Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007-2011


1. Maatschappelijke problematiek Polarisatie en radicalisering lijken in Nederland in omvang, snelheid en intensiteit toe te nemen.1 De AIVD formuleerde het in zijn jaarverslag 2005 als volgt: `De grootste dreiging voor de Nederlandse democratische rechtsorde is momenteel het bestaan van een breed sociaal-maatschappelijk probleem waar in een sfeer van frustratie over de Nederlandse `multiculturele' samenleving zowel van autochtone als van allochtone zijde interetnische confrontaties worden uitgelokt. Aanhoudende interetnische confrontaties kunnen op termijn de cohesie in de Nederlandse samenleving bedreigen'. Het AIVD jaarverslag 2006 besteedt bijzondere aandacht aan de toename van islamitische radicalisering: `Het radicaliseringproces onder migrantenjongeren zet door. De salafistische2 stroming in Nederland, die weliswaar niet oproept tot geweld maar wel een anti-integratieve en onverdraagzame boodschap predikt, is hierbij een belangrijke aanjager. Om te voorkomen dat radicalisering verder toeneemt, is zowel een repressieve als een preventieve aanpak noodzakelijk. Deze brede aanpak moet zorgen voor een tegengeluid, waardoor de wind uit de zeilen wordt genomen van radicale stromingen.'

Het kabinet ziet polarisatie en radicalisering als een breed maatschappelijk probleem en wil dit voorkomen, belemmeren en indammen. Polarisatie en radicalisering kunnen de sociale samenhang en de onderlinge solidariteit in de samenleving bedreigen. Individuen en groepen zoeken de confrontatie met elkaar, keren zich af van de samenleving en raken mogelijk geïsoleerd. Wanneer een radicaliseringproces niet wordt afgewend of geremd, bestaat in het uiterste geval de kans dat een persoon/ groep geweld gebruikt en een (terroristische) aanslag pleegt. Deze problematiek wordt in samenhang aangepakt.

Het kabinet wil samen werken aan respect en solidariteit in onze samenleving. Met oog voor elkaar en waarin recht gedaan wordt aan ieders mogelijkheden en talenten. Duurzaam met elkaar verbonden. Een samenleving ook, waarin de overheid duidelijke grenzen stelt aan wat wel en niet kan.3 Met aandacht voor preventie én repressie. Dit actieplan is in deze geest geschreven.4


1. - De monitor Rassendiscriminatie 2005 van het Landelijk bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie meldt dat er jaarlijks enkele duizenden gewelddadige racistische incidenten plaatsvinden;
- Recent onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (Institute of Migration and Ethnic Studies) laat zien dat circa 2% van de moslims in Amsterdam vatbaar is voor radicalisering;
- Op internet neemt het aantal sites en chatrooms toe waar radicalen contacten aangaan of informatie halen, zo blijkt uit de zevende Monitor Racisme & Extremisme van de Universiteit Leiden/Anne Frank Stichting (2006);
- Cadat en Engbersen (NIZW, 2006) constateren `een groeiend probleem van botsingen tussen extreem-rechtse Lonsdale-jongeren en allochtonen'. De Monitor Racisme en Extremisme (Van Donselaar, Rodrigues, 2006) bevestigt dit beeld.
2 Salafisme: Een brede ideologische stroming binnen de islam die terug wil naar de `zuivere islam' uit de tijd van de Profeet. Vaak conservatief en ultraorthodox.
3 Coalitieakkoord CDA, PvdA, ChristenUnie, 7 februari 2007, pag. 3.
4 De geest en uitwerking van dit actieplan is gebaseerd op het coalitieakkoord en op de eerder opgedane kennis en ervaringen op dit dossier verwoord in de navolgende rapportages en kamerstukken: Kamerstuk 2004-2005 29754 nr. 4 Nota 'Van Dawa tot Jihad'; Kamerstuk 2004-2005 29754 nr. 26 Nota `Radicalisme en radicalisering; Kamerstuk 2004-2005 29754 nr. 27 Nota 'Weerbaarheid en Integratiebeleid'; Kamerstuk 2005-2006 29754 nr. 30 Nota `Lokale en justitiële aanpak van radicalisme en radicalisering' Kamerstukken 2004 ­ 2006 29754 nrs. 5, 24, 60, 73, 94 Voortgangsrapportages terrorismebestrijding. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, rapport nr.73: 'Rapportage Dynamiek in islamitisch activisme. Aanknopingspunten voor democratisering en mensenrechten (2006)' en verkenning nr. 13: Geloven in het publieke domein : verkenningen van een dubbele transformatie (2006)'.
---


2. Definitie en afbakening

Polarisatie is de verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving die kan resulteren in spanningen tussen deze groepen en toename van de segregatie langs etnische en religieuze lijnen.

Radicalisering is de bereidheid om diep ingrijpende veranderingen in de samenleving (eventueel op ondemocratische wijze) na te streven, te ondersteunen of anderen daartoe aan te zetten. Ingrijpende veranderingen zijn ontwikkelingen die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde (doel), vaak met ondemocratische methoden (middel), die afbreuk doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect). 5

Voor Nederland vormt op dit moment de islamitische radicalisering en de rechtsextremistische radicalisering de grootste maatschappelijke bedreiging. Hierop ligt in dit actieplan de focus. Andere vormen van radicalisering in Nederland zijn onder meer dierenrechtenactivisme6 en extreem links/ antiglobalisten.


3. Doelstelling actieplan Het actieplan heeft de navolgende doelstellingen:
1. Het voorkomen van (verdere) processen van isolatie, polarisatie en radicalisering door het (weer opnieuw) insluiten van mensen die dreigen af te glijden of zich af te keren van de Nederlandse samenleving en democratische rechtsorde. Daarbij dient met name gedacht te worden aan insluiting door scholing, stages en werk. (preventie)
2. Het vroegtijdig signaleren van deze processen door bestuurders en professionals en het ontwikkelen van een adequate aanpak. (pro-actie)
3. Het uitsluiten van mensen die duidelijke grenzen hebben overschreden en ervoor zorgen dat hun invloed op andere zoveel mogelijk beperkt wordt. (repressie) De aanpak op lokaal, nationaal en internationaal niveau staat beschreven in hoofdstuk 5.

De voortgang zal inzichtelijk worden gemaakt door periodieke meting. Polarisatie en radicalisering zijn niet eenvoudig te meten, maar het is wel mogelijk. Op twee meetniveaus: de feitelijke situatie en de ervaren situatie.

In september 2007 zal in overleg met onderzoeksdeskundigen op dit vlak de exacte set indicatoren vastgesteld worden waarop de meting plaats gaat vinden. Bijzonder aan deze set indicatoren is het feit dat gebruik gemaakt gaat worden van bronnen vanuit de diverse betrokken ministeries, gemeenten, operationele diensten en relevante inspectiediensten die niet eerder in deze vorm gebundeld zijn. Bij de meting zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande bronnen.7


5 Zie ook de AIVD-definitie van radicalisme als `het (actief) nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor (het voortbestaan van) de democratische rechtsorde (doel), eventueel met het hanteren van ondemocratische methodes (middel), die afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect)' (AIVD- rapport Van Dawa tot Jihad , p.15).
6 De Tweede Kamer heeft op 15 juni 2007 een aparte brief ontvangen over de specifieke aanpak van dierenrechtenactivisme van de ministers van BZK en Justitie waarin ook de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk staat beschreven op het terrein van dierenrechtenactivisme (Kamerstuk 2006-2007 30800 VI en 29754 nr.
98).

7 Denk aan het aantal meldingen van interetnische incidenten bij de onderwijsinspectie, meldingen van discriminatie bij politie en meldpunt discriminatie, percentage schooluitval, arbeidsmarktpositie jongeren etc. Het wordt een uitgebreide indicatorenset, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bronnen. De indicatorenset sluit tevens aan op de indicatoren die het Programma Nationale Veiligheid (BZK) hanteert bij de halfjaarlijkse horizonscan `polarisatie en radicalisering' en bij de kennis en informatie op het terrein van radicalisering in de Dreigingsanalyse Terrorisme Nederland (DTN) van de NCTb.
---

Oktober 2007 vindt een 0-meting plaats en is het mogelijk het streefcijfer te bepalen voor de

reductie van polarisatie en radicalisering in deze kabinetsperiode. De minister van BZK rapporteert jaarlijks over de voortgang, mede namens de andere betrokken bewindslieden.


4. Welke personen / groepen zijn vatbaar voor polarisatie en radicalisering? De personen die vatbaar zijn voor polarisatie en radicalisering zijn voornamelijk jongeren (veelal jonger dan 30 jaar) die op zoek zijn naar hun identiteit of roeping. Het zijn veelal mannen, maar het aantal vrouwen neemt toe, zowel in ideologisch ondersteunende zin als ook als actief deelnemer.

Islamitische radicalisering komt veelal voor onder jongeren die zoeken naar zingeving (religieus/ levensbeschouwelijke dimensie) of naar binding en erkenning binnen de groep (sociaal-culturele dimensie). Een derde belangrijke dimensie is de politieke, vanuit de ervaring van onrecht jegens henzelf of andere moslims in binnen- en buitenland. Het betreft overigens zowel jongeren die vanaf hun geboorte islamitisch zijn, als (autochtone) bekeerlingen.

Rechts-extremistische radicalisering komt vaak voor onder jongeren die zich gefrustreerd voelen over de `multiculturele' samenleving, in hun ogen de oorzaak van werkloosheid of woningnood (sociaal-culturele en politiek-activistische dimensie). Deze jongeren zijn veelal aanhangers van nationalistische ideeën, soms ook politiek actief. De religieuze / levensbeschouwelijke dimensie speelt bij rechts-extremistische radicalisering vrijwel geen rol.8


5. Aanpak


5.0 Drie sporenaanpak met primaat bij lokaal bestuur De aanpak van polarisatie en radicalisering is vooral een zaak van het lokaal bestuur, op lokaal niveau. Gericht op preventie, signaleren én interveniëren. Samen met professionals als wijkagenten, jeugdwerkers, leraren, CWI-medewerkers, leerplichtambtenaren en ingebed in het lokaal (veiligheids)beleid. Daarnaast is het van belang algemeen en specifiek beleid in te zetten op nationaal niveau dat deze lokale aanpak ondersteunt en faciliteert. Het derde spoor betreft de samenwerking op internationaal niveau bij de reductie van polarisatie en radicalisering (binnen en buiten de EU) én de aansluiting op het buitenlands beleid.


5.1 Nadere uitwerking lokale aanpak De voorgestelde lokale aanpak bestaat eruit dat wijken of plaatsen waar tendensen van polarisatie of radicalisering zichtbaar zijn een gebieds- of wijkgerichte behandeling krijgen die bestaat uit een combinatie van `zacht' en `hard'. De lokale overheid heeft de regie in handen.


8 Uit recent onderzoek "Trots op Nederland' van de Politieacademie (2007) blijkt dat het van belang is de zogenoemde Londsdale-jongeren niet direct het etiket rechts-extremistisch op te plakken. "Door het lonsdale- vraagstuk alleen te zien als overlast- en criminaliteitsprobleem bestaat het gevaar van bagatellisering, maar door het per definitie te beschouwen als probleem van rechtsradicalisme ligt overschatting eveneens op de loer."


---

`Zacht' kan onder meer bestaan uit het organiseren van ontmoeting en debat, bevorderen van

kennismaking tussen diverse levensbeschouwing, creëren van stageplaatsen of werkplekken, specifieke arbeidsmarkttoeleiding voor risicovolle groepen en monitoren van schoolverlaters.

`Hard' kan bijvoorbeeld bestaan uit handhaving leerplicht / sluitende aanpak spijbelen, afspreken en handhaven van gedragsregels, meer toezicht op straat, wellicht vestiging van een `wijkinternaat' waar ouders op vrijwillige basis hun kind voor aan kunnen melden, controle sociale zekerheid en zero-tolerance beleid ten aanzien van discriminatie.

Werkwijze lokale aanpak Het Rijk zal in nauwe samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een scan uitvoeren voor het detecteren van de gebieden of wijken in Nederland waar sprake is van polarisatie en/of radicalisering.910

Deze gemeenten kunnen vervolgens een nadere analyse opstellen, gebruikmakend van de kennis van docenten, wijkagenten, jongerenwerkers etc. in de gemeente/ wijk. De uitkomsten van deze analyse kunnen leiden tot een plan van aanpak, gericht op de lokale specifieke situatie (maatwerk). Het Rijk ondersteunt gemeenten -op verzoek- bij het opstellen van deze nadere analyse en het plan van aanpak, voornamelijk met kennis en het beschikbaar stellen van best practices. De kosten voor de implementatie van de aanpak volgen de systematiek van cofinanciering.

Alle relevante ervaringen en middelen (producten) die deze aanpak oplevert, zijn ook beschikbaar voor alle overige gemeenten in een kennisbank die VNG en het Rijk samen zullen beheren. Bij specifieke vragen in gemeenten is het mogelijk dit kenniscentrum te raadplegen voor advies op maat (consulent/ adviesfunctie kenniscentrum). Het voornemen is het kenniscentrum onder te brengen bij één van de bestaande kennisnetwerken en informatiecentra.


5.2 Algemeen en specifiek beleid op nationaal niveau Het lokale primaat neemt niet weg dat het ook van belang is algemeen en specifiek beleid in te zetten op nationaal niveau. Het voeren van een effectief beleid op het voorkomen en tegengaan van polarisatie en radicalisering raakt vele beleidsterreinen: werkgelegenheid, onderwijs, veiligheid, integratie, emancipatie, gezondheidszorg, huisvesting, jeugdbeleid, buitenlands beleid, etc. Hoewel deze beleidsterreinen uiteraard hun eigen doelstellingen hebben, leveren zij een belangrijke bijdrage aan het voorkomen en indammen van polarisatie en radicalisering.

Bij dit kabinetsbrede Actieplan zijn ­naast de VNG en diverse gemeenten- acht bewindspersonen betrokken, namelijk de ministers van BZK, Justitie, WWI, SZW, VWS, Jeugd en Gezin, OCW en BZ. Alle betrokken bewindspersonen hebben zich bereid getoond


9 De minister van WWI heeft bij de selectie van de 40 wijken gebruik gemaakt van sociaal-economische en fysieke indicatoren. Vanuit het perspectief van polarisatie en radicalisering is het van belang dat de minister van WWI de navolgende indicatoren heeft betrokken bij haar selectie: inkomen, werk, opleiding, sociale overlast en ervaren veiligheid. Dit leidt ertoe dat enige overlap kan bestaan tussen de geselecteerde wijken vanuit het perspectief van WWI en de wijken die bijzondere aandacht behoeven vanuit het perspectief van polarisatie en radicalisering. Wanneer specifieke wijken / gebieden op basis van de polarisatie en radicaliseringscan samenvallen met de wijken die de minister van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) tot haar aandachtswijken rekent, zal direct de samenwerking en aansluiting gezocht worden bij de verdere aanpak. Echter, het is een misvatting dat de toename van de problematiek van polarisatie en radicalisering alleen plaatsvindt in de kansarme wijken.


10 De gemeenten Rotterdam en Amsterdam brengen eigen expertise in bij de opzet en uitvoering van de scan.
---

de handen ineen te slaan en in gezamenlijkheid dit actieplan uit te voeren (integrale aanpak

vanuit rijksniveau).

Parallel aan het actieplan polarisatie en radicalisering is de Strategie Nationale Veiligheid ontwikkeld. Deze strategie is in april 2007 aan de Tweede Kamer toegezonden. Een onderdeel van het werkprogramma Nationale veiligheid betreft het tot stand komen van dreigingsanalyses en een risicobeoordeling van polarisatie en radicalisering in Nederland. De direct betrokkenen bij het actieplan polarisatie en radicalisering en het programma nationale veiligheid werken nauw samen en maken gebruik van elkaars informatie. Zo zal bij de monitor gebruik gemaakt worden van de indicatoren en cijfers die ook het programma Nationale Veiligheid hanteert.


5.2.1 Algemeen beleid op nationaal niveau Het algemeen beleid op nationaal niveau richt zich op regulier beleid dat niet specifiek gericht is op de reductie van polarisatie en radicalisering, maar wel een belangrijke bijdrage daaraan levert door het wegnemen van mogelijke voedingsbodems voor polarisatie en radicalisering. De verantwoordelijkheid voor deze aandachtsgebieden ligt bij de daartoe verantwoordelijke departementen.
Denk daarbij onder meer aan thema's als: a. Bijzondere aandacht voor het bevorderen van duurzame participatie van jongeren op de arbeidsmarkt. Dit begint al bij het zorgen voor goede aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, de zorg voor geschikte stageplekken voor jongeren en extra begeleiding van jongeren die dreigen uit te vallen bij het beroepsonderwijs (insluiten van mensen in de samenleving via scholing, stages en werk); b. Tegengaan voortijdig schoolverlaten en betere aansluiting onderwijs ­ arbeidsmarkt; c. Bevorderen van economische, maatschappelijke en politieke participatie van jongeren; d. Huisvestingbeleid voor jongeren; e. Burgerschap en sociale integratie als kerndoel in het onderwijs; f. Opvoedingsondersteuning, gericht op goede aansluiting van de jongeren bij de Nederlandse samenleving; g. Tegengaan van criminaliteit onder jongeren en aanpak van jeugdproblematiek; h. Tegengaan van discriminatie; i. Bevorderen van integratie, participatie en wederzijdse acceptatie; j. Emancipatie. 5.2.2 Specifiek beleid op nationaal niveau Het specifiek beleid op nationaal niveau is gericht op voorkomen, belemmeren en tegengaan van polarisatie en radicalisering. Het specifieke beleid richt zich op het zo goed mogelijk faciliteren van de lokale aanpak én op beleid dat echt op nationaal niveau ingezet moet worden in het kader van de reductie van polarisatie en radicalisering (veelal op verzoek van gemeenten).

In nauw overleg en op verzoek van de gemeenten die betrokken zijn bij het opstellen van dit actieplan zijn de navolgende beleidslijnen gedefinieerd waarbij het nationaal niveau de lokale aanpak kan ondersteunen:
---


1. Vergroten van de weerbaarheid en binding aan de samenleving van individuen en

groepen die vatbaar zijn voor polarisatie en radicalisering, en hun omgeving (ouders/ opvoeders etc.);
2. Vergroten van competenties van het lokaal bestuur en professionals die veel met jongeren en jongerengroepen werken;
3. Vroegtijdig isoleren, indammen en keren van polarisatie en radicalisering.

Hieronder staat een nadere uitwerking van ieder van deze drie beleidslijnen. De afgelopen periode is reeds gestart met het tegengaan van radicalisering. Nu wordt dit expliciet aangevuld met de wens polarisatie structureel aan te pakken. Bij de uitvoering zal steeds gezocht moeten worden naar een uitgekiende balans tussen preventie en repressie. Jaarlijks zal de exacte inzet en prioritering vanuit de direct betrokken ministeries op ieder van deze beleidslijnen vastgelegd worden in een operationeel jaarplan.
1. Vergroten van de weerbaarheid en binding aan de samenleving van individuen en groepen die mogelijk vatbaar zijn voor polarisatie en radicalisering, en hun omgeving Om polarisatie en radicalisering te voorkomen, is het nodig de factoren te onderkennen die een katalyserend effect kunnen hebben op een radicaliseringproces dat door een jongere wordt doorgemaakt of die anderen ertoe brengen jongeren hierin (stilzwijgend) te steunen. Het gaat erom mensen kansen te bieden om volwaardig in de Nederlandse samenleving te participeren. Naast het wegnemen van de voedingsbodems is het van belang dat burgers accepteren dat Nederland een open, pluralistische samenleving is waar diverse religies en leefwijzen naast elkaar bestaan. Waardering voor de democratie en de rechtstaat en loyaliteit aan kernwaarden horen daarbij.

Acties
a. Bevorderen van de kennis en vaardigheden van democratisch burgerschap onder jongeren die zich aangetrokken voelen door rechtsextremisme of islamitische radicalisering; b. Betrekken van ouders via onderwijs, inburgeringtrajecten en opvoedingsondersteuning bij de maatschappij en de ontwikkeling van hun kinderen. Ook leren van ouders om het gesprek aan te gaan met kinderen die zich aangetrokken voelen door radicaal gedachtegoed;11 c. Versterking van de binding van jongeren aan de samenleving door scholing, stageplekken en werk; d. Bevorderen kennis van jongeren in het algemeen over verschillende culturen en hun overeenkomsten, de beginselen van de democratische rechtsstaat, ons buitenlands beleid, religies en hun gezamenlijke, recente geschiedenis (via het onderwijs en maatschappijleer);12 e. Stimuleren van pluriform aanbod van (niet-extremistische) interpretaties van de islam (via onderwijs, media en internet); f. Immigranten vertrouwd maken met de Nederlandse rechtsorde en samenleving, waaronder het vergroten van kennis bij autochtone Nederlanders over religie en cultuur van `nieuwe Nederlanders;


11 Specifiek aspect waar tijdens het werkbezoek van Minister Ter Horst aan stadsdeel Slotervaart d.d. 16 april 2007 bijzondere aandacht voor is gevraagd.
12 Binnen het integratiebeleid is de minister van WWI voornemens bijzondere aandacht te besteden aan de interculturele dialoog.
---

g. Contacten leggen en onderhouden met sleutelfiguren en moslimorganisaties ten einde

gezamenlijk de weerbaarheid te vergroten; h. Nationaal duidelijk stelling nemen en weerwoord bieden aan radicale uitingen in de samenleving die mogelijk een voedingsbodem zijn voor polarisatie of zelfs radicalisering.
2. Vergroten van competenties van het lokaal bestuur en professionals die veel met jongeren en jongerengroepen werken Om tijdig op te kunnen treden is het van belang dat de `ogen en oren' van het lokaal bestuur en professionals die veel met jongeren werken (zoals politie, jeugdwerkers etc.) openstaan voor de signalen van polarisatie en radicalisering. Denk bijvoorbeeld aan het onderwijs, waar leraren aangeven in toenemende mate met radicale uitingen en tendensen van isolering in eigen kring geconfronteerd te worden. Het blijkt vaak lastig om de signalen goed te duiden en ervoor te zorgen dat er adequaat op wordt gereageerd. Daarom is het van belang dat de relevante beroepsgroepen voldoende `cultureel competent' zijn en zich gesteund weten om ook daadwerkelijk (op kleine schaal) interventies te plegen. Tot slot zijn er afspraken nodig over het doorgeven van signalen die duiden op verdergaande radicalisering.

Op dit gebied is de afgelopen tijd een aantal acties in gang gezet. Voor lokaal bestuur en professionals zijn handreikingen voor de aanpak van polarisatie en radicalisering beschikbaar. Wijkagenten hebben een basale training doorlopen. Aansluitend en aanvullend op deze activiteiten is het van belang te blijven investeren in het vergroten van de competenties van het lokaal bestuur en professionals die veel met jongeren en jongerengroepen werken. Acties
a. Ontwikkelen instrumenten / methodieken om weerwoord te bieden tegen radicale uitingen voor bestuurders, docenten, politie en jongerenwerkers. Stimulans om de discussie te blijven voeren met mensen die radicale ideeën uitdragen en daarbij duidelijk de grenzen van de rechtstaat aan te geven; b. Visievorming op specifieke vraagstukken die samenhangen met polarisatie en radicalisering. Voorbeeld: Hoe kunnen rijksoverheid en gemeenten samenwerken met maatschappelijke én religieuze organisaties zonder inbreuk te maken op de in Nederland gangbare scheiding tussen kerk en staat?; c. Inzet van teams van deskundigen, imams en islamgeleerden die ondersteunen bij het omgaan met toenemende polarisatie en/of radicalisering; d. Organiseren van regionale platforms waar bestuurders en professionals informatie kunnen uitwisselen en kennis kunnen halen; e. Organiseren van trainingen en workshops voor professionals.
3. Vroegtijdig isoleren, indammen en keren van polarisatie en radicalisering

Indien sprake is van (het bijdragen aan) vergaande radicalisering, die in het uiterste geval zou kunnen uitmonden in geweld en/of terrorismegerelateerde activiteiten, moet er worden opgetreden om verstrekkende gevolgen te voorkomen. Dit optreden kan worden omschreven als het isoleren of indammen van de geradicaliseerde persoon of organisatie. Per situatie wordt bekeken wat de beste aanpak lijkt, afhankelijk van het stadium waarin het radicaliseringproces verkeert. Waar nodig en mogelijk wordt ook (strafrechtelijk) opgetreden.
---

Acties

a. Tegengaan van verspreiding van sterk polariserende en radicale gedachten via televisie, CD-roms, lectuur en op internet; b. Tegengaan van haatzaaiende en radicale boodschappen in onder andere gebedshuizen, gevangenissen, scholen en jeugdcentra; c. Aanpak van (de financiële of verbale steun aan) radicale netwerken; d. Voortzetten van de aanpak van radicaliseringhaarden en de persoonsgerichte aanpak; e. Aanpak van verspreiding van radicale uitingen (veelal geïnitieerd vanuit de radicaliseringhaarden) samen met locaal bestuur; f. De-radicaliseringstrajecten, bijvoorbeeld door specifieke interventies in gevangenissen en in reclasseringstrajecten.
5.3 Samenwerking internationaal niveau en buitenlands beleid
5.3.1 Samenwerking internationaal niveau De situatie in Nederland staat niet op zichzelf. Ook andere landen kampen met een toename van polarisatie en radicalisering. De vormen van radicalisering wisselen echter van land tot land. Engeland heeft bijvoorbeeld een traditie op het terrein van dierenrechtenextremisme. Duitsland heeft meer ervaring met de aanpak van rechtsextremisme en extreme uitingen van antiglobalisme.

De Europese Unie heeft in 2005 het EU actieplan radicalisering en rekrutering aangenomen. Nederland neemt actief deel aan de uitvoering. Denk daarbij bijvoorbeeld aan kennisuitwisseling en delen van goede ervaringen in EU-verband. De Raad van Europa is momenteel specifiek geïnteresseerd in de interventiemogelijkheden op het terrein van polarisatie en radicalisering (best practices).

De Beneluxlanden werken samen aan de reductie van (met name) radicalisering door samenwerking bij wetenschappelijk onderzoek, het stimuleren van een pluriform aanbod over de islam op internet en het opzetten van uitwisselingprogramma's tussen professionals (leren van elkaars ervaringen en aanpak).13

Daarnaast werkt Nederland samen met enkele specifieke landen waar de problematiek van polarisatie en radicalisering op vergelijkbare wijze speelt. Nederland onderhoudt op dit vlak bilaterale contacten met het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Frankrijk, de Verenigde Staten en Canada.

Opvallend is dat internationaal de aandacht voornamelijk uitgaat naar voorkomen van en interveniëren bij radicalisering. Het tegengaan van polarisatie krijgt in Nederland meer aandacht dan in het buitenland. Internationaal bestaat overigens veel belangstelling voor de lokale aanpak die Nederland voorstaat.


13 Memorandum van Senningen, Actieplan 2007, is nog niet formeel vastgesteld (onderhandelingen lopen nog).
---


5.3.2 Buitenlands beleid De problematiek rond radicalisering leert ons dat ontwikkelingen in het buitenland effect kunnen hebben op de veiligheid in Nederland.14 Door persoonlijke contacten en door communicatie met de media, waaronder internet, bestaat een toenemende onderlinge verwevenheid. Het beleid voor de reductie van polarisatie en radicalisering wordt daarom nauw afgestemd met de inspanningen op dit vlak vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken.15


6. Kosten en financiering De kosten voor de lokale aanpak, voor het specifiek beleid op nationaal niveau en voor de samenwerking op internationaal niveau zijn geraamd en worden gefinancierd uit het pijlergeld in het Coalitieakkoord voor veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Het betreft een raming voor 28 miljoen voor de periode 2007-2011.

Activiteit 2008 2009 2010 2011 Scan en monitor 1 0,2 0,2 0,2 Zie onder 3
Aanpak 5 4 4 4 risicogebieden
(cofinanciering)16 Zie onder 5.1
Expertisefunctie 2 0,8 0,8 0,8 (kenniscentrum en informatiefunctie) Zie onder 5.1
Specifieke 2 1 1 1 Instrumenten /
nationaal en
internationaal niveau Zie onder 5.2.2 en 5.3 Totaal: 10 6 6 6


2 juli 2007


14 Denk aan ontwikkelingen in de Israëlisch/ Palestijnse kwestie, maar ook aan minder voor de hand liggende ontwikkelingen in het buitenland zoals de opruiende cartoons in Denemarken
15 Zie ook Kamerstuk 2006-2007 30800 nr. 5 Motie van der Laan t.a.v. de voedingsbodems voor terrorisme.
16 Niet inbegrepen in deze financiering zijn kosten voor het aantrekken van specifieke ambtenaren voor dit thema op gemeentelijk niveau, maar denk wel aan co-financiering voor opstellen plan van aanpak, voor specifieke opleidingen, voor de opzet van specifieke projecten etc.
---

---- --