European Union



MEMO/07/352

Brussel, 13 septembre 2007

Mobiliteitsbeleid voor het personeel van de Commissie

Wat is het mobiliteitsbeleid en waarom is het er gekomen?

Het mobiliteitsbeleid, dat zijn de maatregelen die de Commissie heeft getroffen om het woon-werkverkeer van het personeel te regelen en het vervoer tussen de verschillende gebouwen van de Commissie te organiseren. Er is een mobiliteitsplan opgesteld (zie mededeling van maart 2006) voor het verkeer tussen de verschillende vestigingsplaatsen (zoals Brussel en Luxemburg) en gebouwen van de Commissie en voor het verkeer tussen huis, sociale voorzieningen (crèches), school en werk.

De Commissie heeft binnen het Bureau infrastructuur en logistiek - Brussel (OIB) een eenheid "vervoer en mobiliteit" opgericht. Deze eenheid moet ervoor zorgen dat het mobiliteitsplan wordt uitgevoerd, onderhoudt de contacten met vervoersdiensten, verenigingen en fietsersbonden en brengt het beleid onder de aandacht van het personeel.

Hoe heeft dit beleid zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

Oorspronkelijk lag de klemtoon op het dienstverkeer tussen de verschillende Commissiegebouwen, met als hoofdlijnen:

(1) Openbaar vervoer

Sinds 1997 is er het Eurobussysteem, een regeling van de Europese Commissie met de MIVB/ De Lijn/TEC voor de lijnen 21 en 22, die de meeste gebouwen van de Commissie en de Europese instellingen in Brussel aandoen. Het Europees Parlement heeft zich eind 2006 ook aangesloten bij het Eurobussysteem. Deze overeenkomst is op 1 juni 2007 voor twee jaar verlengd.

Voor het dienstverkeer dat niet via de Eurobuslijnen verloopt, kan het personeel van de Commissie One Way Tickets verkrijgen die geldig zijn op het gehele MIVB-net.

Personeelsleden die voor een dienstreis naar de luchthaven Zaventem moeten, krijgen vervoersbewijzen voor lijn 12, de "Airport Shuttle".

Deze maatregelen bevorderen het gebruik van het openbaar vervoer en hebben inderdaad effect gehad, met name op het woon-werkverkeer van het personeel dat in de buurt van lijn 21 of 22 woont.

(2) Fiets

De dienstfietsen zijn een groot succes. De Commissie heeft nu 180 dienstfietsen, die in 2006 ongeveer 20 000 keer gebruikt zijn. In het eerste kwartaal van 2007 zijn ze 30% meer gebruikt dan in dezelfde periode in 2006. In de fietsenstallingen in de garages van de Europese Commissie is nu plaats voor 2400 fietsen. In alle nieuwe gebouwen van de Commissie zijn kleedruimtes en douches.

(3) Schone auto's

Bij de vernieuwing van het wagenpark stapt de Commissie geleidelijk over op dieselauto's met roetfilter, die nu langzamerhand op de markt komen.

(4) Gedeeltelijke vergoeding van het openbaarvervoerabonnement

In haar mededeling van maart 2006 heeft de Europese Commissie aangekondigd dat zij de helft van het abonnement van de MIVB, de NMBS of De Lijn zal terugbetalen voor zover daar geld voor beschikbaar is op de begroting. Op dit moment heeft de begrotingsautoriteit het benodigde geld voor deze maatregel nog niet beschikbaar gesteld.

Hoe is het mobiliteitsplan van de Europese Commissie tot stand gekomen?

Het plan is gebaseerd op de werkzaamheden van de werkgroep mobiliteit in de tweede helft van 2004, waarin DG TREN, DG ADMIN, OIB en de personeelsvertegenwoordiging hebben samengewerkt. Daarnaast stoelt het op de mobiliteitsenquêtes die in 1998 en in maart 2004 onder het personeel zijn gehouden. Het mobiliteitsplan sluit aan bij de nieuwe Brusselse wetgeving, die voorschrijft dat instellingen met meer dan 200 werknemers voortaan een vervoerplan moeten opstellen . In het nieuwe stedenbouwkundige beleid van de Brusselse autoriteiten geldt voor de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning een andere verhouding kantoorruimte/parkeerplaatsen. Dit heeft ook gevolgen voor het mobiliteitsbeleid van de Commissie, omdat in nieuwe of gerenoveerde gebouwen minder parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, omzendbrief nr. 18 van 12 december 2002 betreffende de beperking van het aantal parkeerplaatsen).

Is het personeel andere vervoermiddelen gaan gebruiken?

De enquête van 26 maart 2004 die de Commissie onder haar personeel heeft gehouden is door 7500 personen ingevuld en laat zien dat geleidelijk andere vervoermiddelen voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. Er wordt minder gebruikgemaakt van de eigen auto (44% in plaats van 50%) en meer van het openbaar vervoer (38% in plaats van 32%). Het aantal voetgangers en fietsers blijft gelijk (17%) en carpooling is te verwaarlozen (1%). Bijna een derde van de ondervraagden verklaart zijn gewoonte te hebben veranderd dankzij de middelen die het personeel worden aangeboden.

Wat zijn de doelstellingen van het mobiliteitsplan?

Voor 2009 gelden de volgende doelstellingen:
* eigen auto: van 44% naar 35%

* openbaar vervoer: van 38% naar 45%

* voetgangers en fietsers: van 17% naar 19%
* carpooling: 1 %

Welke rol is er weggelegd voor de openbaarvervoerexploitanten?

Er moet nauw worden samengewerkt met de openbaarvervoerexploitanten, die de nodige maatregelen moeten treffen om werkgevers en werknemers te ondersteunen in hun overstap van de auto naar het openbaar vervoer. Het comfort, de kwaliteit, de frequentie en de veiligheid moeten worden verbeterd en de dienstregeling moet worden uitgebreid, vooral 's avonds. Bovendien moet het openbaar vervoer voldoende flexibel zijn, met name net buiten de stad, waar moeilijker kan worden vastgesteld welk aanbod er nodig is.
---

Zie artikel 19 van de Ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 24 juni 1999, dat betrekking heeft op de opstelling van een vervoerplan.

Vervoerplan in de zin van artikel 19 van de Ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 24 juni 1999.