Ministerie van Economische Zaken

De vruchten plukken van globalisering

04-09-2007 | nieuwsbericht | onderwerp: Internationaal Ondernemen

Staatssecretaris Heemskerk sprak maandag 3 september op de SER conferentie 'Globalisation Challenges'. De staatssecretaris ziet het verwerven van meer steun voor globalisering als een van zijn belangrijskte taken en heeft de SER gevraagd hier een onderzoek naar te doen.

Hieronder vindt u een kort artikel naar aanleiding van de toespraak die Heemskerk ten gehore gaf.

De vruchten plukken van globalisering

Door staatssecretaris Frank Heemskerk

Het zal voor veel westerse ondernemers en politici even wennen zijn, maar de economische dominantie van het westen zal binnen enkele decennia voorgoed verleden tijd zijn. Toch ben ik er van overtuigd dat een open economie en verdergaande globalisering goed voor Nederland zijn, mits we oog hebben voor de potentiële verliezers en daadwerkelijk wat willen doen aan de mogelijke negatieve gevolgen van globalisering.

Een goede positie in het krachtenveld van de wereldeconomie komt niet vanzelf. Willen we van globalisering profiteren dan zal Nederland vier economische en maatschappelijke uitdagingen moeten oppakken: 1. Nederlandse bedrijven moeten zich positioneren als wereldwijde speler of als onderdeel daarvan, 2. Een protectionistische houding tegen buitenlandse investeringen moet worden voorkomen, 3. Het versterken van multilaterale organisaties en afspraken in het belang van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling en 4. Het bevorderen van maatschappelijk ondernemen als een mondiale opgave.

1) Positionering als wereldwijde speler

Het mondiale economisch zwaartepunt verschuift naar het oosten en zuiden. Opkomende economieën als China en India versterken hun positie in de industriële- en dienstensector. Ons bedrijfsleven past zich aan door hoger in de wereldwijde productie- en handelsketens te gaan zitten. Neem de zeer geavanceerde schepen die wij tegenwoordig maken. Onze kracht in zakelijke dienstverlening kan aantrekkelijke alternatieven bieden voor verdwenen productieactiviteiten. Niet de schoen zélf maar het ontwerp, de marketing en de logistiek. Met die kennisintensieve activiteiten wordt bovendien meer mee verdiend dan met productie. Internationale verankering van onze bedrijven is essentieel. Via export en import, buitenlandse vestigingen en technologische samenwerking zullen we in de toekomst onze banden met de snelgroeiende en opkomende economieën verder moeten uitbouwen. Daar waar overheidsinmenging in die opkomende economieën nog altijd zeer groot is, kan de Nederlandse economische diplomatie ook zeer nuttig zijn.

2) Geen protectionisme

Opkomende economieën investeren steeds meer in ons land. Kan dat kwaad? Loopt ons publieke belang gevaar als staatsfondsen uit bijvoorbeeld Rusland, China en Arabische landen eigendom verwerven in netwerk- en andere strategische sectoren? De nationale veiligheid maar ook risico's voor cruciale infrastructuur kunnen reden zijn om investeringen tegen te houden. Maar laten we hier geen debat van maken over `gevaarlijke' buitenlandse overnames. Het gaat vooral om het beschermen van ons publieke belang. Dat moeten we effectief doen. Het gouden aandeel herintroduceren? Andere manieren en maatwerk lijken me effectiever. Goed voorbeeld is de opsplitsing van de energiebedrijven in een commerciële tak en een onafhankelijke netbeheerder, om op deze wijze juist de infrastructuur veilig te stellen.

Vrijhandel is niet altijd en overal de gewenste oplossing. Maar meer protectionisme is sowieso het foute antwoord. De reactie van de Verenigde Staten op de dreigende overname van olieconcern UNOCAL door het Chinese CNOOC en van havenbeheer door de Dubai Ports World, laat zien wat er dan kan gebeuren. De protectionistische maatregelen van de regering Bush leidden tot dalende buitenlandse investeringen. Met een actief acquisitiebeleid moeten juist meer buitenlandse ondernemingen voor Nederland kiezen en voor meer werkgelegenheid zorgen. Een op de tien werknemers is al in directe dienst van een buitenlands bedrijf. Het midden- en kleinbedrijf profiteert van gerelateerde werkgelegenheid. Meer buitenlandse investeringen beteken meer binnenlandse banen.

Ik pleit echter wel voor wederkerigheid. Daarom wil ik een intensieve dialoog met de opkomende landen over wederzijdse openstelling voor buitenlandse investeringen.

3) versterking multilaterale organisaties

Door het afbreken van handelsbarrières krijgen arme landen meer ruimte in ontwikkelde en opkomende markten. Internationale handel kan echter ook ontwikkelingsprocessen verstoren. Ontwikkelingslanden moeten worden aangesloten bij het proces van globalisering. Zij moeten echter tegelijkertijd ruimte krijgen voor een eigen tempo waarin dat gebeurt. En handel moet ook zo duurzaam mogelijk zijn. Steeds meer westerse consumenten willen producten die zijn gemaakt met respect voor mens en milieu.

Maar kunnen wij de eisen aan ontwikkelingslanden wel opschroeven? Wij willen locale ondernemers in die landen toch juist meer kansen bieden op de wereldmarkt? Zijn Westerse wensen soms niet een nieuwe vorm van `rood' en `groen' protectionisme? In de ogen van opkomende landen soms wel. Een aantal waarden op gebied van mensenrechten, arbeidsnormen en milieu is echter zo universeel dat economische achterstand geen rechtvaardiging mag zijn om ze niet te respecteren. Multilaterale organisaties, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie, maar ook milieuverdragen zoals het Kyoto-protocol dienen versterkt te worden zodat zij meer slagkracht krijgen bij het bevorderen van duurzame productieprocessen wereldwijd.

4) Maatschappelijk ondernemen als een mondiale opgave

Onze multinationals hanteren ook in ontwikkelingslanden en opkomende economieën normen die als voorbeeld gelden voor andere bedrijven. Dat is geen `race tot the bottom', maar daadwerkelijk een kwaliteitsimpuls voor lokale omstandigheden. Ik was onder de indruk van de uitstekende productieomstandigheden in een Unilever fabriek in Dubai. Ook vanwege dit maatschappelijk belang zou het goed zijn als meer Nederlandse bedrijven internationale spelers worden.

Een belangrijke vraag blijft wel of onze multinationals, inclusief handelsondernemingen, voldoende energie steken in hun ketenverantwoordelijkheid. Ze zouden meer kunnen doen om duurzaamheid bij leveranciers te vergroten door eisen te stellen aan productveiligheid, arbeidsomstandigheden en zorg voor het milieu. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet een mondiale inspanning zijn en het bevorderen hiervan is voor Nederlandse bedrijven en beleidsmakers een belangrijk exportproduct.

Overigens heeft de consument hier ook een rol. Nog steeds rennen consumenten naar de winkel als ze een mooie flatscreen TV uit China goedkoop kunnen krijgen, maar men zou zich ook kunnen afvragen onder welke omstandigheden die is gemaakt. Betere arbeidsomstandigheden kunnen wel eens leiden tot wat hogere prijzen. Dat moeten we dan ook niet erg vinden. De maatschappelijk betrokken burger is toch nog lang niet dezelfde als de consument in winkel of supermarkt.

We moeten constructief omgaan met deze vier uitdagingen, zodat bedrijven, werknemers en consumenten optimaal van globalisering kunnen profiteren. Maar, de politiek kan het niet alleen, ik reken ook op de inzet van het bedrijfsleven om deze uitdagingen te realiseren en draagvlak voor globalisering in Nederland weer te vergroten.

Meer informatie

* Globalisation Challenges
03-09-2007 | toespraak | onderwerp: Internationaal Ondernemen De complete speech die staatssecretaris Heemskerk hield tijdens de SER-conferentie 'Globalisation Challenges'.