Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200705055/2
Publicatie datum: donderdag 30 augustus 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Utrecht
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Utrecht
---
200705055/2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen onder meer:
, wonend te
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft de gemeenteraad van Oudewater
het bestemmingsplan "Landelijk gebied Hekendorp en Papekop"
vastgesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 19 juni 2007, kenmerk 2007REG001608i,
beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 18 juli
2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2007, beroep
ingesteld.
Bij brief van 18 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli
2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2007,
waar verzoekers in persoon en vertegenwoordigd door mr. H.J. Visser,
advocaat te Haarlem, en verweerder, vertegenwoordigd door G.J.
Jaspers, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Tevens zijn daar
gehoord de gemeenteraad van Oudewater, vertegenwoordigd door A.B. den
Boer, ambtenaar van de gemeente, en ProRail B.V., vertegenwoordigd
door mr. E.W.J. de Groot, advocaat te Breda.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in de bestemming
"Verkeersdoeleinden (V)" ten behoeve van een verkeerstunnel onder de
spoorbaan Utrecht-Gouda ter plaatse van de Papekopperstraatweg te
Papekop. Verweerder heeft bij het bestreden besluit goedkeuring
verleend aan dit plandeel.
2.3. Verzoekers exploiteren een café-restaurant en partycentrum op het
perceel te . Zij betogen dat door de werkzaamheden
ten behoeve van de bouw van de tunnel aanzienlijk minder parkeerruimte
beschikbaar zal zijn voor de clientèle van hun bedrijf, waardoor hun
bedrijf schade zal ondervinden. Zij hebben met het oog op die
werkzaamheden een gehuurd terrein ter grootte van ongeveer 490 m2
beschikbaar moeten stellen aan de verhuurder, alsmede een aangrenzend
terrein dat zij van de eigenaar mochten gebruiken ten behoeve van hun
bedrijf. Weliswaar heeft de gemeente Oudewater een schuin achter hun
perceel gelegen trapveldje ter compensatie van het verlies van
parkeerplaatsen aangeboden, maar het aldaar mogelijke aantal
parkeerplaatsen is volstrekt ontoereikend en bovendien is het veldje
moeilijk toegankelijk voor met name vrachtwagens. Verzoekers verzoeken
een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat het ProRail B.V. niet is
toegestaan werkzaamheden uit te voeren die op enigerlei wijze invloed
hebben op de thans beschikbare parkeervoorziening.
2.4. Ter zitting is gebleken dat met toepassing van artikel 19 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling en
bouwvergunning is verleend voor de verkeerstunnel en aansluitende
wegen. De vrijstelling omvat ook de werkterreinen, waaronder de
percelen die verzoekers gehuurd, respectievelijk met toestemming van
de eigenaar gebruikt hebben ten behoeve van hun bedrijf. De
desbetreffende vrijstelling en bouwvergunning zijn inmiddels
onherroepelijk. Dit betekent dat ProRail B.V. thans - los van de
bestemmingsplanprocedure - een geldige titel heeft om de werkzaamheden
met betrekking tot de verkeerstunnel uit te voeren, waaronder
werkzaamheden op de percelen die verzoekers gehuurd, respectievelijk
gebruikt hebben ten behoeve van hun bedrijf. Hieraan kan niet afdoen
dat, zoals verzoekers stellen, zij niet op de hoogte waren van de
artikel 19 WRO-procedure. Immers gebleken is dat de openbare
bekendmaking van deze procedure op juiste wijze heeft plaatsgevonden.
2.5. Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter geen aanleiding voor
het bij wijze van voorlopige voorziening treffen van een ordemaatregel
als door verzoekers gevraagd. Het verzoek dient derhalve te worden
afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007
12.