Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200705898/2
Publicatie datum: vrijdag 14 september 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Meppel Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
---

200705898/2.
Datum uitspraak: 14 september 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

, wonend te ,

tegen de uitspraak in zaak nos. 07/589 en 07/590 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 10 augustus 2007 in het geding tussen:

verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Meppel.


1. Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meppel (hierna: het college) verzoekster onder aanzegging van bestuursdwang gelast haar woonschip te verwijderen naar een ligplaats buiten de gemeente Meppel.

Bij besluit van 25 juni 2007 heeft het college het door verzoekster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, voor zover thans van belang, het door verzoekster daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 13 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 16 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij brief van 30 augustus 2007 heeft het college van antwoord gediend.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2007, waar verzoekster, in persoon en bijgestaan door mr. drs. D.J. Gutter, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door H. Wortelboer en mr. M. Kuipers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het door verzoekster ingestelde hoger beroep niet zal overgaan tot uitvoering van de bij besluit 16 februari 2007, zoals gehandhaafd bij besluit van 25 juni 2007, aangezegde bestuursdwang.

2.3. Gelet op hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over de toepasselijkheid van het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan en de bevestiging van het college ter zitting dat, indien verzoekster aanspraak kan ontlenen aan dit overgangsrecht, niet zal worden getoetst aan de Woonschepenverordening van de gemeente Meppel zodat verzoekster in aanmerking kan komen voor een zogenoemde gedoogregistratie, is het antwoord op de vraag of in dit geval aanspraak kan worden ontleend aan de overgangsbepalingen in het geldende bestemmingsplan beslissend voor de beoordeling van het geschil. Deze vraag leent zich niet voor beantwoording in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening. Gelet hierop en gelet op de betrokken belangen, waarbij niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van het college dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht, ziet de Voorzitter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel van 25 juni 2007, kenmerk 2007-8916, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel van 16 februari 2007, kenmerk 2007-2050, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Meppel tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 683,73 (zegge: zeshonderddrieëntachtig euro en drieënzeventig cent), waarvan een gedeelte groot 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Meppel aan de Secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de gemeente Meppel aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Van der Smissen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2007

419.