Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Jaarverantwoording toezicht en
handhaving Wet kinderopvang door
gemeenten 2005
Landelijk beeld van het eerste uitvoeringsjaar
Jaarverantwoording toezicht
en handhaving Wet kinder-
opvang door gemeenten 2005
Landelijk beeld van het eerste uitvoeringsjaar
Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
R 07/08, mei 2007
ISSN 1383-8733
ISBN 978-90-5079-183-0
2 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
Voorwoord
Jaarlijks rapporteert de inspectie aan de minister over het eerstelijnstoezicht dat gemeenten
uitoefenen op de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang. De inspectie doet dat op basis van
verantwoordingsinformatie van de gemeenten en eventueel aanvullend onderzoek. Dit rapport
betreft het kalenderjaar 2005, het jaar waarin de wet op 1 januari van kracht is geworden
Het in dit rapport gegeven oordeel houdt in dat gemeenten in 2005 onvoldoende toezicht
hebben uitgeoefend op de kwaliteit van de kinderopvang. Hiermee hebben gemeenten de door
de wet opgedragen waarborgfunctie onvoldoende ingevuld.
Bij het voldoende invullen van de waarborgfunctie, kunnen ouders op vertrouwen dat de kinde-
ren een goede en veilige opvang ontvangen. Gemeenten kunnen deze waarborg alleen geven
wanneer alle benodigde inspecties worden uitgevoerd en vervolgens bij het overtreden van
regels zonodig wordt gehandhaafd.
In dit invoeringsjaar waren er (aanloop-)problemen met de betrouwbaarheid van de door
gemeenten verstrekte verantwoordingsgegevens. Met veel gemeenten moest contact worden
opgenomen om de onjuist verstrekte gegevens te laten corrigeren en dit betekende extra
werkzaamheden voor de Inspectie Werk en Inkomen waardoor deze rapportage niet in 2006 is
gepubliceerd.
Mw. mr. drs. C. Kervezee
Inspecteur-generaal Werk en Inkomen
3 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
4 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
Inhoud
1 Inleiding 7
2 Toezicht en handhaving 9
3 Oordeel 11
Bijlage: Kwalificaties van het onderzoek 13
Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 15
5 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
6 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
1 Inleiding
De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) houdt namens de minister van Sociale Zaken en Werk-
gelegenheid (SWZ) toezicht op het eerstelijnstoezicht dat gemeenten uitoefenen op de uitvoe-
ring van de Wet kinderopvang.
Na de ontvangst van de verslagen Wet kinderopvang 2005, midden 2006, is IWI gestart met
een onderzoek naar de vraag of het systeem van toezicht en handhaving op de Wet kinderop-
vang in 2005 landelijk heeft voldaan aan de eisen die in de wet en regelingen zijn gesteld. Doel
hiervan is de minister van SZW inzicht te geven in hoe het gemeentelijke systeem van toezicht
en handhaving op de Wet kinderopvang landelijk functioneert. In de periode dat IWI dit onder-
zoek heeft uitgevoerd is de beleidsverantwoordelijkheid voor deze wet, door het aantreden van
het nieuwe kabinet, bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondergebracht.
Het onderzoek van IWI is gebaseerd op de verslagen over de uitvoering die gemeenten over
2005 hebben ingediend bij de minister van SZW. Gemeenten stellen dit verslag op volgens een
door de minister van SZW vastgesteld model. Het College van burgemeester en wethouders
(B&W) stelt dit verslag vast en verstrekt dit aan de minister en de gemeenteraad, die het
kunnen gebruiken als sturingsinformatie.
In het verslag over de uitvoering zijn onderdelen opgenomen die inzicht kunnen verschaffen
over de rechtmatigheid- en doeltreffendheidaspecten van het uitgeoefende toezicht en handha-
ving, alsmede de beheerstaak die de gemeente heeft ten aanzien van het register en over de
resultaten op domeinniveau van het uitgeoefende toezicht, een inventarisatie van de kwaliteits-
beoordelingen door de GGD. Daarnaast worden ook gegevens met een inventariserend karak-
ter gevraagd zoals de aanleidingen om incidentele onderzoeken uit te voeren.
Toezicht en handhaving Wet kinderopvang
De Wet kinderopvang is op 1 januari 2005 in werking getreden en regelt onder meer de tege-
moetkoming in de kosten van kinderopvang en biedt waarborgen voor de kwaliteit van de kin-
deropvang. De wet bevat een beperkt aantal kwaliteitseisen voor de kinderopvang, die gedeel-
telijk zijn uitgewerkt in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. De basis hiervoor ligt in het
Convenant kwaliteit kinderopvang van de twee brancheorganisaties en de belangenorganisatie
voor ouders in de kinderopvang.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het eerstelijnstoezicht op en handhaving van de kwali-
teitseisen uit de Wet kinderopvang. De gemeente wijst GGD-ambtenaren aan voor de feitelijke
werkzaamheden/inspecties. IWI is namens de minister tweedelijnstoezichthouder en beoor-
deelt de prestaties van de gemeenten. Jaarlijks rapporteert de inspectie hierover aan de minis-
ter op basis van verantwoordingsinformatie en aanvullend onderzoek.
Door de vertraagde invoering van de Wet kinderopvang moesten zowel de GGD-toezichthou-
ders als de kinderopvangorganisaties hun weg vinden in de nieuwe inspectievormen. Hierdoor
resteerde begin 2005 weinig tijd om de jaarlijkse inspecties en andere inspecties uit te voeren.
De minister heeft daarom besloten 2005 tot overgangsjaar te benoemen en de bodemlijn voor
de inspecties neer te leggen bij nieuwe meldingen van het in exploitatie te nemen kinderop-
vangcentra /gastouderbureaus en bij reeds eerder geconstateerde problemen bij de kinderop-
vangorganisaties. Deze twee soorten onderzoeken/inspecties moeten in ieder geval worden uit-
gevoerd
Beoordelingskader
Om tot een oordeel te komen over het toezicht en handhaving Wet kinderopvang 2005 heeft
IWI een beoordelingskader ontwikkeld dat toegepast wordt op de bevindingen over de ontvan-
gen gemeentelijke jaarverslagen 2005.
Over een aspect van het toezicht op de kinderopvang wordt alleen een oordeel gegeven als dat
kan worden gebaseerd op normen en eisen die kunnen worden ontleend aan de wet en regel-
geving 2005 voor het toezicht en handhaving Wet kinderopvang. Het betreft hier de Wet kin-
deropvang, de Regeling Wet kinderopvang, Beleidsregels kwaliteit, Beleidsregels werkwijze toe-
zichthouder en de Toetsingskaders dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus.
7 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
De informatie uit de gemeentelijke jaarverslagen heeft betrekking op rechtmatigheidbepalingen
en doeltreffendheidaspecten.
· Bij de rechtmatigheidsbepalingen hanteert IWI de normen die expliciet in de voornoemde wet
en regelgeving zijn gesteld. Aan de hand van deze normen geeft IWI in hoofdstuk drie van dit
rapport een oordeel. In de bijlage `Kwalificaties van het onderzoek' zijn de bij deze oordelen
gebruikte beoordelingskaders vermeld.
· De onderdelen die betrekking hebben op de doeltreffendheid van de wetsuitvoering zijn vooral
kwantitatief van aard, omdat hiervoor in de wet in veel gevallen geen expliciet vastgestelde
normen bestaan. Evenmin bestaan er nog geen ervaringsgegevens, die kunnen worden gebruikt
voor een te ontwikkelen normenkader en aansluitend een oordeel over een effectief beleid.
IWI zal voor deze onderdelen een inventarisatie en een beschrijving geven van de kwantitatieve
bevindingen.
Landelijke gegevens kinderopvang
De gegevens zijn ontleend aan 449 ontvangen en in dit onderzoek gebruikte gemeentelijke ver-
slagen Wet kinderopvang 2005.
De groei van het aantal locaties bedraagt in 2005 bij de dagopvang en de buitenschoolse opvang
respectievelijk vier en acht procent. Het aantal gastouderbureaus is met een kwart toegeno-
men.
Op 31 december 2005 waren er 3.222 locaties dagopvang en 2.636 locaties buitenschoolse
opvang in exploitatie. Ook waren 443 gastouderbureaus actief.
De innovatieve gastouderopvang, bedoeld om te kunnen voldoen aan een verwachte vraag naar
kleinschalige opvang, is in 2005 het meest gerealiseerd in plattelandsgebieden. In 58 gemeenten
zijn 65 gastouderbureaus actief die ook innovatieve kinderopvang aanbieden. De doelstelling
van deze experimenteermogelijkheid is hiermee in 2005 gerealiseerd.
8 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
2 Toezicht en handhaving
Consistentietoets en validatieonderzoek
Alvorens tot conclusies te kunnen komen over het lokale toezicht en de handhaving op de Wet
kinderopvang, moest IWI eerst vaststellen in hoeverre de informatie in de verslagen betrouw-
baar was. Daartoe is een consistentietoets en het validatieonderzoek uitgevoerd. Dit heeft
geleid tot het aanbrengen van correcties op de gemeentelijke gegevens van 2005 zodat deze
bruikbaar waren om een landelijk beeld op te stellen. Gezien de kwaliteit van de door de
gemeenten aangeleverde informatie kon het rapport niet in 2006 worden afgerond.
Voor de exactheid van de uitspraken heeft het aanbrengen van deze correcties wel gevolgen
gehad. In de bijlage `Kwalificaties van het onderzoek' wordt hierop verder ingegaan. De conclu-
sie is dat gemeenten het registratie- en verantwoordingssysteem in het verslagjaar 2005 nog
niet op orde hebben. Gemeenten moeten nog een slag maken om dit voor elkaar te krijgen.
Het gemeentelijke kinderopvangregister
Bij iets meer dan de helft van de gemeenten bevat het register in 2005 onjuiste, onvolledige of
niet actuele informatie. Hierdoor kunnen ouders er niet altijd op vertrouwen dat de gegevens
in deze registers juist zijn.
Minder dan de helft van de gemeenten maakt in 2005 de mutaties in het register niet aan de
houder van de kinderopvanginstelling bekend en publiceert de aangebrachte mutaties niet in
lokaal verspreide dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.
Ruim tien procent van de gemeenten heeft in 2005 de GGD- toezichthouders niet op naam
aangewezen. Een kwart van de gemeenten maakt de toezichthouders niet bekend in een lokaal
verspreid dag-, nieuws- of huis aan huisblad.
Inspecties kinderopvang
Van het aantal landelijk benodigde en wettelijk verplichte jaarlijkse onderzoeken is in 2005
maar 27 procent uitgevoerd. Slechts 23 procent van de gemeenten geeft in het verslag Wet kin-
deropvang 2005 aan dat zij aan de wettelijke onderzoekseis (de jaarlijkse- én eerstemeldingson-
derzoeken) heeft voldaan.
De beperkte inspectiecapaciteit bij de GGD'en en de late invoering van de wet en beleidsregels
zijn volgens de gemeenten de redenen voor het beperkt uitvoeren van deze onderzoeken.
Niet alle gemeenten hebben de door de minister gestelde prioriteit om in ieder geval eerste-
meldingsonderzoeken uit te voeren en nader onderzoek te doen in verband met al eerder
geconstateerde problemen bij kinderopvangorganisaties, gerealiseerd.
Het niet uitvoeren van alle wettelijk verplichte onderzoeken is volgens gemeenten grotendeels
veroorzaakt door de late invoering van de wet en beleidsregels. Hierdoor zijn afspraken tussen
gemeenten en GGD'en laat tot stand gekomen, evenals de inspectie- en handhavingsinstrumen-
ten.
Er zijn echter sterke verschillen in de mate waarin de GGD'en de jaarlijkse- en eerstemeldings-
onderzoeken in 2005 hebben kunnen uitvoeren. Het tekort aan inspectiecapaciteit verschilt
sterk tussen GDD'en. Ook is er een verschil in de spreiding waarin GGD'en onderzoeken
hebben uitgevoerd bij de drie verschillende vormen van kinderopvang.
Voor zover in 2005 onderzoeken zijn uitgevoerd, hebben deze plaatsgevonden in overeenstem-
ming met de voorgeschreven werkwijze toezichthouders kinderopvang (artikelen 2 tot en met
8 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang).
Voor de overige typen onderzoeken (incidenteel en nader) en onaangekondigd onderzoek of
niet openbaargemaakte rapportage kunnen geen conclusies worden getrokken. Voor de inzet
van deze onderzoeken zijn geen wettelijke normen gesteld. Genoemde typen onderzoeken/
verschijningsvormen kunnen gemeenten gericht inzetten om kwaliteitsverbetering te bewerk-
stelligen. Het aantal keer dat deze onderzoeken zijn uitgevoerd, heeft IWI wel vastgelegd. Zij
kunnen eventueel beoordeeld worden in een specifiek onderzoek of worden geanalyseerd
nadat deze gegevens over meerdere jaren beschikbaar zijn.
Domeinen
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de kinderopvang (zoals die tot uitdrukking komt
in de domeinen) ligt bij de houder/exploitant van de kinder- en gastouderopvang.
De regelgeving van de Wet kinderopvang kent een systeem van kwaliteitsmeting bestaande uit
9 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
negen domeinen. Elk domein heeft een aantal beoordelingselementen. De meeste onvoldoen-
des in 2005 zijn gegeven voor de beoordelingselementen binnen de domeinen 'veiligheid en
gezondheid', en in mindere mate binnen de domeinen 'ouders' en 'klachten'.
Welke soort tekortkoming er specifiek binnen een domein aan de orde is die tot een score
'onvoldoende' heeft geleid. is niet van gemeente gevraagd. Verwacht mag worden dat de
zwaarte van de gescoorde `onvoldoende' tot uiting is gekomen in het door de GGD afgegeven
handhavingsvoorstel aan de gemeente.
De kinderopvangorganisatie is verplicht een risico-inventarisatie voor veiligheid en gezondheid
op te stellen. De GGD toetst of de kinderopvangorganisatie deze risico-inventarisatie goed
heeft uitgevoerd. De relatief lage scores voor veiligheid en gezondheid zijn dus niet één op één
terug te voeren tot onveilige of ongezonde situatie binnen een kindercentrum of bij een gastou-
dergezin. Deze lage scores zeggen wel dat de risico-inventarisaties op onderdelen onvoldoende
zijn uitgevoerd.
Handhaving
a Voorstellen van de GGD om handhavingsinstrumenten toe te passen
Het blijkt dat een aanzienlijk deel van de uitgevoerde onderzoeken leidt tot voorstellen van de
GGD aan de gemeenten om een handhavingsinstrument in te zetten (dagopvang vijftien pro-
cent; BSO dertien procent en gastouderbureaus zeven procent).
Indien dit percentage voorstellen uit onderzoeken/inspecties ook zou gelden wanneer alle wet-
telijke onderzoeken zouden zijn uitgevoerd dan betekent dit voor gemeenten dat zij aanzienlijk
meer capaciteit moeten inzetten voor beoordeling van deze voorstellen. Op jaarbasis zou het
voor de jaarlijkse onderzoeken kunnen gaan om ongeveer achthonderd voorstellen.
b Gemeentelijke afwijkingen van GGD-voorstellen
Gemeenten wijken voor bijna de helft af van de GGD-voorstellen om een handhavingsinstru-
ment toe te passen. De redenen die gemeenten noemen om hiervan af te wijken, zijn als volgt:
· voor een derde deel is de reden het ontbreken van voldoende handhavingscapaciteit;
· voor twee derde deel valt de keuze op een ander dan het voorgestelde handhavingsinstrument,
te weten een waarschuwing, nader onderzoek, een vooraanschrijving tot bestuursrechtelijke
handhaving (met dwangsom), extra voorlichting aan en nader overleg met de houder.
Ook kan de gemeente bestuurlijk gedogen indien zich tijdelijke situaties van overmacht voor-
doen of sprake is van een overgangssituatie. In het verslag is geen informatie gevraagd over het
bestuurlijk gedogen
c Toegepaste handhavingsinstrumenten
Het overgrote deel van de toegepaste handhavingsinstrumenten (tachtig procent) betreft een
aanwijzing. Andere acties die gemeenten hebben ingezet maar die niet in dit onderdeel van het
verslag over de uitvoering zijn opgenomen, zoals waarschuwing overreding, nader overleg en
nader onderzoek, zijn meer preventief van aard.
10 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
3 Oordeel
Hoewel sprake is van een eerste uitvoeringsjaar en de minister 2005 onder bepaalde restricties
als overgangsjaar heeft bestempeld, is IWI van mening dat het overgrote deel van de gemeenten in
2005 onvoldoende toezicht heeft uitgeoefend op de kwaliteit van het aanbod van kinderopvang.
Toezichtwerkzaamheden in 2005 (beroep op verschoning)
Gemeenten hebben niet voldaan aan de wettelijke eis om jaarlijks een onderzoek bij de hier-
voor in aanmerking komende kinderopvang instellingen uit te voeren. Zij beroepen zich veelal
op het overgangsjaar 2005. Hierbij wijzen gemeenten op de passage in de Beleidsregels werk-
wijze toezichthouder kinderopvang (toelichting, punt 4 `Toezichtwerkzaamheden in 2005') en
op uitspraken van de minister. De minister heeft destijds besloten 2005 tot overgangsjaar te
benoemen onder de restrictie van een bodemlijn voor de inspecties bij nieuwe meldingen van
het in exploitatie te nemen kinderopvangcentra /gastouderbureaus en bij reeds eerder gecon-
stateerde problemen bij de kinderopvangorganisaties. Deze twee soorten onderzoeken/inspec-
ties moeten in ieder geval worden uitgevoerd. Het onderzoek toont aan dat de bodemlijn voor
eerstemeldingsonderzoek ook niet is gehaald.
Het beheer van het gemeentelijke kinderopvangregister heeft de minister niet in het kader van
een overgangsjaar genoemd.
Hieronder volgt een toelichting op het oordeel.
Uitvoeren van de wettelijk verplichte onderzoeken/inspecties in 2005
Het overgrote deel van de gemeenten heeft in 2005 onvoldoende toezicht (door middel van inspec-
ties) uitgeoefend op de kwaliteit van het aanbod van kinderopvang.
Op grond van het onderzoek is vastgesteld dat niet alle gemeenten in 2005 alle benodigde eer-
stemeldingsonderzoeken hebben uitgevoerd. De minister had gesteld dat de benodigde eerste-
meldingsonderzoeken in 2005 in ieder geval moesten worden uitgevoerd.
Van het aantal landelijk benodigde en wettelijk verplichte jaarlijkse onderzoeken is in 2005
maar 27 procent uitgevoerd. Slechts 23 procent van de gemeenten geeft in het verslag Wet kin-
deropvang 2005 aan dat zij aan de wettelijke onderzoekseis (de jaarlijkse- én eerstemeldingson-
derzoeken) heeft voldaan.
Door het beperkt uitvoeren van inspecties hebben gemeenten de door de wet opgedragen
waarborgfuntie onvoldoende ingevuld. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de kin-
deropvang ligt primair bij de houder/exploitant van de kinder- en gastouderopvang. Ouders
moeten extra vertrouwen kunnen ontlenen aan het feit dat een toezichthouder periodiek
nagaat of de exploitatie plaatsvindt in overeenstemming met de regelgeving. Dergelijke inspec-
ties hebben in 2005 onvoldoende plaatsgevonden.
Resultaten van de uitgevoerde consistentietoets en het validatieonderzoek
Uit de door IWI uitgevoerde consistentietoets en het validatieonderzoek is gebleken dat gemeenten het
registratie- en verantwoordingssysteem in het verslagjaar 2005 nog niet op orde hebben. Hierdoor
hebben gemeenten geen betrouwbare sturingsinformatie voorhanden.
Gemeentelijke kinderopvangregister
Het beheer van het gemeentelijke kinderopvangregister is bij een aanzienlijk deel van de gemeenten
ontoereikend en biedt ouders en houders onvoldoende zicht op de feitelijke actuele situatie.
De in het register opgenomen gegevens zijn bij ongeveer de helft van de gemeenten onjuist,
onvolledig en/of niet actueel. Tevens maakt ongeveer de helft van de gemeenten de in het regis-
ter aangebrachte mutaties niet bekend aan de houders en aan het publiek. De aanwijzing door
gemeenten van de GGD-toezichthouders op naam, vindt bij tien procent van de gemeenten
niet plaats volgens de bedoelingen van de wetgever. Een kwart van de gemeenten maakt de toe-
zichtfunctionarissen niet in de media openbaar zoals in de wet is voorgeschreven.
11 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
Onvoldoende inzet van handhavingscapaciteit
Uit het onderzoek is gebleken dat bij bijna de helft van de GGD-voorstellen om een handhavingsinstru-
ment toe te passen, de gemeente dit voorstel niet heeft overgenomen. Voor een derde deel is de reden
daarvoor gelegen in het ontbreken van voldoende gemeentelijke handhavingscapaciteit.
12 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
Bijlage
Kwalificaties van het onderzoek
Beoordelingskaders
Volledigheid en juistheid van de gegevens in het kinderopvangregister
Artikel 46 Wet kinderopvang geeft aan dat het college van B&W een register bijhoudt, waarin
zij direct de gegevens opnemen die na een melding worden verstrekt door degene die een kin-
dercentrum of gastouderbureaus in exploitatie wil nemen. Welke gegevens dat zijn wordt op
grond van artikel 45 lid 2 Wet kinderopvang nader uitgewerkt in de Regeling Wet kinderop-
vang.
Artikel 6 Regeling Wet kinderopvang gaat in op de inhoud van het register. In het eerste lid van
dit artikel wordt nogmaals aangegeven dat bij melding verstrekte gegevens worden opgenomen.
Welke gegevens dat zijn wordt aangegeven in artikel 5 Regeling Wet kinderopvang. Voorts
dienen op grond van artikel 6 lid 2 Regeling Wet kinderopvang wijzigingen te worden ingeschre-
ven met vermelding van de aard en de datum van de wijziging.
Mededeling aan de houder van wijziging in het register.
Artikel 46 lid 4 Wet kinderopvang biedt de minister de mogelijkheid om regels te stellen
omtrent ondermeer de verwijdering van gegevens uit het register en de wijze waarop verbete-
ring van onjuistheden in het register plaatsvindt. De minister heeft hier gebruik van gemaakt
middels de Regeling Wet kinderopvang.
Artikel van de Regeling Wet kinderopvang schept voor het college van B&W de mogelijkheid
om wijzigingen aan te brengen in het register, indien is gebleken dat de gegevens die zijn opge-
nomen ten aanzien van een kindercentrum of gastouderbureau, niet overeenstemmen met de
werkelijke situatie. Het college dient dit direct aan de houder schriftelijk mee te delen.
Op grond van artikel 47 lid 1 Wet kinderopvang is de houder verplicht om wijzigingen direct
door te geven aan het college van B&W. Die dient vervolgens op grond van lid 2 van dit artikel
schriftelijk aan de houder mee te delen dat de wijziging in het register is aangetekend.
Opneming, mededeling aan houder en bekendmaking / ter inzage leggen van het
register
Artikel lid 2 Wet kinderopvang: Het college van B&W deelt de houder schriftelijk mee, dat de
opneming van het kindercentrum of het gastouderbureau in het register heeft plaatsgevonden.
Artikel 46 lid 3 Wet kinderopvang stelt dat het college van B&W de opneming in het register
bekend maakt in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.
Artikel lid 5 Wet kinderopvang vermeld dat het register kosteloos bij de gemeentesecretarie
voor een ieder ter inzage ligt.
Aanwijzing en mededeling van GGD-ambtenaren
Op grond van artikel 61 lid 1 Wet kinderopvang wijst het college van B&W ambtenaren van de
GGD aan als toezichthouder.
Artikel 61 lid 2 Wet kinderopvang geeft aan dat het college van B&W van deze aanwijzing als
toezichthouder mededeling doet in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.
Aantal uitgebrachte rapportages van het jaarlijks onderzoek
Op grond van artikel 2 Wet kinderopvang dient de toezichthouder jaarlijks te onderzoeken of
de exploitatie van elk kindercentrum of gastouderbureau plaatsvindt volgens de wettelijke
regels, behoudens bijzondere omstandigheden.
Aantal uitgebrachte rapportages naar aanleiding van nieuwe meldingen
Artikel 62 lid 1 Wet kinderopvang geeft aan dat de toezichthouder, na een melding van degene
die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau te starten, een onderzoek verricht
of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de wettelijke eisen. In
artikel 10 Regeling Wet kinderopvang geeft aan dat dit onderzoek binnen acht weken na de
melding dient te gebeuren.
13 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
Gevolgen van het Validatieonderzoek/consistentietoets voor de exactheid van de uit-
spraken
De onjuiste cijfers uit de gemeentelijke jaarverslagen zijn gecorrigeerd met behulp van de gege-
vens van het validatieonderzoek. In de overige onderdelen van de gemeentelijke jaarverslagen
zijn ook onjuistheden of onvolledigheden aangetroffen, maar de omvang daarvan was zodanig
dat het niet tot substantieel andere resultaten leidde. Hierbij dient wel in ogenschouw worden
genomen dat het aantal onderzoeken/inspecties nog erg beperkt is geweest in 2005.
Een gevolg van het voorgaande is dat bij uitspraken over het `gemeentelijk kinderopvangregis-
ter' geen exacte percentages kunnen worden genoemd. Hier wordt volstaan met globalere
kwantificeringen.
Bij `Inspecties kinderopvang' is uitgegaan van de door de gemeenten gerapporteerde informatie
na verwerking van de uitkomsten van de consistentieslag. Vaak moet ook hier worden volstaan
met globalere kwantificeringen (het noemen van delen van de massa; bijvoorbeeld een zesde
deel in plaats van een exact percentage).
14 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
Publicaties van de Inspectie Werk en
Inkomen
2007
R07/08 Jaarverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten
2005
Landelijk beeld van het eerste uitvoeringsjaar
Jaarverslag 2006
R07/07 Uitvoering Wet werk en bijstand 2005
R07/06 In de bijstand, en dan
Wat gemeenten doen aan activering van pas ingestroomde bijstandscliënten
R07/05 Uitvoering Wet sociale werkvoorziening 2005
R07/04 Rondom machines
Certificering in het werkveld `EG-richtlijn machines'
R07/03 De waarde van vasthoudendheid
Integriteitszorg bij certificatie- en keuringsinstellingen
R07/02 Betrokken bij kwaliteit
Borging deskundigheid bij certificatie- en keuringsinstellingen
R07/01 Samenwerking tussen CWI en UWV bij aanvragen voor een WW-uitkering
2006
R06/28 Duurzaamheid van re-integratie
Korte- en langetermijneffecten van re-integratie van arbeidsgehandicapten
R06/27 Burger aan zet
Onderzoek naar de invloed van herbeoordeelde WAO-gerechtigden op hun
re-integratie
R06/26 Eerste contacten met de keten
Volgonderzoek naar de werkzoekende burger in de keten
R06/25 Nabestaanden in beeld bij gemeenten
Beschikbaarheid en gebruik van gegevens van nabestaanden
R06/24 De Wia-claim beoordeeld
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen 2006 - 2008
R06/23 UWV en Walvis
Zesde rapportage
R06/22 Zorg om arbo
Werkveldonderzoek naar certificering van veiligheidskundigen, arbeids- en organisa-
tiedeskundigen, arbeidshygiënisten en bedrijfsartsen
R06/21 Handhaving door de Sociale Verzekeringsbank in 2005
R06/20 Wsw-indicatiestelling door CWI
R06/19 De eerste stappen
Onderzoek naar de implementatie van het eerstelijnstoezicht op de Wet kinderop-
vang door de gemeenten in 2005
R06/18 Zorgen voor bejegening
Onderzoek naar de wijze waarop UWV een zorgvuldige bejegening van WW- en
ZW-gerechtigden en werkgevers nastreeft
R06/17 Vreemdelingen aan het werk
Onderzoek naar de afgifte van tewerkstellingsvergunningen
R06/16 Werken aan sociale activering
Onderzoek naar sociale activering als eerste stap naar re-integratie
R06/15 Gedogen of handhaven
Jaarplan 2007
R06/14 UWV en Walvis
Vijfde rapportage
15 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005
R06/13 Het CWI-systeem Sonar in de praktijk
R06/12 De rol van de gemeenteraad bij de Wet werk en bijstand
R06/11 Beoordeeld en bejegend
Onderzoek naar de wijze waarop UWV een zorgvuldige bejegening voor WAO- en
Wia-gerechtigden nastreeft
R06/10 Meesterschap, vakmanschap
Een onderzoek naar certificering in de werkvelden `springmeesters' en `gasdeskundi-
gen tankschepen'
Jaarverslag 2005
R06/09 Eén fase, één keten
De ondersteuning door CWI, UWV en gemeenten van werkzoekenden met een
goede kans op werk
R06/08 Uitvoering Wet sociale werkvoorziening 2004
R06/07 Inzicht in kostenbesparing CWI
R06/06 Over druk
Een onderzoek naar het functioneren van certificatie- en keuringsinstellingen in het
werkveld drukapparatuur
R06/05 Waar een wil is, is een BVG
Samenwerking van de ketenpartners bij de vorming van bedrijfsverzamelgebouwen
R06/04 Controle in concurrentie
Uitvoering periodieke keuring en certificatie van kranen en liften
R06/03 Samen dienstverlenen
Onderzoek naar de dienstverlening aan klanten met meerdere uitkeringen
R06/02 De controleschakel
Onderzoek naar de werking van de controleschakel in de handhavingsketen
R06/01 Doelbinding en beveiliging in de keten van werk en inkomen
De beveiliging van Suwinet en de privacy van de burger
U kunt deze publicaties opvragen bij:
Inspectie Werk en Inkomen
Afdeling Strategie en communicatie
communicatie@iwiweb.nl
www.iwiweb.nl
Telefoon (070) 304 44 44
Fax (070) 304 44 45
Prinses Beatrixlaan 82
2595 AL Den Haag
Postbus 11563
2502 AN Den Haag
16 Inspectie Werk en Inkomen Jaaverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005