Inbreng verslag schriftelijk overleg richtlijnen circussen
13 juli 2007 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
mei 2007
1
DL. 2007/1860
13 juli 2007
onderwerp bijlagen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
richtlijnen circussen
Geachte Voorzitter,
Hierbij ontvangt u mijn reactie op het verslag van het schriftelijk overleg betreffende
richtlijnen circussen d.d. 1 mei 2007.
Schriftelijk overleg
Gezien de vele vragen en opmerkingen uit de vaste Kamercommissie is het duidelijk dat
een aantal fracties vraagtekens plaatst bij het welzijn van dieren in de circusbranche.
Enkele fracties pleiten voor een koersverandering van het circus waarbij het gebruik van
wilde dieren zou moeten worden verboden. Daarnaast zou het zelfregulerend vermogen
tekortschieten om het welzijn van de dieren in circussen te waarborgen. Een andere
fractie juicht dit aspect juist toe en is van mening dat wilde dieren uit traditioneel oogpunt
bij een circus horen.
Ministerie van Landbouw, Richtlijnen opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Circusondernemingen (VNCO)
Natuur en Voedselkwaliteit worden verschillend ontvangen. Tevens worden er vragen gesteld naar aanleiding van de
Directie Landbouw inhoudelijke toetsing door de Raad van Dierenaangelegenheden (RDA).
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401 De fracties zijn ook benieuwd naar de aanpak in andere lidstaten en wijzen op het grens-
2500 EK 's-Gravenhage overschrijdend karakter van circussen.
Telefoon: 070 - 3786868 Ten slotte wordt er geïnformeerd naar de legitimiteit van de handelswijzen van actie-
Fax: 070 - 3786100 voerders bij circussen.
In het licht van het onderzoek dat in deze brief wordt aangekondigd, reageer ik in
algemene zin op de vragen van de diverse fracties. De specifieke vragen die in deze brief
nog niet zijn beantwoord, zal ik betrekken bij mijn reactie op de resultaten van het
onderzoek. Tevens zal ik in de nota Dierenwelzijn ingaan op het welzijn van dieren in de
circusbranche.
Datum Kenmerk Vervolgblad
13 juli 2007 DL. 2007/1860 2
Antwoord
Veel van de vragen zijn erop gericht maatregelen te nemen met als doel het welzijn van
de dieren in circussen te waarborgen. Dit kan worden bereikt door een algeheel verbod op
het gebruik van wilde dieren in circussen of door een bepaalde vorm van regulering, al
dan niet opgelegd door de overheid. Ik kom echter tot de conclusie dat er weinig feiten
bekend zijn betreffende welzijnsaspecten van dieren die in het circus gebruikt worden. Er
zijn mij geen onafhankelijke analyses bekend die goed inzicht geven in de welzijnssituatie
van circusdieren in Nederland. Om in de behoeften van de verschillende diersoorten die in
de circussen worden gebruikt te kunnen voorzien, dient in eerste instantie inzichtelijk te
worden gemaakt om welke problemen het gaat en welke maatregelen het welzijn van de
dieren ook daadwerkelijk kunnen verbeteren. Ik voel niets voor zogenaamde papieren
richtlijnen.
Zaken zoals het houden van verschillende diersoorten, de trainingsmethoden en het
transport zijn onderwerpen die nader onderzocht dienen te worden alvorens eventuele
maatregelen te nemen. Ik zal derhalve een onderzoek laten uitvoeren om de verschillende
aspecten in kaart te brengen.
Gezien het grensoverschrijdend karakter zal ik laten uitzoeken hoe andere lidstaten
omgaan met deze aspecten. Mogelijk levert dit ideeën op die voor de Nederlandse situatie
van belang kunnen zijn. In de Nota Dierenwelzijn zal dit onderwerp worden belicht.
Het is mij niet bekend dat de Europese Commissie met regelgeving komt voor het houden
en laten optreden van dieren in circussen.
Betreffende de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) zal een verdere invulling
van artikel 65 afhankelijk zijn van de uitkomsten van het onderzoek. Momenteel biedt de
Gwwd al handvatten betreffende enkele onderwerpen zoals huisvesting en ingrepen. Voor
meer specifieke regelgeving met betrekking tot het houden van evenementen, waar
circussen onder vallen, kan gebruik worden gemaakt van artikel 65 van de Gwwd. Of en
op welke manier van deze handvatten gebruik zal worden gemaakt, hangt af van de
uitkomsten van het aangekondigde onderzoek.
Daarnaast heeft de Vereniging van Nederlandse Circusondernemingen (VNCO) in samen-
werking met Breed overleg Circusdieren (BOC) enkele maanden geleden private regels
voor de leden opgesteld voor het houden van (wilde) dieren in circussen. Dergelijke
initiatieven getuigen van het nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Ik ondersteun dit
initiatief, ook in financiële zin. Ik kan u mededelen dat daarvoor een subsidie van
8250 euro is betaald. De VNCO heeft mij in een brief van 20 maart 2007 aangegeven dat zij
de regels openbaar heeft gemaakt en van kracht heeft verklaard. Tevens geeft zij aan dat
ze de regels verder wil ontwikkelen.
De werking van deze nieuwe private regels wil ik bekijken, voordat ik conclusies trek
aangaande de noodzaak van regelgeving. In het aangekondigde onderzoek zal ook aan dit
punt aandacht worden besteed.
De RDA heeft vervolgens de richtlijnen van de VNCO getoetst. De RDA is een adviesorgaan
en overlegplatform dat mij gevraagd en ongevraagd kan adviseren. Het is vervolgens aan
mij wat ik met dat advies doe. De adviezen van de RDA zijn niet bindend. VNCO heeft haar
rapport ter toetsing aan de RDA voorgelegd.
Datum Kenmerk Vervolgblad
13 juli 2007 DL. 2007/1860 3
Zij zijn vervolgens niet betrokken in een werkgroep die de richtlijnen op hun merites
beoordeelt. Dit heeft de RDA besloten om een onafhankelijke commissie met deskundigen
te kunnen waarborgen.
Op de vraag of gemeenten circussen met dieren kunnen weigeren, kan ik u mededelen
dat de Gwwd geen ruimte laat voor gemeenten om extra eisen te stellen aan het dieren-
welzijn. Gemeenten mogen niet om die reden circussen verbieden. Ik verwijs hiervoor
naar de antwoorden gegeven op Kamervragen van het lid Ormel (CDA) van 16 oktober
2006 (2060700480) over het weren van circussen waar niet gedomesticeerde dieren
optreden en de antwoorden gegeven op Kamervragen van het lid Ouwehand (PvdD) van
6 februari 2007 (2060706040) over circussen met wilde dieren.
Lagere overheden hebben dus niet de bevoegdheid om eigen regelgeving te voeren. De
Gwwd is bedoeld als een exclusieve wet binnen welk kader de materie in de wet, zoals de
regelgeving voor circussen, uitputtend wordt geregeld.
Betreffende uw vraag naar de legitimiteit van de handelwijzen van actievoerders bij
circussen kan ik u mededelen dat het bekladden van posters onder vernieling van
artikel 171 van het Wetboek van Strafrecht valt. Dit is dus verboden. Het uitjouwen van
het publiek bij de ingang van circussen is vooraleer een situatie waarin de gemeente, als
verantwoordelijke voor de openbare orde en veiligheid, in kan grijpen. Verder kan het
uitjouwen, afhankelijk van de gebruikte teksten, onder belediging als bedoeld in het
Wetboek van Strafrecht vallen. Hiervan kan aangifte worden gedaan bij de politie.
Aangifte kan ook worden gedaan in het geval er sprake is van het bedreigen of lastig
vallen van medewerkers van circussen. Het is vervolgens aan de politie en het Openbaar
Ministerie om te beoordelen of in een concreet geval tot opsporing en uiteindelijk tot
vervolging kan worden overgegaan.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit