Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200702603/2
Publicatie datum: donderdag 2 augustus 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Noord-Brabant
---
200702603/2.
Datum uitspraak: 2 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen onder meer:
1. , wonend te ,
2. , wonend te ,
3. , wonend te ,
4. de vereniging "BB-Gestel", gevestigd te Sint-Michielsgestel, en de
vereniging "Vereniging tot Behoud van het Groene Hart van Brabant",
gevestigd te Den Dungen (hierna: BB-Gestel en Het Groene Hart),
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2006 heeft de gemeenteraad van
Sint-Michielsgestel het bestemmingsplan "Centrum Sint-Michielsgestel"
vastgesteld.
Bij besluit van 21 november 2006, no. 1182811, heeft verweerder
beslist over de goedkeuring van dit plan.
Bij uitspraak van 20 maart 2007, no. 200700231/3, heeft de Afdeling
dit besluit vernietigd.
Bij brief van 26 maart 2007, kenmerk 1255434/1281944, heeft verweerder
medegedeeld dat het bestemmingsplan van rechtswege is goedgekeurd.
Tegen het goedkeuringsbesluit van rechtswege hebben onder meer
verzoekers sub 1 bij brief van 11 april 2007, bij de Raad van State
ingekomen op 12 april 2007, verzoekster sub 2 bij brief van 1 mei
2007, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2007, verzoeker sub 3
bij faxbericht van 9 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9
mei 2007, en verzoekers sub 4 bij brief van 14 mei 2007, bij de Raad
van State ingekomen op 15 mei 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei
2007, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen. Bij brief van 1 mei 2007, bij de Raad van
State ingekomen op 2 mei 2007, heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter
verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij faxbericht van 9
mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2007, heeft
verzoeker sub 3 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te
treffen. Bij brief van 14 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op
15 mei 2007, hebben verzoekers sub 4 de Voorzitter verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2007,
waar verzoekers sub 1, vertegenwoordigd door mr. Th.A.G. Vermeulen,
advocaat te Rosmalen, verzoekster sub 2, vertegenwoordigd door mr.
Y.M. van der Meulen en ir. J.F.C. Kupers, verzoeker sub 3,
vertegenwoordigd door mr. M.J.H.M. Verhoeven, advocaat te Waalre, en
verzoekers sub 4, vertegenwoordigd door van Het Groene
Hart, en verweerder, vertegenwoordigd door A.J. Vos, ambtenaar van de
provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord de gemeenteraad van
Sint-Michielsgestel, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Fransen,
advocaat te Amsterdam, mr. J.C.M. Pommer, burgemeester, J.P. van
Doorn-van Tuijl, wethouder, ing. R.G.M. Louwers, ir. O.G. Seinen en A.
Hoogstad, ambtenaren van de gemeente, en Bouwvereniging Huis & Erf,
vertegenwoordigd door Vastgoed.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Met het plan wordt onder meer beoogd de herontwikkeling van het
westelijke gedeelte van het centrum van Sint-Michielsgestel mogelijk
te maken. Daartoe voorziet het plan in de nieuwbouw van woningen,
winkelpanden, parkeerplaatsen en de verlegging van de Schijndelseweg.
Verder maakt het plan in het oostelijke deel van het plangebied de
bouw van een appartementencomplex aan de Spijt naast Café Ons Moeder
mogelijk.
2.3. wonen aan de . Zij voeren aan dat
het plan ten onrechte is goedgekeurd voor zover dat de verlegging van
de Schijndelseweg alsmede bouw van een appartementencomplex ten zuiden
van de verlegde Schijndelseweg mogelijk maakt. Verzoekers vrezen een
aantasting van hun woon- en leefklimaat ten gevolge van de verlegging
van de Schijndelseweg. Verder betogen zij onder meer dat de bouw van
het appartementencomplex afbreuk doet aan de cultuurhistorische
karakteristiek van het Dommeldal.
2.3.1. is eigenaar van een aantal percelen in het
westelijke gedeelte van het plangebied. Hij voert aan dat het plan ten
onrechte is goedgekeurd voor zover dat de herontwikkeling van het
westelijke deel van het centrum mogelijk maakt. Verzoeker wenst een
alternatieve planregeling waarin ruimte wordt geboden aan het
zogeheten plan .
2.3.2. BB-Gestel en Het Groene Hart voeren aan dat het plan ten
onrechte is goedgekeurd voor zover dat de herontwikkeling van het
westelijke deel van het centrum mogelijk maakt. Volgens verzoekers is
de mogelijk gemaakte herontwikkeling in strijd met het rijks- en
provinciaal beleid ter bescherming van cultuurhistorische en
historische stedenbouwkundige waarden.
2.4. Ter zitting is van de zijde van de gemeenteraad verklaard dat
verwezenlijking van het zogeheten Albert Heijn-blok als eerste ter
hand zal worden genomen. De gemeenteraad heeft voorts verklaard dat op
korte termijn geen relevante ontwikkelingen ten noorden van de
Torenstraat zullen plaatsvinden. Gelet hierop is de Voorzitter van
oordeel dat de verzoeken ten aanzien van de plandelen met de
bestemming "Centrumdoeleinden 1 - C1" enkel een spoedeisend belang
hebben voor zover zij het plandeel ter plaatse van het Albert
Heijn-blok betreffen.
2.4.1. Ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Verkeers- en
verblijfsdoeleinden - VV" waarmee beoogd wordt de verlegging van de
Schijndelseweg mogelijk te maken, overweegt de Voorzitter het
volgende. Ten behoeve van deze verlegging heeft het college van
burgemeester en wethouders een vrijstelling op grond van artikel 19,
tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO)
verleend. Bij uitspraak van 16 december 2006, zaaknummers AWB 06/2118,
AWB 06/1963, AWB 06/2152 en AWB 06/2316, heeft de rechtbank te
's-Hertogenbosch de beroepen tegen de in bezwaar gehandhaafde
vrijstelling gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd.
Ten einde te vermijden dat aan het desbetreffende plandeel met de
bestemming "Verblijfsdoeleinden - VV" betekenis wordt toegekend in de
procedure ingevolge artikel 19 van de WRO en uit de inwerkingtreding
van dit planonderdeel zou worden afgeleid dat de bestemming
"Verblijfsdoeleinden - VV" ter plaatse als een gegeven zou moeten
worden beschouwd, schorst de Voorzitter de goedkeuring van dit
planonderdeel om in elk opzicht te vermijden dat het zelfstandige
toetsingskader voor het nog te nemen besluit op de bezwaren in de
vrijstellingsprocedure door de inwerkingtreding van voormeld
planonderdeel wordt beïnvloed.
2.4.2. Ten aanzien van het zogenoemde Albert Heijn-blok neemt de
Voorzitter in aanmerking dat gelet op hetgeen in de toelichting
hieromtrent is opgemerkt, alsmede op de plankaart, een onlosmakelijk
verband bestaat tussen de verlegging van de Schijndelseweg, het
scheppen van parkeerplaatsen en de situering van het Albert
Heijn-blok. Reeds hierom dient het plandeel ter plaatse van het Albert
Heijn-blok het lot te delen van het in overweging 2.4.1. bedoelde
plandeel "Verblijfsdoeleinden - VV".
Daarnaast is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders
op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO een vrijstelling heeft
verleend om de nieuwbouw binnen het Albert Heijn-blok mogelijk te
maken.
Teneinde te vermijden dat aan het desbetreffende plandeel met de
bestemming "Centrumdoeleinden 1 - C1" betekenis wordt toegekend in de
procedure ingevolge artikel 19 van de WRO en uit de inwerkingtreding
van dit planonderdeel zou worden afgeleid dat de bestemming
"Centrumdoeleinden 1 - C1" ter plaatse als een gegeven zou moeten
worden beschouwd, schorst de Voorzitter de goedkeuring van dit
planonderdeel om in elk opzicht te vermijden dat het zelfstandige
toetsingskader voor het nog te nemen besluit op de bezwaren in de
vrijstellingsprocedure door de inwerkingtreding van voormeld
planonderdeel wordt beïnvloed.
2.4.3. Wat betreft het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden -
W1" ten zuiden van de Schijndelseweg waar het door
alsmede BB-Gestel en Het Groene Hart bestreden appartementencomplex is
voorzien, heeft de Voorzitter twijfel of dit plandeel gelet op de
grootschalige bouwmogelijkheden, verenigbaar is met het
streekplanbeleid ter zake van cultuurhistorische waarden. Gelet op
deze bouwmogelijkheden en in aanmerking genomen dat de gemeenteraad
ter zitting heeft verklaard dat overleg plaatsvindt over een
alternatieve invulling van het betrokken bouwblok, ziet de Voorzitter
aanleiding het betrokken plandeel te schorsen.
2.4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek van [verzoekers sub
1] geheel en de verzoeken van , en BB-Gestel en Het
Groene Hart gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komen. Gelet op
de onderlinge samenhang met de betrokken plandelen, deelt de
goedkeuring van de tussenliggende plandelen in hetzelfde lot. De
bedoelde plandelen zijn aangeduid op de bij deze uitspraak behorende
kaart I.
2.5. exploiteert het aan te
. Zij voert aan dat het plan ten onrechte is goedgekeurd voor
zover dat de bouw van een appartementencomplex naast haar café
mogelijk wordt gemaakt. Verzoekster vreest dat een goed woon- en
leefklimaat in het appartementencomplex niet kan worden gewaarborgd en
dat zijzelf genoodzaakt zal worden kostbare geluidisolerende
maatregelen te treffen.
2.6. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft verzoekster een
akoestisch onderzoek door bureau Kupers & Niggebrugge BV van 4 januari
2007 ingebracht. De gemeenteraad heeft in reactie daarop een
rapportage van bureau Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV van 6
juli 2007 ingebracht waarin het akoestisch onderzoek van 4 januari
2007 wordt beoordeeld. Bij brief van 11 juli 2007 heeft Kupers &
Niggebrugge BV op verzoek van verzoekster gereageerd op de rapportage
van Cauberg-Huygen.
De Voorzitter overweegt dat bij de beantwoording van de vraag of in
redelijkheid goedkeuring had kunnen worden verleend aan het plandeel
dat de bouw van het betrokken appartementencomplex mogelijk maakt,
dient te worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden die het plan
biedt.
De rapporten van Kupers & Niggebrugge BV en Cauberg-Huygen hebben alle
betrekking op het concrete bouwplan van Bouwvereniging Huis & Erf.
Gelet hierop en in aanmerking genomen de tegenstrijdige conclusies van
de verschillende geluidrapporten, acht de Voorzitter nader onderzoek
aangewezen, waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet
leent.
In verband hiermee en gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen
ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de
Voorzitter aanleiding het verzoek van toe te
wijzen en een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het
plandeel met de bestemming "Woondoeleinden - W1" aan het Spijt zoals
aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart II.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van
, en te worden
veroordeeld. Ten aanzien van BB-Gestel en Het Groene Hart is niet
gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het
goedkeuringsbesluit van rechtswege, voor zover daarbij goedkeuring is
verleend aan de plandelen die zijn aangeduid op de bij deze uitspraak
behorende kaarten I en II;
II. wijst de verzoeken van verzoekers sub 1, verzoeker sub 3 en
verzoekers sub 4 voor het overige af;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
tot vergoeding van bij verzoekers sub 1 in verband met de behandeling
van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 690,39
(zegge: zeshonderdnegentig euro en negenendertig cent), waarvan een
gedeelte groot 644,00 is toe te rekenen aan door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie
Noord-Brabant aan verzoekers sub 1 onder vermelding van het zaaknummer
te worden betaald;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot
vergoeding van bij verzoekster sub 2 in verband met de behandeling van
het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 644,00 (zegge:
zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een
derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de
provincie Noord-Brabant aan verzoekster sub 2 onder vermelding van het
zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot
vergoeding van bij verzoeker sub 3 in verband met de behandeling van
het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 644,00 (zegge:
zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een
derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de
provincie Noord-Brabant aan verzoeker sub 3 onder vermelding van het
zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekers het door hen
voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage
van 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor verzoekers sub 1,
285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor verzoekster sub 2,
143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor verzoeker sub 3 en
285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor verzoekers sub 4
vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Bultema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2007
400.
---
---