreerd overleven in Nederland of

overleven met even weinig perspectief elders in de EU.
6- Er is ten aanzien van bovengenoemde groep wel gesteld dat facilitering door noodop-

vang, ergo aantoonbaar verblijf, een inhoudelijk voordeel voor deelname aan een pardon-

regeling oplevert ten opzichte van mensen die niet gefaciliteerd zijn omdat er criteria be-

stonden voor toelating tot noodopvang (zoals een verblijfsrechtelijk perspectief).

Maar de criteria werden niet overal uniform toegepast en verder kan ook niet worden

gesteld, dat iedereen die zich op 1 december in noodopvang bevond, dat nog steeds

volledig terecht deed op grond van een verblijfs-perspectief terwijl iedereen die niet

werd gefaciliteerd, zich volledig terecht buiten noodopvang/aantoonbaar verblijf bevond.

De situatie is niet zo zwart/wit.


7- Noodopvang of aantoonbaar verblijf in Nederland is nooit bedoeld geweest of aange- merkt geweest als toelatingsbewijs voor een Generaal Pardon.

Samenvattend was het noodopvang-systeem het antwoord op de zo dringend gevoelde behoefte aan meer humaniteit. Maar het toelatingsbeleid van het noodopvang-systeem dreigt binnen het kader van de pardonregeling, met name voor hen die via het project Noodopvang op straat terecht kwamen, te ongenuanceerd te gelden als een exclusief onderscheidend criterium en daarmee defacto als alternatief voor asielverlening door de IND terwijl mensen onterecht buitengesloten worden van het pardon door toevallige omstandigheden en overlevings-keuzes die principieel niet ter zake doen.

De beperkte groep oude wetters die via het project Terugkeer (en dus betrekkelijk recent) op straat terecht kwam, zou in de geest van de jarenlange strijd voor een pardonregeling voor de "26.000" in ieder geval moeten worden vrijgesteld van de bewijslast voor aantoonbaar verblijf. Voor de grote groep die al veel langer geleden met onbekende bestemming verdween, zou een redelijke vorm van bewijslast, vanwege eventuele inburgering elders en verantwoordelijkheid van andere landen, tot op bepaalde hoogte zijn te verdedigen.

Dit pleidooi wordt mede ondersteund door VluchtelingenCollectief Friesland, Solidair Friesland, Tûmba (centrum voor wereldburgerschap en gelijke behandeling) en

mr Marinus Buys (asieladvocaat te Leeuwarden):

Info: VluchtelingenCollectief, vc.mail@hotmail.com, www.vluchtelingencollectief.tk

Farshad Bashir (06 - 50.48.73.38) of Jan Berend de Vries (06-28.100.770)
-----------------------
Oude wetters wil zeggen: Zij die vóór 1 april 2001 asiel aanvroegen. MOB wil zeggen: Administratief verwijderd en "Met Onbekende Bestemming vertrokken". In de volksmond "de 26.000", feitelijk uiteindelijk 39.500 mensen. Op straat belanden betekent in de deze brief: Administratief verwijderd of ongecontroleerd vertrokken. Een eenduidig criterium is van belang ter vermijding van discussie over de kwestie "deel uitmaken van het project of van de doelgroep". De datum van 1 april 2004 wordt in deze brief nadrukkelijk geadviseerd omdat zij duidelijk en logisch is in relatie tot de inventarisatie-datum van de doelgroep voor het project Terugkeer en een tijdsverloop van minimaal drie jaar betekent vanaf het ijkpunt "oude wet" (1 april 2001). Van de 39.500 mensen die via het project Terugkeer werden geholpen, kregen tot 1 december 2006 10.000 mensen een verblijfsvergunning, 5.000 mensen werden uitgezet, voor 18.500 mensen liep nog een IND- procedure, een juridische procedure of een terugkeerprocedure en 8.000 mensen vertrokken met onbekende bestemming en werden verwijderd uit de administratie. Van deze 8.000 mensen zijn naar onze schatting 4.000 in noodopvang opgenomen, 2.000 keerden terug of zullen om andere redenen geen aanspraak maken op een regeling en 2.000 overleefden in eigen sociaal verband en vallen vooralsnog buiten de regeling. 7 Idem

8 Idem


---- --