Luie wijken veroorzaken dikke kinderen

04/09/2007 04:00



Nicis Institute



DEN HAAG, 4 september 2007 - In 2015 is één op de vijf kinderen te dik. Nog geen 10% van de kinderen op de basisschool haalt de minimum beweegnorm van een half uur per dag. In de leeftijdsgroep 12-17 jaar ligt dit percentage onder de 30. De inrichting van de wijk speelt een belangrijke rol. "Er is een duidelijk verband tussen de mogelijkheden voor sport en spel in de wijk en de deelname daaraan. Het probleem doet zich met name voor in bewegingarme wijken", zo concludeert Wim Hafkamp, wetenschappelijk directeur van Nicis Institute op basis van het onderzoeksrapport Wat kinderen beweegt. "Gemeenten onderschatten hun eigen rol. Zij moeten veel meer investeren in het bouwen van bewegingsrijke wijken."

Nicis Institute presenteert vandaag de resultaten van het onderzoek Wat kinderen beweegt. Wim Hafkamp overhandigt het rapport aan Wilbert Stolte, bestuurslid van de Richard Krajicek Foundation en oud sportwethouder van de gemeente Den Haag. Onderzocht zijn bijna 1000 basisschoolkinderen in de hoogste twee basisschoolgroepen in de gemeenten Zwolle en Emmen. Ook werden de kinderen uitgedaagd om een ontwerp te maken van hun ideale schoolplein of buurt. "Kinderen hebben een heel duidelijk beeld van wat ze willen in hun wijk. Gemeenten zouden speelplekken veiliger moeten maken. Ook bij de inrichting van schoolpleinen zijn punten te winnen", zo stelt Hafkamp.

Een aantal conclusies op een rij

- Ouders kunnen tot een actieve leefstijl bij hun kinderen afdwingen. Kinderen waarvan de ouders veel regels hanteren betreft 'niet stil zitten' bewegen meer. Ook kopiëren kinderen het sportieve gedrag van hun ouders.
- In bewegingsarme wijken zijn veel meer allochtone huishoudens waarbinnen vooral meisjes veel minder betrokken zijn in sport en bewegingsactiviteiten. Meisjes in bewegingsarme wijken sporten minder in georganiseerd verband dan meisjes in bewegingsrijke wijken en spelen ook minder vaak buiten. Jongens in bewegingsarme wijken sporten minder in georganiseerd verband dan jongens in bewegingsrijke wijken, maar spelen iets vaker buiten.
- Het woon-schoolverkeer is in veel gevallen al een goede aanzet om de beweegnorm te halen. Routes naar scholen zouden veiliger gemakat moeten worden om lopen en fietsen te stimuleren.
- In de pauzes zijn jongens op het schoolplein significant meer in beweging dan meisjes.
- Bestaande schoolpleinen moeten beter ingericht worden zodat er meer ruimte ontstaat voor sport en spel. Omdat pesten veel voorkomt op het schoolplein is begeleiding noodzakelijk
- Kinderen zijn niet tevreden over de speeltoestellen en -plekken in de buurt. De inrichting is onvoldoende divers. Ook wordt de speelplek als onveilig gezien door overlast van hangjongeren, loslopende en rondpoepende honden, kinderlokkers en verslaafden.
- Aanleg, onderhoud en exploitatie van kwalitatief goede sport- en speelvoorzieningen zijn geen garantie voor de ontwikkeling van een actieve leefstijl onder de jeugd. In voorwaardelijke zin dragen zij daar wel aan bij.

Het Nicis-onderzoek "Wat kinderen beweegt" is uitgevoerd in opdracht van de G27 in Zwolle en Emmen door Jan Janssens en Madeleine Frelier van het WJH Mulier Instituut.





http://www.nicis.nl