ChristenUnie


Bijdrage debat over de pardonregeling

Bijdrage debat over de pardonregeling

donderdag 07 juni 2007 12:02

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Het is bijzonder om dit memorabele debat al zo'n drie maanden na de beëdiging van het nieuwe kabinet te mogen voeren. Het is binnen deze korte tijd gelukt om tot een pardonregeling te komen voor de vreemdelingen die nog onder de oude Vreemdelingenwet vallen. Het gaat om mensen die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht en om uiteenlopende redenen nog immer in onzekerheid over de toekomst in Nederland zijn. Bij dezen breng ik graag de complimenten over voor de voortvarendheid waarmee dat is opgepakt.

Wij zijn in de eerste plaats blij voor de mensen die het betreft. Wij voeren in Nederland een restrictief toelatingsbeleid. Wie zich als vluchteling meldt, wordt streng getoetst en daar staan wij ook achter. Een rechtvaardig toelatingsbeleid impliceert ook een rechtvaardig afwijsbeleid. Streng moet echter ook gepaard gaan aan humaan en rechtvaardig. Juist vluchtelingen hebben recht op een humane behandeling. Dat is ook ons motief om tot deze pardonregeling te komen. De nalatenschap van de voorgaande kabinetten sinds Paars-II moest geregeld worden met oog voor rechtvaardigheid, maar ook met oog voor humaniteit. Het gaat dan niet primair om aantallen vluchtelingen voor wie het pardon geldt, maar het is goed te beseffen dat het om een overzichtelijk aantal gaat. Het gaat om mensen die al die tijd in het vizier zijn gebleven en om mensen die hier simpelweg al zijn. Ze wonen of verblijven hier al, want ze konden veelal immers niet weg.

Wij spreken niet over een nieuwe toevloed en evenmin over omvangrijke nieuwe kosten. Het is daarbij goed te beseffen dat er nu eindelijk kansen komen voor mensen, die vaak nog behoorlijk goed opgeleid zijn ook, om zich nuttig te maken voor de Nederlandse samenleving. In mijn omgeving kom ik bijvoorbeeld heel wat mensen tegen die, als de omstandigheden anders zouden zijn, heel wel onder de versoepelde toelatingscriteria zouden kunnen vallen die voor kenniswerkers zouden gaan gelden.

Wij beseffen dat er respectabele en minder respectabele redenen zijn voor in eerste instantie afgewezen vluchtelingen om pogingen te doen om alsnog verblijf in Nederland te verkrijgen. Met het generaal pardon willen wij diegenen bereiken die met gegronde redenen nog hier zijn. De mensen hebben daar respectabele redenen voor. Terugkeer naar het land van herkomst is simpelweg niet mogelijk of terugkeer valt strikt genomen niet geheel samen met de gronden uit het vluchtelingenverdrag, maar hangen daar wel heel sterk mee samen. Wij denken daarbij aan terugkeer naar landen in wanorde of terugkeer van bekeerlingen naar landen waar zij vervolgd worden om hun geloof. Dit zijn landen waar de overheid mensenrechten als de godsdienstvrijheid formeel niet zelf aan de laars lapt, maar anderzijds bar weinig doet om geloofsvervolging in de praktijk tegen te gaan. Voor anderen waren er goede gronden om de procedure, ondanks afwijzing in eerste aanleg, voort te zetten. Het Nederlandse rechtssysteem bood hiertoe nu eenmaal de mogelijkheden. Het is niet laakbaar daarvan gebruik te maken.

Zes jaar na de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 verblijft er zodoende nog steeds een grote groep vreemdelingen in Nederland. In al die jaren is het niet gelukt om verblijf of terugkeer definitief en goed te regelen waardoor ook een verantwoordelijkheid bij de Nederlandse overheid komt te liggen om om te zien naar deze mensen. De ChristenUnie heeft er samen met andere partijen in de vorige periode voor geijverd dat dit dossier tot een eind komt. Wij zijn dan ook erg blij dat wij in goed overleg met de beide coalitiegenoten tot een regeling konden komen die echt iets betekent voor deze mensen, maar ook voor alle mensen die er omheen staan. Ik denk daarbij speciaal aan de vele belangeloos vrijwilligers die zich, al dan niet in georganiseerd verband, het lot van deze mensen hebben aangetrokken. Het resultaat is een regeling waarmee in relatief korte tijd duidelijkheid ontstaat voor deze mensen. Eindelijk weten zij waar zij aan toe zijn.

Er zijn ook niet respectabele motieven voor vreemdelingen om het verblijf in Nederland te proberen voort te zetten ondanks een gegronde afwijzing. Wij realiseren ons dat heel goed. Het is voor het draagvlak van het vreemdelingenbeleid in den brede belangrijk dat wij duidelijk maken dat dit pardon niet betekent dat je in dit land zomaar een vergunning krijgt. In het recht komt het erop aan om een goed onderscheid te maken en om een rechtvaardige beslissing te nemen, ook en juist als het moeilijk en complex wordt zoals in het vreemdelingenrecht vaak het geval is.

De regeling biedt daarvoor ook voldoende en goede aanknopingspunten. Er is een reeks contra-indicaties opgenomen op grond waarvan kan worden vastgesteld of het voortgezet verblijf in de grond te wijten is aan misbruik van procedures of dat de vreemdeling een voortgezet verblijf wegens eigen wangedrag in feite niet toekomt.

Deze contra-indicaties zijn hier en daar scherp, maar dat is goed te verdedigen. Er moet ook een krachtig signaal van uitgaan. Ik noem een voorbeeld. Anders dan wel wordt gesuggereerd, is er ook in deze regeling geen plaats in Nederland voor de draaideurcriminelen onder de vreemdelingen die potentieel onder de doelgroep vallen, en terecht. Herhaalde veroordelingen worden immers bij elkaar opgeteld. Wie dus herhaaldelijk over de schreef is gegaan of wie een keer goed over de schreef is gegaan, komt simpelweg niet in aanmerking voor de pardonregeling.

Deze regeling zet de Kamer ook aan het denken over de gevolgen voor mensen en gezinnen die onder artikel 1f van het Vluchtelingenverdrag vallen. Wij hebben begrepen dat wij daarop nog zullen terugkomen. Dat doet mijn fractie deugd. De problematiek van vervolging maar ook de omgang met oorlogsmisdadigers moeten wij niet in een pardonregeling behandelen; daarvoor is dit gewoon een te groot probleem.

De regeling biedt ook soelaas aan diegenen die voor 13 december 2006 een gezin hebben gevormd met een vreemdeling die onder deze regeling valt. Hun wordt het mvv-vereiste niet tegengeworpen, de overige gezinsvormingsvereisten overigens wel, om een soepele afhandeling van deze dossiers te bewerkstelligen. Er zijn echter ook heel wat vreemdelingen die met een Nederlander getrouwd zijn in dezelfde periode, tijdens hun asielstatus. Indien die vreemdelingen niet zelf onder de pardonregeling vallen, is het dan wel redelijk om hun wel het mvv-vereiste tegen te werpen? Dan ontstaat toch ook een ongelijke behandeling in vergelijking met degene die gehuwd is met iemand die onder de pardonregeling valt? Ik heb begrepen dat hierover in dit huis al vaker is gesproken. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Wij vonden het belangrijk dat mensen die een andere identiteit hebben opgegeven niet louter vanwege dat feit buiten de regeling zouden vallen. Er kunnen soms heel goede redenen voor zijn geweest om dat te doen, zoals wij al uitgebreid hebben besproken. Aan de andere kant moeten de echte identiteitsfraudeurs niet kunnen profiteren, zoals mensen die zeggen uit een bepaald land te komen, louter en alleen vanwege de grotere kans op een verblijfsvergunning. Graag krijg ik een toelichting op de uitwerking van het criterium onder contra-indicatie d op dit punt. Simpel gezegd, lijkt de strekking daarvan te zijn dat wie herhaaldelijk onjuiste persoons- of nationaliteitsgegevens heeft opgegeven buiten de pardonregeling valt. Dat is een formeel criterium, maar materieel gaat het natuurlijk om een uitzuivering tussen goede redenen om de onjuiste identiteit of nationaliteit op te geven en ongegronde redenen om dat te doen.

De regeling wordt ambtshalve toegepast, terecht naar onze mening. Wel is het de vraag hoe groot de kans is dat toch nog procedures ontstaan omdat de rechter op enig moment aanneemt dat in dit verband voor beroep vatbare beslissingen worden genomen. Hoe ziet de staatssecretaris de kans hierop?

Ik vraag de staatssecretaris voorts een nadere reactie op de zogenaamde Dublinclemanten die Nederland heeft moeten terugnemen. Er is een intentie voor een motie van de heer Spekman. Wij stellen deze vraag ook omdat wij simpelweg een dilemma voelen. Enerzijds lopen wij een risico om een groep aan deze pardonregeling toe te voegen, maar anderzijds hebben wij ook een verantwoordelijkheid voor deze mensen. Waar komen zij terecht als de Nederlandse overheid geen verantwoordelijkheid voor hen neemt? Ik ben heel benieuwd naar de visie van de staatssecretaris hierop en naar haar antwoord op de vraag waarom zij deze groep niet in de regeling heeft opgenomen.

De VNG heeft ingestemd met de regeling, maar burgemeesters krijgen een cruciale rol om vast te stellen of men in Nederland heeft verbleven in het afgelopen jaar. Dat is een lastig punt in de regeling, waardoor een grote verantwoordelijkheid bij de burgemeesters ligt. Wij willen graag meer informatie over de instrumenten die zij hebben om de verklaring op te stellen dat de betrokkenen in Nederland hebben gebleven.

Het hoogste recht is het hoogste onrecht, schijnt in de juridische wereld een bekend adagium te zijn. Dat betekent dat soms van wettelijke regels moet worden afgeweken om tot een rechtvaardige, humane beslissing te komen. Het recht dient de mens, niet andersom. Wij zien deze regeling als een toepassing van dat adagium. Soms moet humaniteit voorrang krijgen boven de toepassing van regels die, gelet op de lange duur, hun zin en hun verband met rechtvaardigheid hebben verloren.

Tweede termijn De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen en ik dank iedereen in deze zaal voor het debat dat wij hebben gevoerd.

Wij hebben een uitgebreid debat gevoerd en de pardonregeling binnenstebuiten gekeerd. Voor de staatssecretaris was het geen enkel probleem daarover op een fatsoenlijke manier te spreken.

Het was al met al een mooi debat. Het was ook lang, maar dat past bij het memorabele karakter ervan. Het is bijzonder dat wij het eindelijk voor elkaar hebben gekregen dat er een regeling ligt die op voldoende steun in de Kamer, en waarschijnlijk ook op voldoende steun in de samenleving kan rekenen. Daarmee zijn wij erg blij.

Op een aantal punten hebben wij stof tot nadenken gekregen. Onze fractie is dan ook nog lang niet klaar met de stapel moties die langzamerhand op ons tafeltje ontstaat. Daarover moeten wij ons nog beraden. Op dit moment zijn wij echter vooral erg blij, heel erg blij met waar wij nu zijn.