Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 11 september 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk VenW/DGP-2007/6400 2060720210 en 2060720240 Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

De leden van de vaste kamercommissie Verkeer en Waterstaat hebben vragen gesteld over de haltepalen van Veolia. Hierbij treft u de antwoorden aan.


1. Bent u bekend met de berichtgeving inzake de `ongeldigheid van haltepalen van Veolia'?


1. Ja.


2. Is de suggestie van het CROW juist dat de borden die inmiddels ook in Gelderland, Rotterdam en Amsterdam staan niet rechtsgeldig zijn?


2. Ten aanzien van bushalten gelden op basis van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) bepaalde gedragsregels.
- Een bestuurder mag daar zijn voertuig niet stil laten staan binnen de bebouwde kom.

- Binnen de bebouwde kom heeft een bus die wegrijdt bij een bushalte voorrang op de overige bestuurders.
- In het verlengde hiervan moet het vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en van voorkomen van aansprakelijkheid voor iedereen duidelijk zijn of er sprake is van een bushalte.

In bijlage 1 van het RVV 1990 is met afbeelding bord L3 aangegeven wat onder een bushalte/tramhalte wordt verstaan. Hieronder treft u een voorbeeld van dit informatiebord L3 aan:
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71

Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95 bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

VenW/DGP-2007/6400

Bord L3 is vastgelegd in het Verdrag van Wenen inzake verkeersregels en verkeerstekens. De toetreding van Nederland tot dit verdrag is nagenoeg afgerond en hierbij is geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van het bord voor aanduiding van een bus/tramhalte. Werking van het verdrag geschiedt via verwerking van het verdrag in nationale wetgeving. Omdat in het RVV1990 bord L3 is vastgelegd, is de aanduiding van een halteplaats al in nationale wetgeving geregeld. Ook art. 7 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer verbiedt voor bushalten een ander bord dan bord L3 te plaatsen. Dit betekent dat niet mag en kan worden afgeweken van bord L3.

Mij is bekend dat in gebieden in Nederland aanduidingen van bushalten staan die in het onderste gedeelte in kleur afwijken van bord L3. Het bovenste deel van de aldaar geplaatste haltepalen komt overeen met bord L3. Actieve handhaving op de kleurstelling van het onderste deel van het informatiebord vindt niet plaats, omdat vormgeving en positie van een dergelijk informatiebord bij een bus/tramhalteplaats de weggebruiker voldoende duidelijkheid biedt ten aanzien van de situatie en status ter plaatse.

Recentelijk heeft vervoerder Veolia een aantal verkeerszuilen bij bushalten geplaatst. Deze I-bus-paal biedt reizigers aanvullende reisinformatie. De vormgeving van de zuil komt echter niet overeen met het eenduidig herkenbare, wettelijk vastgelegde informatiebord 3. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en voorkomen van aansprakelijkheid kan de zuil niet zelfstandig worden gebruikt als aanduiding van een halte.


3. Heeft het CROW over de andere borden in het land advies uitgebracht?

3. Het CROW is een kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Het CROW ontwikkelt en beheert in samenwerking met onder andere overheidsorganisaties praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Indien een advies of een handboek van het CROW wordt bekrachtigd door de Minister vormt deze een richtlijn voor het departement. Een handboek bevat enerzijds hetgeen bij wet is vastgelegd en anderzijds richtlijnen van het CROW. Er is geen verplichting de richtlijnen op te volgen. In de praktijk blijken de wegbeheerders deze richtlijnen grotendeels op te volgen, soms met een door de situatie ter plaatse ingegeven aanpassing. Wetgeving moet altijd worden nageleefd.


---

VenW/DGP-2007/6400

4. Wat is de status van een CROW advies?

4. Zie mijn antwoord op vraag 3.

5. Is het waar dat de aangepaste borden in Rotterdam en Amsterdam zijn gelegaliseerd door er een blauwe sticker op te plakken?

5. Ja, op voorwaarde dat de sticker inderdaad in het blauw is uitgevoerd en ook voldoet aan de andere kenmerken van bord L3.

6. Worden de Veoliapalen officiële haltepalen als de palen in de juiste kleur zijn gestickerd?

6. De verkeerszuil van Veolia wijkt in vormgeving sterk af van informatiebord L3. Voor zover de informatieborden L3 nog bij de halten staan is er geen sprake van onduidelijkheid over de status van de halte. Voor de bushalten waar geen bord L3 (meer) staat, heb ik inmiddels vernomen dat de provincie Limburg Veolia heeft gevraagd te bezien op welke wijze aanpassing mogelijk is zodat de bushalten wel voldoen aan de eisen van aanduiding.

7. Wegen de voordelen van de nieuwe palen op tegen de oude wettelijke voorschriften?

7. Adequate en actuele informatie voor reizigers is naar mijn mening een zeer belangrijk element in de openbaarvervoervoorzieningen. Vervoerder Veolia wil met de verkeerszuilen invulling geven aan de vraag van de provincie Limburg om reizigers goed te informeren. Dit initiatief juich ik toe. Wel is het zo dat het voor alle weggebruikers duidelijk moet zijn wanneer er sprake is van een bus/tramhalte. Een goede herkenbaarheid en juiste inrichting van de halteplaats zijn daarvoor essentieel. Hiervoor zijn, zoals ik hierboven al aangaf, regels opgenomen in het RVV 1990. Een combinatie van het informatiebord L3 en aanvullende reizigersinformatie, zoals met de verkeerszuilen van Veolia zal voldoen aan duidelijkheid over de halteplaats en de informatiebehoefte van de reiziger.

8. Ziet u voordelen in de nieuwe palen van Veolia? Zo ja, welke zijn dat?

8. Zie mijn antwoord op vraag 7.

9. Aan welke criteria moeten de halteborden voldoen die zijn besproken in de net afgeronde Europese onderhandelingen over verkeersborden?

9. Ik ga ervan uit dat u met deze vraag verwijst naar het Verdrag van Wenen dat in het algemeen het gebruik van de wegaanduidingen in Europa regelt en gericht is op harmonisatie in verkeersregels en ­tekens. Zoals ik aangaf in mijn antwoord bij


---

VenW/DGP-2007/6400

vraag 1 is de toetreding van Nederland tot dit verdrag nagenoeg afgerond. In het Verdrag is bord L3 vastgelegd als aanduiding voor een halteplaats.

10. Waarom worden er nieuwe regels voor halteborden opgesteld?

10. Er worden geen nieuwe regels vastgesteld; zie mijn antwoord bij vraag 2.

11. In hoeverre passen de palen van Veolia in het nieuwe beleid van Verkeer en Waterstaat?

11. Er is geen sprake van nieuw beleid van het ministerie. Wel moedig ik initiatieven ter verbetering van de informatie voor reizigers, binnen de gestelde richtlijnen en kaders, aan.

12. Wat is de rol van de provincie in deze geweest?

12. Provincie Limburg heeft in het bestek, het document in de aanbestedingsprocedure waarin het door de provincie gewenste vervoerproduct is omschreven, de vervoerder gevraagd om meer adequate reisinformatie voor reizigers op de halten.

13. Hoe gaat u de ontstane impasse doorbreken?

13. Naar mijn oordeel is er geen sprake van een impasse: bij halteplaatsen waar naast een verkeerszuil ook de bushaltepaal met bord L3 aanwezig is, is de status van de halteplaats duidelijk. Ten aanzien van de overige bushalten worden, zoals ik hierboven reeds meldde, maatregelen genomen om ze wederom te laten voldoen aan de richtlijnen.

14. Is het waar dat door of vanwege Rijkswaterstaat opdracht is gegeven tot vervanging van om en nabij 3.500 haltepalen bij bushaltes? Is het zo dat daarmee een bedrag van ongeveer 4 miljoen is gemoeid? Deelt u de mening dat bedoeld bedrag beter zou kunnen worden ingezet ten gunste van het openbaar vervoer?

14. Daar het hier haltepalen langs provinciale of gemeentelijke wegen betreft, heeft Rijkswaterstaat hierin als beheerder van het rijkswegennet geen rol.

15. Klopt het bericht dat door of vanwege Rijkswaterstaat kritiek is geuit op de door Veolia geplaatste palen omdat deze niet zouden voldoen aan de ter zake geldende wetgeving?

15. Er is mij niet bekend dat Rijkswaterstaat kritiek heeft geuit op de door Veolia geplaatste palen.


4

VenW/DGP-2007/6400

16. Is het waar dat elders in den lande (Gelderland, Groningen etc.) al enkele jaren gebruik wordt gemaakt van haltepalen die afwijken van het officiële model? Kunt u aangeven waarom juist nu door of vanwege Rijkswaterstaat de bedoelde actie is ondernomen?

16. Zie mijn antwoord bij vraag 2.

17. Deelt u de mening dat een automobilist die een bushalte nadert waar een bus, gelet op het inschakelen van de linker richtingwijzer, op het punt staat te vertrekken meer aandacht zal hebben voor de afstand tussen zijn voertuig en de vertrekkende bus, dan voor de vraag met wat voor haltepaal de desbetreffende bushalte is uitgerust? Zo neen, waarom niet?

17. Zoals ik hierboven al aangaf moet vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid en het voorkomen van aansprakelijkheid voor alle weggebruikers duidelijk zijn of er sprake is van een bushalte. In het RVV 1990 is daarin voorzien met informatiebord L3. Deze halteaanduiding voorziet erin dat de status van een halteplaats altijd als zodanig te herkennen is, ongeacht of er een bus bij de halte staat of wegrijdt. In geval van een halteplaats binnen de bebouwde kom voorziet de halteaanduiding in de voorrangsregel voor een bus op het overige verkeer. Helderheid over de status van een halteplaats is dus essentieel. Vanzelfsprekend ben ik met u eens dat het overige verkeer, in de situatie waarin een bus met de richtingaanwijzer te kennen geeft, weg te gaan rijden van een halteplaats, de verkeersveiligheid en verkeersregels in acht moet nemen en afstand moet bewaren tot de bus.

18 Deelt u de mening dat, nu in de wet is vastgelegd dat het openbaar vervoer in Nederland wordt aanbesteed, de aanbestedende overheden een sterke stem zouden moeten hebben bij het beantwoorden van de vraag wat voor soort haltepalen men zou willen toepassen? Zo neen, waarom niet?

18. Nee, deze mening deel ik niet met u. Ik ben van mening dat eenduidigheid in de aanduiding van halteplaatsen essentieel is ten behoeve van de herkenbaarheid en verkeersveiligheid ter plaatse. De regels uit het RVV 1990 voorzien hierin.

19. Deelt u de mening dat bedoelde casus een schoolvoorbeeld is van wet- en regelgeving die niet goed door bedrijfsleven en burger wordt begrepen en dat derhalve in dit onderhavige geval de wet- en regelgeving zo spoedig mogelijk dient te worden aangepast? Mag van u een voorstel ter zake verwacht worden dat voorziet in een praktische oplossing respectievelijk in aanpassing van de wet- en regelgeving?


5

VenW/DGP-2007/6400

19. Nee, deze mening deel ik niet met u, zoals ook uit de antwoorden op de eerdere vragen mag blijken, waarin ik wijs op de voordelen van de herkenbaarheid van halteplaatsen. Met het RVV 1990 en de toetreding van Nederland tot het Verdrag van Wenen inzake verkeersregels en verkeerstekens is bovendien voldoende voorzien in het wettelijk kader.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

mw J.C. Huizinga-Heringa


6