Ministerie van Financiën

Centrum voor Proces- en Productontwikkeling

Vragen


1) Kent u de brief van de Belastingdienst Limburg/kantoor Heerlen' en de brief van de Belastingdienst (onderdeel onbekend) van 9 maart 2007²?


2) Wordt het in deze brieven ingenomen standpunt ook gehanteerd door andere onderdelen van de Belastingdienst?


3) In hoeveel gevallen heeft de Belastingdienst tot nog toe op grond van dit standpunt een teruggaaf of verrekening van dividendbelasting toegestaan?


4) Onderschrijft u de inhoud van deze brieven, of deelt u de kritiek van de redactie van Vakstudie-Nieuws?


5) Is hier naar uw oordeel sprake van niet eerder beantwoorde rechtsvragen? Zo neen, waarom niet?


6) Is ter zake van deze vragen de procedure gevolgd die beschreven is in het Besluit van 25 februari 2004³?


7) Waarom is in deze principiële kwestie door u (nog) geen beleid vastgesteld?


8) Bent u bereid hiervoor alsnog beleid te formuleren en te publiceren?

' Vakstudie-Nieuws 2006/40.19 ² Vakstudie-Nieuws 2007/21.9 ³ Nr. DGB2003/6662M.

Antwoorden


1. Ja


2. Nee. Verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting van niet in Nederland wonende of gevestigde belastingplichtigen voor de Wet op de dividendbelasting 1965 worden immers uitsluitend behandeld door de Belastingdienst Limburg/kantoor Heerlen.


3. Bij de Belastingdienst Limburg/kantoor Heerlen zijn door of namens niet in Nederland wonende particuliere aandeelhouders 17 verzoeken om (volledige) teruggaaf van dividendbelasting ingediend.

Daarvan is in één specifieker geval teruggaaf van dividendbelasting verleend.


4. Ik ben van oordeel dat verzoeken van niet in Nederland wonende particuliere aandeelhouders om teruggaaf van dividendbelasting (tot een groter bedrag dan voortvloeit uit de toepassing van een eventueel belastingverdrag) niet ingewilligd moeten worden. In nagenoeg alle gevallen is immers gebleken dat de Nederlandse belastingdruk op dividenden aan dergelijke particuliere aandeelhouders lager is dan in binnenlandse verhoudingen het geval is. In de gevallen waarin wel sprake is zijn van een hogere belastingdruk, is tot op heden niet gebleken dat de woonstaat van die aandeelhouders die hogere druk niet heeft geneutraliseerd of op enig moment zal neutraliseren door middel van het verlenen van voorkoming van dubbele belasting. De brieven zijn op dit punt geheel in overeenstemming met mijn oordeel.
Ten overvloede bevatten de brieven een voorschot op de wijze waarop vorenbedoelde hogere belastingdruk berekend kan worden ingeval het aan Nederland als bronstaat zou zijn om die hogere druk te neutraliseren. Gelet op het vorenstaande heeft dit thans echter geen praktisch belang. Een en ander laat onverlet dat hierover wel gedachtevorming plaatsvindt. Die gedachtevorming is echter niet afgerond.


5 t/m 8. Er is sprake van een niet eerder beantwoorde rechtsvraag waarover de inspecteur de kennisgroep internationaal belastingrecht heeft geconsulteerd. Beleidsmatig heeft over die vraag echter nog geen besluitvorming plaatsgevonden en zoals bij vraag 4 is aangegeven ontbreekt daartoe thans ook het praktische belang. Zodra dat belang er wel is, zal ik daarover een beleidsbesluit uitvaardigen.


2 / 2


---- --