Antwoorden op vragen over Chipshol
22 augustus 2007
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Roemer over Chipshol.
1. Wat is uw mening over het bericht dat Chipshol nog steeds tegengewerkt lijkt te
worden?1
1. Ik heb kennisgenomen van de berichten rond de schadevergoeding die Schiphol aan
Chipshol vanwege het in 2003 opgelegde bouwverbod op het Groenenbergterrein
moet betalen en de beslaglegging die Schiphol vervolgens op bezittingen van Chipshol
heeft laten leggen.
Ik wil voorop stellen dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat geen bemoeienis
heeft met de gang van zaken rond de schadeloosstelling van Chipshol door Schiphol.
De stelling van Chipshol dat er sprake is van tegenwerking is mij bekend. De
voorgaande staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Schultz van Haegen,
heeft in 2005 en 2006 in brieven en antwoorden op vragen van de Tweede Kamer de
gang van zaken rond het bouwverbod uitgebreid uiteengezet (ik verwijs naar Tweede
Kamer, 2004-2005, aanhangsel, blz. 1815/1816, Tweede Kamer, 2004-2005, 26959,
nrs. 104, 106, 109, 110, 112, 113, 114 en Tweede Kamer, 2005-2006, 26959 en
30518, nr. 119).
Daarnaast is in het Algemeen Overleg van 24 mei 2006 met de vaste commissie een
rapport van het Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Kamer over deze materie
1 Eén Vandaag, 13 juli 2007
Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
V&W/DGTL-2007/10156
aangehaald. Uit het rapport is destijds het volgende geciteerd: "Uit het feit dat
verschillende partijen hetzelfde standpunt innemen, mag niet worden afgeleid dat er
sprake is van één plan of van samenspanning tegen Chipshol". Dit citaat onderschrijf ik
uiteraard, waarbij ik er aan hecht hier nog aan toe te voegen dat het ministerie heeft
gehandeld met als oogmerk het veilig gebruik en de capaciteit van de Aalsmeerbaan te
waarborgen.
Over het handelen van andere betrokken overheden en Schiphol kan ik niet oordelen.
Ik ga er van uit dat in de diverse lopende procedures de vraag in hoeverre er door
betrokken partijen juist is gehandeld, door de rechter zal worden beantwoord. Of de
door de gemeente en provincie getroffen schikkingen erkenning van tegenwerking
inhouden kan ik eveneens niet beoordelen, aangezien ik de inhoud van de getroffen
schikkingen niet ken.
2. Waarom gaat Schiphol in beroep tegen het vonnis van de rechter? Deelt u de mening
dat het juist in het belang van alle partijen en de belastingbetaler is dat deze zaak zo
snel mogelijk wordt afgehandeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
2. Ik ben niet betrokken bij de procedure tussen Schiphol en Chipshol. Naar verluidt is
Schiphol bij de Hoge Raad in cassatie gegaan van de tussenuitspraak van de rechtbank
Haarlem van 13 juni 2007 waarbij Schiphol is veroordeeld tot betaling van 19 miljoen.
De beweegredenen daarvoor ken ik niet. Het is ook niet aan mij om over de juistheid
van de beslissing om in cassatie te gaan te oordelen. Verder is mij bekend dat de
rechtbank Haarlem nog geen eindvonnis heeft gewezen. Of na dat vonnis cassatie bij
de Hoge Raad zal worden aangetekend is ter beoordeling van partijen. De belangen
van de belastingbetaler zijn hier niet rechtstreeks bij betrokken anders dan dat een
eventueel te betalen schadebedrag ten laste kan komen van de exploitatie van de NV
Luchthaven Schiphol en daarmee effect kan hebben op eventuele dividenduitkeringen
aan de Staat.
Tevens heeft Schiphol een procedure gestart om de aan Chipshol te betalen schade op
de Staat te verhalen. Zoals de voorgaande staatssecretaris aan de Tweede Kamer heeft
medegedeeld, is Verkeer en Waterstaat van mening dat er geen verwachtingen zijn
gewekt dat de Luchthaven Schiphol de schadevergoeding voortvloeiend uit het
bouwverbod niet zou hoeven betalen, gelet op de wettelijke regeling van art. 50
Luchtvaartwet (Tweede Kamer, 2004-2005, 26959, nr. 104, blz. 7). Overigens ligt het
voor de hand dat Schiphol handelt met het oogmerk om de te vergoeden schade zo
klein mogelijk te houden.
3. Kunt u aangeven welk risico de Staat loopt ten aanzien van de claims die Chipshol heeft
ingediend?
3. Met betrekking tot het bouwverbod verwijs ik naar het antwoord onder 2. Daarnaast
heeft Chipshol een claim van 30,6 miljoen ingediend bij het ministerie van VROM
omdat zij van mening is dat het ministerie van VROM de omvang van de
veiligheidscontour rond de Aalsmeerbaan verkeerd zou hebben vastgesteld. De Tweede
Kamer is hierover door de minister van VROM ingelicht (Zie Tweede Kamer,
---
V&W/DGTL-2007/10156
2005-2006, 26959, nr. 114). Deze zaak is nog onder de rechter.
Zeer recent heb ik bericht ontvangen van de rechtbank Haarlem dat Chipshol in beroep
is gegaan tegen mijn onlangs genomen besluit tot opheffing van het bouwverbod. Het
beroepschrift moet ik nog bestuderen. De risico's van dit beroep zijn op dit moment
nog moeilijk in te schatten.
4. Deelt u de mening dat juist de overheid zich als een betrouwbare partner zou moeten
gedragen wanneer zij te maken heeft met een private partij?
4. Ik deel de mening dat de overheid zich als een betrouwbare partner moet gedragen.
5. Hoe kan het dat de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) advies kan uitbrengen
zonder voldoende onderbouwing en dat de overheid daarop maatregelen neemt? Kunt
u inzage geven in het rapport, op basis waarvan u besloten heeft het bouwverbod voor
het Groenenbergterrein op te leggen? Zo neen, waarom niet?
5. In de eerder aan de Tweede Kamer gegeven informatie is op deze vraag uitgebreid
geantwoord. Daarin is uiteengezet hoe het bouwverbod tot stand is gekomen. Ik hecht
er aan op deze plaats nogmaals zeer in het kort uit een te zetten hoe een en ander is
gelopen.
Eind 2002 werd door Chipshol een bouwvergunning aangevraagd voor het
Groenenbergterrein. Op basis van de tekeningen die bij die vergunningaanvraag horen,
concludeerde de LVNL dat er verstoring zou optreden van de Instrument Landing
System (ILS). Daarop heeft Schiphol het verzoek gedaan aan de voorgaande
staatssecretaris om een bouwverbod op te leggen. Dat besluit is tot stand gekomen
vanwege de risico's voor de veiligheid en het gebruik van de Aalsmeerbaan, waarna
Chipshol bezwaar tegen het bouwverbod aantekende. In het kader van de
bezwaarprocedure werd een in de Luchtvaartwet geregelde commissie ingesteld, met
twee door de rechter aangewezen deskundigen. Deze commissie oordeelde in 2005 dat
`de Staatssecretaris haar besluit tot het opleggen van het bouwverbod op grond van de
haar ten tijde van dit besluit ter beschikking staande gegevens, met de nodige
zorgvuldigheid heeft voorbereid en terecht heeft genomen'.
Bij het onderzoek door de commissie bleek er nog een tweede tekening te bestaan,
behorende bij een andere, na het bouwverbod afgegeven, bouwvergunning die
betrekking had op een andere kavel van hetzelfde bouwplan. Uit vergelijking van de
beide tekeningen kon worden geconcludeerd dat geparkeerde vrachtauto's de
belangrijkste oorzaak van de verstoring van de ILS zijn. Voordat met deze nieuwe
kennis een besluit kon worden genomen op het bezwaar van Chipshol tegen het
bouwverbod, trok Chipshol zijn bezwaar in. De bezwaarprocedure eindigde hiermee,
waarmee de rechtmatigheid van het bouwverbod kwam vast te staan.
Voor een uitgebreidere uiteenzetting verwijs ik naar de betreffende kamerstukken. De
stukken waarom wordt gevraagd zijn toegezonden aan de Tweede Kamer bij de brief
van 7 februari 2006 (Tweede Kamer, 2005-2006, 26959, nr. 110, blz. 4).
---
V&W/DGTL-2007/10156
6. Wat is de rol van de diverse (samenwerkende) overheidsinstanties geweest in dit dossier
in relatie tot Schiphol?
6. Voor zover het ministerie bij de zaak betrokken is geweest, waren de gemeente
Haarlemmermeer, de LVNL en Schiphol bezorgd over de gevolgen van bebouwing van
het Groenenbergterrein voor het veilig gebruik van de Aalsmeerbaan. Vanuit dat
oogpunt is gehandeld. De wijze waarop dat is gebeurd is in de eerder gegeven
informatie uitgebreid uiteengezet. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is eind
2002 betrokken geraakt. Toen werd gekeken of de werking van het
Luchthavenindelingsbesluit via de weg van een voorbereidingsbesluit in de tijd naar
voren kon worden gehaald en later kwam er betrokkenheid via het bouwverbod.
7. Bent u bereid in het kader van een transparante overheid een onafhankelijk onderzoek
in te stellen naar aanleiding van de nota van voormalig Kamerlid Duivesteijn om
helderheid over deze zaken te krijgen?2 Zo ja, wat voor onderzoek gaat u instellen? Zo
neen, waarom niet?
7. Ik heb geen behoefte aan een onderzoek, omdat ik meen dat op de gerezen vragen
door de voorgaande staatssecretaris duidelijke antwoorden zijn gegeven. De nota van
voormalig Kamerlid Duivesteijn is op 24 mei 2006 aan de orde gesteld in een Algemeen
Overleg met de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (Tweede Kamer, 2005-
2006, 26959 en 30518, nr. 119). De Tweede Kamer heeft toen geen aanleiding gezien
een onderzoek in te stellen.
8. Bent u bereid te bemiddelen tussen de diverse partijen om te voorkomen dat de kosten
voor de Staat, Chipshol en de samenleving alleen maar verder oplopen? Zo ja, wat voor
maatregelen gaat u nemen? Zo neen, waarom niet?
8. Ik ben van mening dat bemiddeling alleen zinvol is als er omstandigheden aanwezig zijn
waardoor een bemiddelingspoging kans van slagen heeft. Uit de opstelling van de
betrokken partijen tot op heden kan ik niet afleiden dat zulke omstandigheden op dit
moment aanwezig zijn.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
2 Kamerstuk 30 518, nr. 2, vergaderjaar 2005-2006
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat