Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Directie Landbouw

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20018

2500 EA 's-GRAVENHAGE

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

8 juni 2007 2060717570

DL. 2007/1760 10 juli 2007

onderwerp bijlagen

Kamervragen over varkensflats

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Van Velzen (SP) over varkensflats.


1
Had u de ontwikkeling van een keten van mega-varkensbedrijven in Nederland en met name in Overijssel voor ogen bij het aanwijzen van landbouwgebieden? (de Volkskrant, 29 mei 2007)

Nee.


2
Bent u bereid de gemeenten en provincies te verzoeken een halt toe te roepen aan de ontwikkeling van de zogenaamde agroparken? Zo neen, vindt u het wenselijk dat bij uitbraak van besmettelijke ziekten door verhoogde ziektedruk met agroparken een aanzienlijke ruiming plaats zal moeten vinden? Wat gaat u doen om dit risico af te dekken?

Nee. Het is moeilijk een eenduidige inschatting te geven van het dierziekterisico van een agropark. Zo'n inschatting is mede afhankelijk van wat men onder een agropark verstaat. Het plaatsen van intensieve veehouderijbedrijven op een industrieterrein kan voordelen hebben. Deze bedrijven liggen dan niet vlak bij andere veehouderijbedrijven, woonhuizen van particulieren die hobbymatig dieren houden of in de buurt van natuurgebieden. Dit kan de kans op insleep van een dierziekte en de kans op verspreiding vanuit het betref-

fende bedrijf naar andere dieren belangrijk verminderen. Indien onder agropark slechts zeer grote intensieve veehouderijbedrijven wordt verstaan, zonder deze buiten de nor- male veehouderijgebieden te plaatsen geldt dit vanzelfsprekend niet. Het risico op insleep in en verspreiding uit zo'n bedrijf is dan groter maar kan sterk verminderd worden door aandacht voor early warning, hygiëne en bedrijfscontacten. Slechts bij een daadwerkelijke besmetting met een dierziekte op een zeer groot bedrijf moeten zeer grote hoeveelheden dieren geruimd worden.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
10 juli 2007 DL. 2007/1760 2


3 en 5
Vindt u het wenselijk dat door deze ontwikkeling de import van veevoer uit het buitenland sterk toeneemt? Zo ja, waarom?
Deelt u de mening dat dit soort bedrijven zullen leiden tot een gigantische overproductie van varkensvlees, met als gevolg dalende prijzen en (mede daardoor) een verstoring van het marktevenwicht, zowel in het binnenland als in het buitenland?

Het eventueel nieuw vestigen van grote varkensbedrijven in Nederland heeft geen toe- name van de omvang van de productie tot varkensvlees en het gebruik van veevoer voor de varkenshouderij tot gevolg. Het systeem van varkensrechten in Nederland bepaalt de maximum omvang van de varkenshouderij. Het maximum aantal varkens in Nederland ligt rond de 11 miljoen. Nieuw vestiging van varkensbedrijven kan alleen plaatsvinden wan- neer er varkensrechten worden overgenomen van andere bedrijven die stoppen met het houden van varkens. Per saldo neemt het aantal gehouden varkens in Nederland niet toe.


4
Op welke wijze gaat u de economische positie van andere bedrijven en daarmee het economische draagvlak op het platteland waarborgen, indien de varkensflats gerealiseerd worden?

De varkenssector in Nederland is sterk en vitaal. Binnen een set van randvoorwaarden is de sector zelf aan zet wat betreft het waarborgen van zijn economische positie. Ik wil daar niet in treden. Een bedreiging van de economische positie van de andere bedrijven, en daarmee het economische draagvlak op het platteland, is vooralsnog niet aan de orde.

6
Deelt u de mening dat, door het ontwikkelen van `varkensflats' van 19.000 biggen, mensen een vertekend beeld krijgen van de boer als beheerder van het landschap, en dat deze flats niet bijdragen aan de bewustwording van kinderen over de oorsprong van hun voedsel en het omgaan met dieren? Zo neen, waarom niet?

De veehouderij in Nederland geeft een divers beeld te zien. Sommige veehouders kiezen bijvoorbeeld voor verbreding van hun economische activiteiten, anderen kiezen voor kleinschalige nicheproductie, en weer anderen kiezen voor grootschaligheid. Diezelfde diversiteit komt ook terug in het landschapsbeheer door boeren. Grootschalige bedrijven kunnen een goede bijdrage leveren aan de bewustwording van kinderen over de oor- sprong van hun voedsel en het omgaan met dieren, bijvoorbeeld door educatieve activiteiten zoals excursies.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


---- --