Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 19 juni 2007 PO/KO/2007/25042 11 juni 2007 2060717820 /

2060717830

Onderwerp
Kamervragen bewegingsonderwijs leden Dibi en
van Dijk

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de vragen over bewegingsonderwijs van de leden Dibi (kenmerk 2060717820) en Van Dijk (kenmerk 2060717830) van uw Kamer. U heeft mij deze vragen toegezonden per brief van 11 juni 2007.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl E

blad 2/6

Antwoorden op de schriftelijke vragen van lid Dibi van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Jeugd en Gezin en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ingezonden d.d. 11 juni 2007, met kenmerk 2060717820) en in aanvulling daarop van lid Van Dijk aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 11 juni 2007, met kenmerk 2060717830).

Vragen van lid Dibi


1.
Vraag
Bent u bekend met de uitkomsten van de CNV-enquête `Helft scholen heeft problemen met lessen lichamelijke opvoeding'?

Antwoord
Ja.


2.
Vraag
Wat is het oordeel van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de fikse hoeveelheid klachten?

Antwoord
De uitkomsten van de CNV-enquête bevestigen eerdere signalen over de problemen van scholen en pas afgestudeerde Pabo-studenten door de veranderde regelgeving omtrent de bevoegdheid voor bewegingsonderwijs. Ik onderken die problemen en neem ze serieus. Om een goed en genuanceerd oordeel te kunnen vormen over de aard en omvang van de verschillende problemen heeft mijn voorganger uw Kamer een evaluatie toegezegd. Die evaluatie gaat in op de verschillende gesignaleerde problemen: de zwaarte en omvang van de leergang (die gevolgd moet worden om de bevoegdheid bewegingsonderwijs te verkrijgen), de praktisch-organisatorische problemen van scholen en de arbeidsmarktpositie van pas afgestudeerde Pabo-studenten. De uitkomsten van de CNV-enquête benadrukken het belang van een grondige evaluatie. Het evaluatietraject loopt inmiddels en ik verwacht in november van dit jaar het evaluatierapport en mijn beleidsreactie daarop aan uw Kamer aan te kunnen bieden.


3.
Vraag
Deelt u de mening dat de veranderende situatie ten aanzien van het vak bewegingsonderwijs heeft geleid tot een negatief effect op de arbeidsmarktpositie van pas afgestudeerde Pabo-studenten en tot

blad 3/6

een hogere werkdruk van wel bevoegde oudere leerkrachten? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om de negatieve effecten terug te dringen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De hiervoor genoemde evaluatie zal een goed inzicht moeten bieden in de aard en omvang van de problematiek. In mijn beleidsreactie op het evaluatierapport zal ik tezijnertijd u laten weten welke eventuele maatregelen mij dan voor ogen staan.
In afwachting van de uitkomsten van die evaluatie wil ik echter niet stilzitten. Er is een sterke behoefte aan een heldere uitleg van de huidige regelgeving, blijkend uit de vele misverstanden die naar voren komen uit de brieven die mij over dit thema worden gestuurd. Ook hebben scholen behoefte aan praktische handreikingen om de nieuwe situatie handen en voeten te geven binnen de schoolorganisatie. Veel scholen hebben hiervoor reeds creatieve en praktische oplossingen gevonden, maar blijkbaar wordt die kennis en ervaring nog onvoldoende gedeeld. Mijn inzet is om op korte termijn zorg te dragen voor extra voorlichting aan scholen, Pabo-studenten en pas afgestudeerden. De besturenorganisaties en het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs hebben zich bereid verklaard met mij de komende maanden zo'n extra voorlichtingsoffensief uit te werken. Het eerder aangekondigde voorlichtingsprotocol, dat door de besturenorganisaties in samenwerking met andere organisaties wordt ontwikkeld, maakt deel uit van dit offensief. De besturenorganisaties hebben toegezegd dit protocol zo mogelijk vóór aanvang van het komend schooljaar beschikbaar te hebben voor de scholen.


4.
Vraag
Bent u op de hoogte van de vakleerkracht `nieuwe stijl' zoals beschreven door de Koninklijke Vereniging voor Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO)?

Antwoord
Ja.


5.
Vraag
Ziet u, met het oog op de problematiek rondom overgewicht bij kinderen, het belang in van de zogenaamde vakleerkracht `nieuwe stijl' bij het vormgeven van bewegingsactiviteiten in de naschoolse opvang en in het kader van de Brede School? Zo ja, bent u bereid extra budget beschikbaar te stellen voor het bevorderen van de vakleerkracht `nieuwe stijl'?

Antwoord
Het belang van bewegen en sport in het onderwijs, de naschoolse opvang en in brede schoolverband en met het oog op de problematiek rondom overgewicht bij kinderen, is tot uitdrukking gebracht in de kabinetsnota Tijd voor Sport (2005) en het uitvoeringsprogramma Samen voor Sport (2006). Het

blad 4/6

kabinet heeft zich hierin ten doel gesteld op en rond de school een vijfdaags sport- en beweegaanbod te creëren. Deze doelstellingen onderschrijf ik. Om de doelstellingen te behalen wordt ook de samenwerking gezocht tussen het onderwijs en de sportsector onder andere door middel van de Alliantie School en Sport.
Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het aanstellen van een vakleerkracht, `oude' of `nieuwe stijl'. De kosten daarvan kan de school dragen uit het budget voor professionalisering. Om het sport- en beweegaanbod uit te breiden heb ik wel met staatssecretaris Van Bijsterveldt en staatssecretaris Bussemaker van VWS afgesproken een impuls te geven aan combinatiefuncties en duale aanstellingen: professionals die werkzaam zijn ten behoeve van (brede) scholen én sportverenigingen, zorg dragen voor meer sportieve activiteiten met name in de naschoolse setting ­op het schoolplein, in de gymzaal en op sportaccommodaties- en voor een betere samenwerking tussen scholen en sportverenigingen. Het profiel van de vakleerkracht `nieuwe stijl' die bovendien ook nog activiteiten verricht voor sportclubs, past hierbij.


6.
Vraag
Bent u bekend met de positieve resultaten van het project `Scoren voor Gezondheid' van de stichting Meer dan Voetbal?

Antwoord
Ja, ik ken de persberichten hierover.


7.
Vraag
Bent u bereid om scholen meer armslag te geven in het aangaan van samenwerkingsverbanden met gemeenten en sportverenigingen om vijf maal per week een sportaanbod te organiseren tijdens en na schooltijd? Zo ja, op welke wijze wilt u deze combinatiefuncties tot stand brengen?

Antwoord
Zie het antwoord op vraag 5.
Combinatiefuncties en duale aanstellingen bieden goede kansen voor (brede) scholen om dagarrangementen te realiseren met onderwijs, kinderopvang, naschoolse opvang, sport, cultuur en activiteiten in de buurt. In het bestuursakkoord met de VNG heb ik afgesproken dat hierover nadere afspraken zullen worden gemaakt met de gemeenten. Uiteraard moeten scholen, sportverenigingen en andere organisaties wel zelf de keuze maken om hierop in te haken. Ook zal ik de koepels en werkgevers- en werknemersorganisaties in het onderwijs, de sport en de lokale overheid vragen om een aantal knelpunten op te lossen die de realisering van combinatiefuncties in de weg kunnen staan.

blad 5/6


8.
Vraag
Bent u bereid deze schriftelijke vragen vóór het AO `Bevoegdheid voor het vak bewegingsonderwijs in het primair onderwijs' van 20 juni a.s. te beantwoorden?

Antwoord
Ja.

Vragen lid Van Dijk


1.
Vraag
Onderkent u de problematiek van schoolleiders bij de aanname van net afgestudeerde leerkrachten, die niet de bevoegdheid hebben om bewegingsonderwijs te geven?

Antwoord
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3 van lid Dibi. In aanvulling op die antwoorden wil ik noemen dat één van de besturenorganisaties mij desgevraagd meldde dat deze problematiek bij hun telefonische helpdesk voor scholen niet bijzonder hoog scoorde. Uit de vragen die wel bij die helpdesk binnenkomen blijkt onder andere dat veel schoolleiders niet weten dat nieuwe leerkrachten die de leergang gaan volgen vanaf de allereerste dag van de leergang al bevoegd zijn om bewegingsonderwijs te geven. Dergelijke signalen ondersteunen mijn gedachte dat er ook nog veel problemen terug te dringen zijn door de regelgeving actief en duidelijk uit te leggen.


2.
Vraag
Bent u bekend met de uitspraken van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat opgeleide sportcoaches de lessen bewegingonderwijs in het primair onderwijs zouden kunnen verzorgen?

Antwoord
Ja. Naar aanleiding van een discussie over sport in Nieuwspoort zijn er in de pers misverstanden ontstaan over de bevoegdheden van sporttrainers in het sport- en beweegaanbod op en rond de school. Het lesgeven in het bewegingsonderwijs is voorbehouden aan HBO afgestudeerden van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) of de Pedagogische Academie met (voor de afgestudeerden die onder de nieuwe regelgeving vallen) de specialisatie bewegingsonderwijs. MBO afgestudeerden en sporttrainers mogen onder supervisie van de vakleerkracht/groepsleerkracht wel assisteren tijdens het bewegingsonderwijs; bij naschoolse activiteiten mogen zij ook zelfstandig opereren.

blad 6/6


3.
Vraag
Deelt u de mening dat deze oplossing het werkelijke probleem niet oplost, dat de arbeidspositie van jonge leerkrachten hierdoor niet verbetert, en dat scholen nog steeds gedwongen worden om extra kosten te maken om hun leerlingen bewegingsonderwijs te geven?

Antwoord
Zowel de problemen rond de arbeidsmarktpositie als rond de kosten voor de scholen maken onderdeel uit van de eerder genoemde evaluatie. Daarover verwacht ik later dit jaar een oordeel te kunnen geven.
Met betrekking tot de kosten voor scholen wil ik graag het volgende toevoegen. Indien scholen een leerkracht de leergang bewegingsonderwijs willen laten volgen, kunnen zij dit betalen uit de reguliere nascholingsbudgetten. Door CAO-afspraken zijn de budgetten voor professionalisering met ingang van schooljaar 2006-2007 nog verhoogd (uitgewerkt in het Convenant professionalisering en begeleiding van onderwijspersoneel in het primair en voortgezet onderwijs). Ik wil er ook op wijzen dat veel Pabo's de leergang deels (soms zelfs geheel) initieel aanbieden, waardoor het door de scholen te betalen postinitiële deel dus vaak (fors) minder kost dan de maximale 3300 voor de gehele leergang. Ik zal dit aspect ook meenemen in de voorlichting.


4.
Vraag
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om dit probleem voor scholen én leerkrachten op te lossen?

Antwoord
Zie het antwoord op vraag 3 van lid Dibi.