Antwoorden op kamervragen van Van Gijlswijk over Knelpunten AWBZ 2006
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2780192
3 juli 2007
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op kamervragen van het
Kamerlid Van Gijlswijk over Knelpunten AWBZ 2006 (206060718570).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat thuiszorginstellingen het risico
lopen een miljoenenverlies te lijden door niet-vergoede zorg?
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van het bericht. Naar aanleiding van vragen van
mevrouw Agema ben ik vervolgens op dit bericht ingegaan (vraag
2050718440, ingezonden 15 juni 2007).
Vraag 2
Deelt u de mening dat het niet vergoeden van de geleverde zorg in
strijd is met de toezegging van uw ambtsvoorganger dat "...er
voldoende budget is om alle geïndiceerde cliënten daadwerkelijk zorg
te bieden" en er "wordt eenmalig tegemoetgekomen aan zorgaanbieders
die in 2006 te maken hebben gehad met overproductie"?
Zo ja, wat gaat u doen? Zo neen, waarom niet?
Vraag 3
Deelt u voorts de mening dat het niet vergoeden van geleverde zorg in
strijd is met de motie Kant, die door de Kamer met algemene stemmen is
aangenomen , die uitspreekt dat de regering garandeert dat
instellingen die geïndiceerde zorg hebben geleverd in 2006 deze
vergoed krijgen, mits deze onder de definitie van terechte
`overproductie' valt?
Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo neen waarom niet?
Antwoord 2 en 3
Zowel de mening van vraag 2 als de mening van vraag 3 deel ik niet.
Bij de toezegging dat een extra vergoeding kan plaatsvinden is
aangegeven dat het moet gaan om `terechte overproductie'. Dit
criterium in neergelegd in een vooraf gepubliceerde beleidsregel van
de NZa. In deze beleidsregel staat onder meer dat sprake moet zijn
geweest van overproductie waarmee problematische wachtlijsten zijn
voorkomen. Ook zijn in de beleidsregel maxima gesteld voor aanvullende
toeslagen voor verzorgingshuizen.
Bij de uiteindelijke toekenning heeft de NZa een aantal kortingen
doorgevoerd. Het gaat om gevallen waarbij de accountant niet heeft
kunnen vaststellen dat de zorgleverantie rechtmatig heeft plaats
gevonden en situaties waarbij het maximum van de aanvullende toeslag
is bereikt. In het eerste geval vindt geen additionele vergoeding van
de zorgaanbieders plaats. In het tweede geval is sprake van een
vergoeding die lager ligt dan gevraagd door de zorgaanbieders. Indien
wel aan de criteria is voldaan heeft ook een nabetaling aan
zorgaanbieders plaatsgevonden.
In het genoemde artikel wordt vooral gewezen op het feit dat de
zorgaanbieders niet aannemelijk hebben kunnen maken dat ook inderdaad
meer thuiszorg is geleverd. Er is dan geen titel om tot vergoeding
over te gaan.
Vraag 4
Wilt u deze vragen tegelijk beantwoorden met de nacalculatie van de
AWBZ-gelden over 2006 .
Antwoord 4
Bij de beantwoording van de Kamervragen van mevrouw Agema (vraag
2050718440, ingezonden 15 juni 2007), heb ik de brief van de NZa over
de nacalculatie 2006 meegezonden. Deze brief is, conform mijn
verwachting uitgesproken in het antwoord op de Kamervragen Kant/Van
Gijlswijk (nr. 1702, 30 mei 2007), op 1 juni 2007 door de NZa aan mij
aangeboden.