Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk UB/A/2007/28508 Doorkiesnummer Datum 3 september 2007

Onderwerp Uitvoering van de kopjesregeling en
vervolguitkeringen WW

Hierbij informeer ik u over twee incidenten die zich recentelijk in de uitvoering van de sociale zekerheid hebben voorgedaan. Ik vind het van belang u hiervan op de hoogte te stellen in verband met mogelijke financiële consequenties die hieruit kunnen voortvloeien voor de betreffende groepen burgers. Deze gebeurtenissen hebben zich voorgedaan bij de uitvoering van de kopjesregeling in relatie tot arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en bij de vervolguitkeringen WW door het UWV. In deze brief geef ik u de oorzaken van de problematiek weer, de maatregelen die het UWV treft om de problemen op te lossen en de consequenties voor de betrokken burgers. Tot slot ga ik in op de beheersing van incidenten bij de uitvoering van de sociale zekerheids-regelingen.


1. De kopjesregeling


1.1 De problematiek
De doelstelling van de kopjesregeling is om te voorkomen dat alleenstaanden met een uitkering op het bruto sociaal minimum, na de bruto-netto berekening, onder het netto sociaal minimum zakken. Daarom krijgen deze mensen bovenop hun uitkering een kopje. Bij de verhoging van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van 70% naar 75% per 1 juli 2007, is gebleken dat de uitvoering van de kopjesregeling niet altijd conform de geldende wet- en regelgeving heeft plaatsgevonden. Een aantal personen (naar schatting 2.100) heeft structureel onterecht een kopje ontvangen. Het UWV is hier naar aanleiding van signalen van cliënten achter gekomen. Een aantal cliënten is er per 1 juli 2007 netto op achteruitgegaan omdat het kopje is verlaagd, maar zij ontvangen nog steeds ten onrechte een kopje.

Gebleken is namelijk dat de kopjesregeling ten aanzien van ­ voor zover nu bekend ­ twee groepen cliënten niet in alle uitkeringssystemen van het UWV op dezelfde manier is geïmplementeerd, te weten:
a. personen die wegens hulpbehoevendheid een uitkering ontvangen van 85% of 100% van de grondslag c.q. het dagloon, en

Ons kenmerk UB/A/2007/28508

b. personen die weliswaar volledig arbeidsongeschikt zijn maar die naast hun uitkering inkomen uit arbeid hebben.

Voor zover de berekening van de uitkering van deze personen heeft plaatsgevonden met behulp van het zogenaamde ResaFasa-systeem van ex-GAK, hebben deze personen ten onrechte een kopje ontvangen. De persoon die in dezelfde situatie verkeert, maar wiens uitkering wordt berekend door het zogenaamde UWV 1-systeem (ex-Cadans, ex-USZO en ex- GUO) of het Bouw-systeem (ex-SFB) heeft echter nimmer een kopje gekregen. De toetsing in het Bouw- en het UWV-1 systeem is conform de regelgeving.

Naar schatting 2.100 cliënten hebben als gevolg van de toetsing en berekening door het systeem van ex-GAK, onterecht een kopje ontvangen. Door de verhoging van de uitkering van 70% naar 75% per 1 juli 2007, is bij (een deel van) deze cliënten het ten onrechte verstrekte kopje verlaagd. De maximale achteruitgang is ca. 68 netto per maand. Het UWV is nog bezig met een nadere analyse, dus de exacte omvang van de groep cliënten waarbij er sprake is van een onterecht kopje moet nog worden vastgesteld.

Zoals in de voortgangsrapportages SUWI is aangegeven, is het UWV nog bezig met het samenvoegen en opheffen van systemen. In dit specifieke geval blijkt de toetstingssystematiek in een van de systemen onjuist te zijn. Gevolg van deze situatie is dat er een situatie van rechtsongelijkheid tussen groepen van cliënten bestaat.


1.2 De getroffen maatregelen
Vanuit rechtmatigheids- en rechtsgelijkheidsoverwegingen heb ik besloten de uitvoering zo spoedig mogelijk in overeenstemming te laten brengen met de huidige wetgeving. Dit betekent dat het UWV de onterecht verstrekte kopjes intrekt, zodat de uitkering wordt verlaagd naar het juiste netto-niveau.Vanuit het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel is intrekking per toekomende datum mogelijk, indien hierbij een uitlooptermijn van twee maanden wordt gehanteerd. Dit betekent dat cliënten twee maanden voorafgaande aan de datum van intrekking per beslissing hiervan in kennis zullen worden gesteld.

Deze problematiek illustreert nogmaals de complexiteit van de kopjesregeling, zoals ook al bleek uit de brief van mijn ambtsvoorganger, van 14 april 2006 (Kamerstukken II, 2005/06, 30 034, nr. 59). Zoals bekend wordt de kopjesregeling per 1 januari 2008 afgeschaft (met een uitlooptermijn tot 1 maart 2008).1 De (met het kopje) beoogde minimum inkomensgarantie wordt dan ingebouwd in de Toeslagenwet. De problematiek van onterechte toegekende kopjesbedragen zal dan niet meer voorkomen.


1 Wet wijziging van de Toeslagenwet en intrekking van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid in verband met het verbeteren en vereenvoudigen van de wijze waarop het sociaal minimum wordt gewaarborgd in de loondervingsuitkeringen

---

Ons kenmerk UB/A/2007/28508


1.3 De gevolgen voor de betrokken cliënten
De cliënten zijn nimmer op de hoogte gesteld van de verlaging die per 1 juli 2007 heeft plaatsgevonden, omdat een dergelijke verlaging niet was voorzien. Er is met andere woorden aan deze groep niet een beslissing uitgereikt over de verlaging van het kopje, waardoor deze verlaging zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden. Vanuit het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel heb ik besloten om de getroffen groep cliënten tot het moment van daadwerkelijke intrekking van het kopje te compenseren.

Het UWV zal de groep van ca. 2.100 cliënten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in de eerste week van september per brief informeren over de reden van de onvoorziene verlaging van hun uitkering per 1 juli 2007 en over de intrekking van de ten onrechte toegekende kopjes met inachtneming van een uitlooptermijn van twee maanden. Gegeven deze uitlooptermijn zou de intrekking per 1 november 2007 kunnen plaatsvinden. Dit betekent dat cliënten achteraf gecompenseerd worden voor de verlaging van hun kopje over de maanden juli 2007 tot en met oktober 2007. De hersteloperatie valt binnen de beschikbare budgettaire kaders. Indien het UWV om uitvoeringstechnische redenen meer tijd nodig heeft, zal de intrekking van het kopje op een later tijdstip plaatsvinden.


2. De vervolguitkeringen WW


2.1 De problematiek

Per 1 januari 2004 is de vervolguitkering WW afgeschaft (Staatsblad 2003, 546). Werknemers die op of na 11 augustus 2003 werkloos worden, hebben daardoor geen recht op een vervolguitkering. Voor werklozen die vóór 11 augustus 2003 een WW-vervolguitkering ontvingen, geldt eerbiedigende werking. In een aantal gevallen kan op grond van de overgangsmaatregel nog een (herleefd) recht op vervolguitkering WW ontstaan. Dit heeft betrekking op drie groepen werknemers:

1. Werknemers met een eerste dag van werkloosheid op of na 11 augustus 2003, van wie de dienstbetrekking voor 11 augustus 2003 is opgezegd of ontbonden.
2. Werknemers die op of na 11 augustus 2003 een nieuw recht op loongerelateerde WW- uitkering krijgen, maar die hun oude recht op vervolguitkering WW destijds niet geheel hebben opgebruikt.

3. Werknemers die op of na 11 augustus 2003 recht op WW verkrijgen als gevolg van verlaging van hun WAO-uitkering en waarvan de eerste WAO-dag ligt vóór 11 augustus 2002.


---

Ons kenmerk UB/A/2007/28508

Uit interne kwaliteitscontroles is gebleken dat het UWV de overgangsmaatregel niet goed uitgevoerd heeft. Het UWV verwacht dat maximaal aan 5.610 werklozen ten onrechte geen vervolguitkering is toegekend.

2.2 De getroffen maatregelen

Het UWV gaat in eerste instantie aan de hand van 13.400 dossiers beoordelen of er mogelijk recht op vervolguitkering bestaat. Daarna informeert het UWV betrokken cliënten telefonisch over het mogelijk recht op vervolguitkering, wint schriftelijk informatie in en stelt het recht op vervolguitkering vast. De toetsing of voldaan is aan de sollicitatie- en re- integratieverplichtingen blijft voor de verstreken tijdvakken achterwege.

Vervolgens stelt het UWV de uitkering betaalbaar. Hierbij houdt het UVW zonodig rekening met het aantal uren dat de betrokkene gewerkt heeft en met ontvangen uitkeringen. Als de werkloze over een zelfde periode bijstand heeft ontvangen, zal deze met de vervolguitkering verrekend worden. Verder zal het UWV de wettelijke rente over de nabetaling verstrekken. Het UWV verwacht de gehele herstelactie eind dit jaar afgerond te hebben.

Het UWV verwacht in totaal maximaal 50 miljoen aan vervolguitkeringen te zullen nabetalen. Naar schatting 10 miljoen hiervan zal met gemeenten worden verrekend, omdat betrokkenen een bijstandsuitkering ontvingen

2.3 De gevolgen voor de betrokken cliënten

De ten onrechte niet toegekende vervolguitkeringen worden alsnog nabetaald. De betrokkenen worden dus met terugwerkende kracht gecompenseerd. Verder wordt de wettelijke rente ver- goed. Afhankelijk van de individuele omstandigheden van de betrokkene kan een nabetaling over voorgaande kalenderjaren nadelige effecten hebben op bijvoorbeeld belastingen, en zorg- of huurtoeslag.

---

Ons kenmerk UB/A/2007/28508

3. Beheersing van incidenten

Het UWV betreurt de in deze brief genoemde incidenten en biedt cliënten hiervoor verontschuldigingen aan. Incidenten in de uitvoering kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Het UWV is zich hier terdege van bewust en zal door analyse van de risico's, controles en beheersmaatregelen de kans op incidenten trachten te minimaliseren. Dit is een terugkerend onderwerp van gesprek tussen het UWV en mij.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)


---