Antwoorden op kamervragen van Omtzigt en Schermers over uitvaartpolissen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MC-K-U-2787291
24 augustus 2007
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van de Kamerleden Omtzigt
en Schermers over uitvaartpolissen (2060721150).
Vraag 1
Is het u bekend dat uitvaartverzekering Yarden, mede door stijgende
kosten, alle polissen heeft veranderd en alleen nog maar in geld
uitkeert en niet langer in natura? 1)
Antwoord 1
Het is mij bekend dat uitvaartverzekeraar Yarden een poliswijziging
heeft doorgevoerd. De stelling dat Yarden alleen nog in geld zou
uitkeren, is evenwel onjuist. Yarden heeft een vergunning voor de
uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar op grond
artikel 2:48, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht. Een
natura-uitvaartverzekeraar mag geen geldelijke uitkeringen doen.
Vraag 2
Welke kosten mag een instelling (zoals een ziekenhuis of verpleeghuis)
in rekening brengen aan de nabestaanden voor de zorg die is geleverd
aan iemand die overleden is? Kunt u deze kosten uitsplitsen naar de
kosten in de eerste 3 uur na overlijden en de kosten tussen 3 en 24
uur na overlijden? Voor welke handelingen met daaraan verbonden kosten
is toestemming van de nabestaanden vereist?
Antwoord 2
In de bekostiging is onderscheid gemaakt tussen noodzakelijke en
wenselijke laatste zorg. Noodzakelijke laatste zorg na het overlijden
wordt gerekend tot de verzekerde zorg. De kosten van deze zorg worden
gedekt door de reguliere tarieven en komen thans ten laste van het
budget van een instelling. Het gaat dan bijvoorbeeld om het schouwen,
gereed maken voor transport en het tijdelijk koelen van een overledene
(zie ook het antwoord op vraag 4). Kosten van wenselijke laatste zorg,
bijvoorbeeld afleggen en opbaren, komen voor eigen rekening. Als
nabestaanden opdracht of toestemming geven aan een instelling om deze
wenselijke laatste zorg te verlenen, dan kan de instelling deze
dienstverlening aan nabestaanden of, indien dat wordt gedekt door de
polisvoorwaarden, aan de uitvaartverzekeraar in rekening brengen. Een
uitsplitsing naar uren is niet mogelijk. Noodzakelijke zorg is strikt
genomen niet beperkt tot de zorg in de eerste drie uur na overlijden.
Of er nu veel of weinig tijd gemoeid is met bijvoorbeeld het sluiten
van openingen en incisies maakt voor het al dan niet in rekening mogen
brengen van de kosten niet uit.
Vraag 3
Geldt nog immer de uitspraak van de Hoge Raad van 3 december 1999, die
door het toenmalige College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) uiteengezet
is aan zorgverzekeraars en besturen van gebudgetteerde organen voor
gezondheidszorg? 2)
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Heeft de CTG richtlijn van 1 juli 2000 rechtskracht, zowel over
instellingen als partijen aan wie de instelling de zorg voor
overledenen overdraagt, vaak binnen de muren van diezelfde instelling?
Kunt u deze richtlijn met een uitleg aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 4
Het is mij niet precies duidelijk welke richtlijn c.q. beleidregel u
bedoelt. Wellicht doelt u op het standpunt van het CTG, één van de
rechtsvoorgangers van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), zoals dat
ook is opgenomen in het Jaarverslag 2001. Daarin meldt het CTG dat het
het College voor zorgverzekeringen (CVZ) om zijn opvatting over de
begrenzing van de begrippen `noodzakelijke laatste zorg' en
`wenselijke laatste zorg' heeft gevraagd. Het CVZ heeft aangegeven dat
het begrip `noodzakelijke laatste zorg' goed is weergegeven in het
overzicht dat de NVZ, vereniging van ziekenhuizen, hierover met de
uitvaartbranche heeft opgesteld. Het CTG gaf in het Jaarverslag 2001
aan zich met dit uitgangspunt te kunnen verenigen. In een later
stadium is het standpunt van het CVZ ook bekrachtigd voor
AWBZ-instellingen (zie de CVZ-circulaire 01/32 d.d. 22 augustus 2001,
over Noodzakelijke laatste zorg bij overlijden in een
AWBZ-instelling).
Onder noodzakelijke zorg wordt het volgende verstaan. Het gereed maken
van de overleden
patiënt voor bezoek op de afdeling, het informeren van nabestaanden
over de gang van zaken en het gelegenheid geven aan nabestaanden om
afscheid te nemen van de
overledene op de afdeling. Verder worden eventuele infuuslijnen,
katheters en stoma verwijderd alsmede openingen en incisies gesloten.
De bezittingen van de overledene
worden overgedragen aan nabestaanden en een ontslagformulier wordt
ingevuld. Op
het lichaam van de overledene wordt identificatiemateriaal aangebracht
en de overledene wordt gereed gemaakt voor verder transport. De
overledene wordt overgebracht naar een
daarvoor bestemde ruimte en afgedekt. Tot slot wordt het lichaam
vrijgegeven.
Vraag 5
Welke actie kunnen nabestaanden ondernemen, indien hen te hoge kosten
in rekening worden gebracht, zoals twee of drie keer het maximum
tarief betalen voor bijvoorbeeld de koeling tijdens het eerste etmaal
na overlijden?
Antwoord 5
Koeling behoort vanaf het moment dat de overledene opbaarklaar is tot
de wenselijke laatste zorg. Indien deze dienstverlening niet door een
uitvaartondernemer maar door een zorginstelling wordt geleverd, kan
een instelling de kosten hiervan aan de nabestaanden of, indien dat
wordt gedekt door de polisvoorwaarden, aan de uitvaartverzekeraar in
rekening brengen. De Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) is op
deze dienstverlening niet van toepassing. Als nabestaanden of
verzekeraars declaraties inzake deze dienstverlening onredelijk
vinden, zal er een reguliere juridische weg gevolgd moeten worden om
deze aan te vechten.
Vraag 6
Deelt u de mening dat voor de noodzakelijke zorg aan een overledene
tot het moment van de begrafenis, maximumtarieven moeten gelden? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals hierboven toegelicht is er onderscheid te maken tussen
`noodzakelijke laatste zorg' en `wenselijke laatste zorg'. De kosten
voor noodzakelijke verzorging van overledenen zijn begrepen in de
bekostiging van de zorgverlening en worden gedekt door de
zorgverzekering. Hiervoor worden geen afzonderlijke tarieven in
rekening gebracht.
Vraag 7
Bent u bereid, in overleg met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa),
ervoor te zorgen dat de zorg voor overledenen integraal onder een
maximumtarief wordt gebracht, zowel de zorg geleverd door een
instelling, de zorg geleverd door derden binnen de instelling als de
zorg buiten de instelling in bijvoorbeeld mortuaria?
Antwoord 7
Nee, het lijkt me niet wenselijk het onderscheid tussen noodzakelijke
laatste zorg en wenselijke laatste zorg, en daarmee het onderscheid in
de bekostiging, te laten vallen. Daarmee zou de keuzevrijheid van
mensen om aan hun specifieke wensen tegemoet te komen, onnodig worden
beperkt.
Vraag 8
Hoe gaat de NZa ervoor zorgen dat de huidige maximumtarieven worden
gehandhaafd, zodat nabestaanden niet op hoge kosten worden gejaagd bij
het overlijden van hun dierbaren?
Antwoord 8
De kosten van de noodzakelijke laatste zorg betreft verzekerde zorg en
zijn verdisconteerd in de instellingsbudgetten. Voor handhaving van
tarieven voor wenselijke laatste zorg is geen rol voor de NZa
weggelegd, omdat het hier niet gaat om zorg in de zin van de WMG.
1) www.trosrader.nl
2) Brief WT/k1k/A/2000/02c, 24 februari 2002