College van Beroep voor het bedrijfsleven
Te kore termijn om verzuim te kunnen herstellen
In de artikelen 6:5, 6:6 en 6:17 Awb, in hun onderlinge samenhang
bezien, ligt naar het oordeel van de Raad besloten dat de ingevolge
artikel 6:6 van de Awb te stellen termijn aan een gemachtigde voor het
namens een belanghebbende indienen van gronden van het bezwaar zodanig
dient te zijn dat de gemachtigde zijn taak naar behoren kan vervullen.
Om concrete bezwaren te kunnen formuleren tegen door de sociale
recherche geconstateerde feiten en onderzoeksbevindingen en daaruit
door het bestuursorgaan getrokken juridische conclusies zal het in het
algemeen noodzakelijk zijn dat de gemachtigde kan beschikken over de
aan het primaire besluit ten grondslag liggende rapportage van de
sociale recherche. Bij het bepalen van de termijn dient daarom
rekening te worden gehouden met de tijd die redelijkerwijs nodig is
voor het ter beschikking krijgen, bestuderen en zo nodig bespreken van
die rapportage met degene die door de gemachtigde wordt
vertegenwoordigd. De gestelde termijn van twee weken aan een
gemachtigde die niet zelf over die rapportage beschikt en aan wie die
rapportage ook niet is toegezonden, is hiervoor onredelijk kort. In
dit licht bezien kan niet aan betrokkene worden tegengeworpen dat haar
toenmalige gemachtigde niet binnen deze (te korte) termijn de gronden
van het bezwaar heeft ingediend of om uitstel heeft gevraagd.
LJ Nummer:
BA8763
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 2 augustus 2007