Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief SZW07-B-037 Doorkiesnummer Ons kenmerk AV/PB/2007/20504 Datum 22 juni 2007 Onderwerp Vragen van de vaste commissie SZW omtrent de
algemene pensioeninstelling

Naar aanleiding van mijn brief d.d. 29 mei jl. inzake de modernisering van het uitvoeringsmodel (Kamerstukken II 2006/2007, 30 413, nr. 97) heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mij enkele nadere vragen gesteld omtrent de introductie van een Algemene Pensioeninstelling (API). Deze vragen zal ik in het navolgende beantwoorden.

De eerste vraag heeft betrekking op de definitie van een dergelijke API. Met de API wordt beoogd een vehikel te introduceren dat de ruimte die wordt geboden door de Europese richtlijn betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioen- voorzieningen (richtlijn 2003/41/EG; ook wel aangeduid als IORP-richtlijn) volledig kan benutten. In tegenstelling tot het pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet, zal de API bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van de ruimere productafbakening van de richtlijn. Verder zal voor de API niet de eis van één financieel geheel, zoals die voor pensioenfondsen van toepassing is, hoeven te gelden.

De introductie van de API komt met andere woorden tegemoet aan de beperking dat de Nederlandse wetgeving momenteel (behalve het pensioenfonds) geen pensioeninstelling kent in de zin van de Europese richtlijn die een geïntegreerd pensioenproduct - dat wil zeggen het verzekeringstechnische product inclusief het vermogensbeheer en de administratie - op de markt kan zetten. De API is een partij op de vrije markt die door een ieder kan worden opgericht. De API kan dus ook een dochter van een pensioenfonds zijn. In dat geval zijn de zogenaamde Staatsencriteria relevant. Ook verzekeraars kunnen een API oprichten teneinde de markt van de bedrijfspensioenvoorzieningen te kunnen bedienen.

Het bovenstaande neemt niet weg dat ten aanzien van de feitelijke vormgeving van de API nog de nodige aspecten uitwerking behoeven. Uw vraag omtrent het toezichtsregime hangt daar nauw mee samen. Het toezichtsregime kan immers pas vastgesteld worden als duidelijk is welke voorwaarden er wel en niet op de API van toepassing zullen zijn. Teneinde onder de

Ons kenmerk

reikwijdte van de IORP-richtlijn te vallen, zullen in ieder geval de (minimum) bepalingen uit de genoemde richtlijn van toepassing moeten zijn op de API.

Zoals ik in mijn brief van 29 mei jl. heb aangegeven ontstaat er vanuit de adviezen over de modernisering van het uitvoeringsmodel geen noodzaak om de huidige praktijk van de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds te wijzigen. Het is dan ook niet mijn bedoeling om de huidige praktijk van de verplichte deelneming in een pensioenfonds - zoals deze is geregeld in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 - thans te wijzigen. Dat betekent dat de API geen verplichtgestelde regeling kan uitvoeren. Als de API eenmaal van de grond is gekomen, zal opnieuw bezien worden of er aanleiding is de vormgeving van de verplichtstelling te heroverwegen.

De vaste commissie had mij gevraagd bovenstaande antwoorden tegelijkertijd met de informatie inzake de pensioenopbouw voor zelfstandigen te mogen ontvangen. In mijn brief over de modernisering van het uitvoeringsmodel pensioenen van 29 mei jl. heb ik aangegeven het betreffende onderzoek half juni aan de Kamer te zullen zenden. Het onderzoek is op dit moment nog niet afgerond. Ik zal uw Kamer echter na het zomerreces berichten over de uitkomsten van het onderzoek naar de pensioenopbouw voor zelfstandigen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)


---