Algemeen ambtsbericht
Burundi
14 september 2007
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
1 Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de huidige situatie in Burundi beschreven voor
zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die
afkomstig zijn uit Burundi en voor besluitvorming over de terugkeer van
afgewezen Burundese asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van
eerdere ambtsberichten over de situatie in Burundi (laatstelijk november 2006). Het
algemeen ambtsbericht beslaat de periode van november 2006 tot en met juli 2007.
Dit ambtsbericht is gebaseerd op informatie van openbare en vertrouwelijke
bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende
organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties,
vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde
openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen bevindingen
ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse
vertegenwoordigingen in de regio aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. In
het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde
openbare bronnen. Daar waar openbare bronnen zijn vermeld, wordt de tekst in
veel gevallen ook ondersteund door informatie die op vertrouwelijke basis is
ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek,
veiligheids- en sociaaleconomisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan
door een beknopt overzicht van de recente geschiedenis van Burundi. Ook is een
korte passage over de geografie en de bevolking van Burundi opgenomen.
In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Burundi geschetst. Na een
beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Burundi
partij is, komen de mogelijkheden van toezicht op naleving van de mensenrechten
aan de orde. Daarna volgt de beschrijving van de naleving dan wel schending van
enkele klassieke mensenrechten. Ten slotte wordt de positie van specifieke
groepen, waaronder minderjarigen belicht.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en activiteiten
van internationale organisaties, waaronder de positie van de UNHCR, aan de orde.
4
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Republiek Burundi ligt in de Grote Meren-regio in Centraal-Afrika, grenzend
aan Rwanda in het noorden, de Democratische Republiek Congo (DRC) in het
westen en Tanzania in het zuiden en oosten. Het land heeft een oppervlakte van
27.830 km² en is één van de kleinste landen van Afrika. Het grootste gedeelte van
Burundi is heuvelachtig. Het land heeft een tropisch klimaat. De gemiddelde
jaartemperatuur is 20°C. De droogste maanden zijn juni, juli, augustus, december
en januari. Het regenseizoen valt in de periode februari tot mei en september tot
november.
Het land is onderverdeeld in 17 provincies: Bubanza, Bujumbura Mairie,
Bujumbura Rurale, Bururi, Cankuzo, Cibitoke, Gitega, Karuzi, Kayanza, Kirundo,
Makamba, Muramvya, Muyinga, Mwaro, Ngozi, Rutana en Ruyigi. De provincies
zijn weer onderverdeeld in districten, die op hun beurt onderverdeeld zijn in
gemeenten (communes), zones, sectoren (secteurs), heuvels (collines / sous-
collines) en cellen (cellules) van een beperkt aantal huishoudens. Deze verfijnde
indeling is een vorm van sociale en bestuurlijke structuur die reeds zeer lang in
Burundi bestaat.
Burundi telt ongeveer 8 miljoen inwoners, waarvan circa 500.000 woonachtig in de
hoofdstad Bujumbura. De bevolkingsdichtheid van Burundi is hoog (277 personen
per km²). De bevolking bestaat volgens de officiële statistieken voor 85% uit Hutu,
14 % uit Tutsi en 1% uit Twa (Pygmeeën). 1 94% van de bevolking is werkzaam in
de landbouw, 2% in de industrie en 4% in dienstverlenende beroepen. 2
Het merendeel van de bevolking in Burundi is christen (67%: 62% rooms-katholiek
en 5% protestant, met name anglicaans). Daarnaast belijdt 23% een inheemse
godsdienst en is 10% moslim.3
De officiële talen van Burundi zijn Kirundi (Rundi) en Frans.4 Vrijwel alle
personen met een Burundese nationaliteit spreken Kirundi. Het is niet
waarschijnlijk dat sommige Burundezen in het geheel geen Kirundi spreken. Frans
1 CIA, The World Factbook Burundi, 19 juni 2007
2 CIA, The World Factbook Burundi, 19 juni 2007
3 CIA, The World Factbook Burundi, 19 juni 2007
4 CIA, The World Factbook Burundi, 19 juni 2007
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
wordt in Burundi met name gesproken door het beter opgeleide deel van de
bevolking.
Op de lagere school wordt les gegeven in het Kirundi en krijgen de kinderen vanaf
de vijfde klas een paar uur per week les in de Franse taal. Op de middelbare school
wordt les gegeven in het Frans en wordt een paar uur per week Kirundi
onderwezen. Op de universiteit wordt in het Frans gedoceerd. Behalve in Burundi
wordt Kirundi ook gesproken in vluchtelingenkampen in de DRC, in Tanzania en
Uganda. In principe is het Kirundi dezelfde taal als het Kinyarwanda dat in
Rwanda wordt gesproken, hoewel klanksysteem en vocabulair verschillen.
Sommige Burundezen spreken als tweede of derde taal Swahili, met name in de
gebieden rond het Tanganyikameer, langs de grens met de DRC en in de hoofdstad
Bujumbura en omgeving. Swahili is in geheel Oost-Afrika van oudsher een
belangrijke handelstaal. Naar schatting is ruim 40% van de bevolking van 15 jaar
en ouder analfabeet. 5
De Burundese munteenheid is de Burundese franc (franc burundais, internationale
monetaire afkorting: BIF). Op 26 juni 2007 was 1 circa 1.485 BIF waard.6
2.1.2 Staatsinrichting
De staatsinrichting van de Republiek Burundi is gebaseerd op de grondwet van 28
februari 2005, waarin het mandaat en het functioneren van de verschillende
staatsorganen zijn opgenomen. De machtsdeling tussen Hutu en Tutsi binnen het
overheidsapparaat is grondwettelijk vastgesteld op respectievelijk 60% en 40%.
Met de afronding van het verkiezingsproces in 2005 (commune-, parlements-,
presidents- en colline-verkiezingen) kwam een einde aan de overgangsperiode die
in 2001 was ingegaan.7
Uitvoerende macht
Eind augustus 2005 werd Pierre Nkurunziza van de voormalige Hutu-
rebellenbeweging Conseil National pour la Défense de la Démocratie / Forces
pour la Défense de la Démocratie (CNDD/FDD) door het in juli 2005 nieuw
gekozen parlement (Nationale Vergadering en Senaat) benoemd tot president van
Burundi voor een periode van vijf jaar. In 2010 zal de volgende Burundese
president rechtstreeks door de bevolking worden gekozen. De regering draagt een
multi-etnisch en een meer-partijen karakter, zoals in de grondwet is bepaald.
5 UNDP, Human Development Report 2006, 9 november 2006
6 www.oanda.com/converter/classic, geraadpleegd op 26 juni 2007
7 Loi No 1/018 du 20 octobre 2004 portant promulgation de la Constitution Interimaire post-
transition de la République du Burundi, 20 oktober 2004 (Constitution)
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Er werden twee vice-presidenten benoemd, één uit beide etnische groeperingen,
zoals was voorzien in het Arusha-akkoord van 2000. Eerste vice-president werd
Martin Nduwimana van de pro-Tutsi Union Nationale pour le Progrès (Uprona),
belast met politieke aangelegenheden. Tweede vice-president werd Alice
Nzomukunda, evenals de president lid van de CNDD/FDD en belast met
economische en sociale kwesties. Op 5 september 2006 trad zij af vanwege
politieke meningsverschillen tussen haar en met name CNDD/FDD-voorzitter
Hussein Radjabu, die zij verweet zich teveel met regeringszaken te bemoeien. Ook
zou zij twijfels hebben over de aantijging door president Nkurunziza van een
vermeende couppoging aan het adres van enkele in augustus 2006 gearresteerde
vooraanstaande personen. Haar opvolgster werd Marina Barampama, eveneens lid
van de CNDD/FDD. Barampama viel echter weldra in ongenade en werd op 8
februari 2007 afgezet (zie ook paragraaf 2.2). Zij werd opgevolgd door Gabriel
Ntisezerana.
Wetgevende macht
De wetgevende macht berust bij de Nationale Vergadering (Assemblée Nationale)
en de Senaat (Sénat). De Nationale Vergadering bestaat sedert de
parlementsverkiezingen in juli 2005 uit 100 leden (59 CNDD/FDD, 25 Frodebu, 10
Uprona en 6 overige). Voor het eerst in de Burundese geschiedenis werd een
vrouw, Immaculée Nahayo (lid van de CNDD/FDD), tot voorzitter gekozen. Zij
werd echter op 16 maart 2007 door het parlement weggestuurd en vervangen door
Pie Ntavyohanyuma (zie ook paragraaf 2.2). De Senaat bestaat uit 54 leden, van
wie 34 indirect gekozen (twee per provincie) en de overigen benoemd
(vertegenwoordigers van belangengroeperingen en oud presidenten). Bij de
senaatsverkiezingen in 2005 behaalde de CNDD/FDD 30 zetels, het Front pour la
Démocratie au Burundi (Frodebu) 3 zetels en CNDD-Nyangoma 1 zetel. In de
huidige grondwet is voorzien in een zetelpercentage van tenminste 30% voor
vrouwen in zowel de Nationale Vergadering als de Senaat.
Rechterlijke macht
De rechtspraak is georganiseerd op vier niveaus:
· Cour Suprème (Hooggerechtshof) en het Cour Constitutionelle (Constitutioneel
Hof), als hoogste rechtsorganen;
· Cour d'Appèl (3 rechtbanken), te vergelijken met een gerechtshof;
· Tribunal de Grande Instance (17 provinciale rechtbanken), te vergelijken met
een arrondissementsrechtbank;
· Tribunal de Résidence (123 districts- en gemeentelijke rechtbanken), enigszins
te vergelijken met een kantongerecht.
Het openbaar ministerie is onderverdeeld in 17 Parketten (elke provincie één), drie
Parquets Généraux près de la Cour d'Appèl en één Parquet Général près de la
7
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
République. Op het niveau van Tribunal de Résidence zijn Hutu en Tutsi ongeveer
gelijk vertegenwoordig. Op hogere niveaus is het overgrote deel van de rechters
nog steeds van Tutsi-afkomst.
2.1.3 Geschiedenis
Voor een uitgebreidere weergave van de geschiedenis van Burundi wordt verwezen
naar eerder verschenen algemene ambtsberichten Burundi.
Anders dan de meeste Afrikaanse landen was Burundi ook voor de koloniale
periode een staatkundige eenheid. Het Koninkrijk Burundi werd gekenmerkt door
een ingewikkelde bestuurlijke hiërarchie en arbeidsdeling tussen Hutu en Tutsi.
Het gebied werd aan het einde van de negentiende eeuw gekoloniseerd door
Duitsland. Toen Duitsland na de Eerste Wereldoorlog haar koloniën kwijtraakte,
kreeg België van de Volkenbond het mandaat over het gebied Ruanda-Urundi (de
huidige landen Rwanda en Burundi).
In 1946, na de oprichting van de Verenigde Naties, werd Ruanda-Urundi een
trustgebied van de Verenigde Naties, hetgeen betekende dat België deze gebieden
zou moeten voorbereiden op onafhankelijkheid. Gezien het feit dat de hofhouding
in het Koninkrijk Burundi exclusief Tutsi was en het feit dat de hogere
administratieve functies enkel aan Tutsi waren voorbehouden, ging België ervan
uit dat de Tutsi hoger op de beschavingsladder stonden en voorbestemd waren om
te heersen over de Hutu en Twa. De Hutu, die altijd een grote meerderheid van de
bevolking hebben gevormd, werden hierdoor gediscrimineerd en achtergesteld.
Alleen Tutsi hadden toegang tot onderwijs, administratie en leger.
Op 1 juli 1962 werd Ruanda-Urundi onafhankelijk als de staten Rwanda en
Burundi. Terwijl in Rwanda, onder druk van een beweging voor Hutu-emancipatie,
een Hutu-regering aan de macht kwam, werd in Burundi de Tutsi-koning
Mwambutsa IV het staatshoofd. Vier jaar later pleegde een jonge Tutsi-kapitein,
Michel Micombero een staatsgreep. Hij bracht de monarchie ten val en riep
zichzelf tot president uit. Vanaf dat moment tot aan de verkiezingen in 1993 werd
Burundi bestuurd door een aantal militaire dictators van Tutsi-afkomst.
De postkoloniale geschiedenis is getekend door conflicten tussen Tutsi en Hutu.
Bovendien bestaat er competitie binnen de etnische groepen en tussen de
verschillende regio's in het land. In 1972 vond een genocide plaats waarbij zo'n
250.000 Hutu en gematigde Tutsi werden gedood. Ook in 1988 vond een
slachtpartij plaats in het noorden van het land, waarbij naar schatting 20.000
personen om het leven kwamen. Halverwege de jaren tachtig waren vrijwel alle
sleutelposities in politiek, justitie en leger in handen van Tutsi. Enkele jaren later,
werden echter, onder druk van de internationale gemeenschap, meer en meer Hutu
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
opgenomen in het staatsapparaat, ook al kregen Hutu geen toegang tot leger en
justitie. In aanloop naar de eerste vrije verkiezingen, werd in april 1992 de
eenpartijstaat opgeheven.8
Periode 1993-1998
In 1993 vonden voor het eerst in de geschiedenis van Burundi verkiezingen plaats.
Deze verkiezingen verliepen grotendeels langs etnische scheidslijnen en werden
gewonnen door de pro-Hutu partij Frodebu (Front pour la Démocratie au
Burundi). Partijleider Melchior Ndadaye werd Burundi's eerste Hutu-president en
stond aan het hoofd van een regering van nationale eenheid waar tevens acht Tutsi-
ministers deel van uitmaakten. In de middelste echelons van de administratie
werden echter in snel tempo Tutsi vervangen door leden van Frodebu. Na een
aantal maanden werd Ndadaye vermoord door een groep Tutsi-officieren uit het
Burundese leger die een (mislukte) staatsgreep pleegden. De moord markeerde het
begin van een burgeroorlog. Als wraak voor de moord, slachtten Hutu-extremisten
duizenden Tutsi-burgers af. In reactie hierop, doodde het door Tutsi gedomineerde
leger duizenden Hutu-burgers. Verschillende wijken in Bujumbura en een groot
deel van het platteland werden etnisch gezuiverd. Volgens het Rode Kruis waren in
de maanden na de mislukte coup meer dan 100.000 doden gevallen.9
In 1996 greep een groep Tutsi-militairen de macht in een poging om een einde te
maken aan de voortdurende onrust. Zij vroegen uiteindelijk Pierre Buyoya, oud-
president van Tutsi-afkomst, om het ambt van president op zich te nemen. Hij
stemde daarmee in. Een deel van de politieke top van Frodebu vluchtte naar het
buitenland en vormde de Conseil National pour la Défense de la Démocratie
(CNDD) met als militaire vleugel de Forces pour la Défense de la Démocratie
(FDD). De burgeroorlog ging door.
Arusha-akkoord en overgangsregering
Onder zware internationale druk tekenden de verschillende politieke groeperingen
op 28 augustus 2000 het Arusha-akkoord. De grootste rebellengroep, CNDD/FDD
en Palipehutu-FNL (Palipehutu-Forces nationales de libération)10, waren echter
niet bij de onderhandelingen betrokken en bleven doorstrijden. Pas op 1 november
2001 werd een overgangsregering (voor een periode van drie jaar) geïnstalleerd. De
eerste achttien maanden werd deze geleid door de Tutsi-militair en zittend
president Pierre Buyoya, de laatste achttien maanden door Frodebu-leider Domitien
Ndayizeye. De ministersposten waren gedurende beide perioden gelijkelijk
verdeeld onder Hutu en Tutsi.
8 Kris Berwouts, KIT Landenreeks: Burundi, 2006
9 Kris Berwouts, KIT Landenreeks: Burundi, 2006
10 De FNL splitste zich in 1999 af van de politieke partij `Palipehutu' en noemt zich sindsdien
`Palipehutu-FNL', kortweg `FNL'.
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Op 8 oktober 2003 ondertekenden de Burundese regering en de CNDD/FDD het
Pretoria Protocol on Political Defence and Security Power Sharing in Burundi,
een principeakkoord over de politieke en militaire machtsdeling in Burundi. Op 16
november 2003 tekende de CNDD/FDD onder leiding van Pierre Nkurunziza in
Dar-es-Salaam een Comprehensive Ceasefire Agreement en trad toe tot de transitie.
Hiermee kwam het vredesproces in een stroomversnelling terecht.
De door Tutsi gedomineerde partijen vreesden dat de stem van de Tutsi door
democratische verkiezingen zou ondersneeuwen en wisten een verdeelsleutel van
60/40 te onderhandelen voor de meeste staatsinstellingen (en 50/50 voor de senaat).
De partijen met Tutsi-affiniteiten kregen de verzekering dat 40% van de posities
voor Tutsi zou worden gereserveerd, veel meer dan de getalsverhoudingen tussen
beide bevolkingsgroepen zouden rechtvaardigen.
De VN-vredesmissie l'Opération des Nations Unies au Burundi (ONUB) kreeg het
mandaat de Burundese regering te ondersteunen bij de uitvoering van de Arusha-
akkoorden, waaronder toezicht op het verloop van de te houden verkiezingen.
Verkiezingen 2005
In het Arusha-akkoord was bepaald dat de transitieperiode die op 31 oktober 2004
afliep, zou worden voltooid met een referendum over de nieuwe grondwet, lokale
verkiezingen en parlements- en presidentsverkiezingen. Om logistieke en politieke
redenen werd het tijdpad diverse malen verschoven. Uiteindelijk vonden de
verkiezingen doorgang in de periode juni tot en met september 2005.
De CNDD/FDD was de grote winnaar van de verkiezingen en behaalde een
absolute meerderheid in het parlement. Partijleider Pierre Nkurunziza werd door de
leden van de Nationale Vergadering en de Senaat tot president gekozen. Op 30
augustus 2005 presenteerde Nkurunziza zijn kabinet. De meeste ministersposten
gingen naar de CNDD/FDD. Krachtens de grondwet hadden ook Frodebu en
Uprona recht op een aantal ministersposten. De wijze waarop hier invulling aan
werd gegeven, werd later een bron van onenigheid (zie paragraaf 2.2).
Op 7 september 2006 werd een vredesakkoord getekend tussen de regering van
Burundi en Palipehutu-Forces nationales de libération (FNL), de laatst
overgebleven rebellenbeweging.
10
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
2.2 Politieke ontwikkelingen
Op 26 augustus 2005 kwam met de inauguratie van Pierre Nkurunziza als nieuwe
president van Burundi een einde aan de overgangsperiode. Burundi bevindt zich
echter nog steeds in een transitieproces dat bij tijd en wijle hapert. Hoewel in
september 2006 een wapenstilstand werd overeengekomen met de FNL, is een
duurzaam vredesakkoord nog niet bereikt. Daarnaast was er sprake van politieke
spanningen tussen de regering en de oppositie. Binnen de regeringspartij
CNDD/FDD was er een conflict gaande tussen de factie van president Nkurunziza
en vertrouwelingen van Hussein Radjabu, die in februari 2007 werd afgezet als
partijvoorzitter en inmiddels in de gevangenis zit.
Internationale Conferentie van de Grote Merenregio
Op 14 en 15 december 2006 kwamen de staatshoofden en regeringsleiders van de
elf kernlanden van de Internationale Conferentie van de Grote Merenregio
(Angola, Burundi, Centraal Afrikaanse Republiek, Congo-Brazzaville,
Democratische Republiek Congo, Kenia, Oeganda, Rwanda, Soedan, Tanzania en
Zambia) bij elkaar in Nairobi. Zij sloten daar het Pact voor Veiligheid, Stabiliteit
en Ontwikkeling. Met de ondertekening van het Pact, dat bestaat uit twaalf
juridisch bindende protocollen en een dertigtal projecten op het gebied van vrede
en veiligheid, goed bestuur en democratie, economische ontwikkeling en regionale
integratie en humanitaire en sociale aangelegenheden, hebben de kernlanden
afgesproken nooit meer elkaars landen te zullen binnenvallen of
rebellenbewegingen te zullen steunen die tot doel hebben regeringen in elkaars
landen ten val te brengen. In Burundi wordt een conferentiesecretariaat opgezet dat
de implementatie van het pact zal coördineren. Daarnaast wordt een Speciaal Fonds
voor Wederopbouw en Ontwikkeling ingesteld dat wordt beheerd door de
Afrikaanse Ontwikkelingsbank.11
Vermeende couppoging
Op 15 januari 2007 sprak het Hooggerechtshof van Burundi oud-president
Domitien Ndayizeye, voormalig vice-president Alphonse-Marie Kadege en drie
anderen vrij van de aanklacht dat zij een staatsgreep hadden voorbereid. Twee
andere gevangenen, Alain Mugabarabona van de Forces nationales pour la
libération-Icanzo (FNL-Icanzo) en Tharcisse Ndayishimiye werden op dezelfde
gronden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen, omdat zij eerder een
schuldbekentenis hadden afgelegd.12 Overtuigend bewijs voor hun betrokkenheid
ontbrak desalniettemin. Mugabarabona beweerde dat hij tijdens zijn
11 Brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 25 098, nr. 44, 20
december 2006
12 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, februari 2007
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
gevangenschap gemarteld is.13 Hoewel de vrijlating van Ndayizeye door de
secretaris-generaal van de Verenigde Naties betiteld werd als een overwinning voor
de rechtsgang in Burundi14, was er feitelijke sprake van een politieke uitkomst van
een politiek proces.
De betrokkenen waren in augustus 2006 gearresteerd. Al voor de vrijspraak van
Ndayizeye bestond gerede twijfel over de ware toedracht, mede omdat geen enkel
onderdeel van het leger zich achter de `coupplegers' had geschaard. Bovendien was
het verhaal van de aanklager zo opgeblazen, dat weinig onafhankelijke waarnemers
er geloof aan hechtten.15 Critici menen dat de arrestaties onderdeel vormden van
een poging van de autoriteiten om tegenstanders door intimidatie het zwijgen op te
leggen. Algemeen wordt aangenomen dat de toenmalige partijvoorzitter van
CNDD/FDD, Hussein Radjabu, achter deze aantijgingen zat. 16
Ontwikkelingen in de CNDD/FDD
Gedurende de verslagperiode hebben zich enkele belangrijke ontwikkelingen voor
gedaan binnen de grootste coalitiepartij van Burundi, de Conseil national pour la
défense de la démocratie-Forces pour la défense de la démocratie (CNDD/FDD).
Eind december 2006 kwamen de leden van de partij bijeen in de provincie Gitega,
waar zij enkele aanbevelingen aannamen om de transparantie en
verantwoordelijkheid binnen de partij te verbeteren. Tevens werd een stuurgroep
opgericht die de deelname van de partij aan de verkiezingen van 2010 moet
voorbereiden. 17
Daarnaast tekenden 1.400 partijleden een petitie waarin zij verzochten om een
buitengewoon CNDD/FDD congres bijeen te roepen om de richting en leiderschap
binnen de partij te bediscussiëren. Vervolgens ontstond er in de partij een discussie
tussen voor- en tegenstanders van partijvoorzitter Hussein Radjabu. Ondanks
13 Swisspeace, Fast Update: Burundi, No. 1, februari-maart 2007
14 S/2007/287,
15 De aanklager beweerde dat alle betrokkene lid waren van de zogeheten `Kampala Club', een
bont gezelschap van politici en zakenlieden uit het Grote Merengebied die er op uit zou zijn
om president Nkurunziza te vermoorden, een staatsgreep te plegen in Burundi en vervolgens
de Democratische Republiek Congo (!) te veroveren. Onder de leden van de Kampala Club
zouden zich illustere types bevinden als Pierre Buyoya (oud-president van Burundi), James
Kabarere, opperbevelhebber van het Rwandese Leger (RDF), Philbert Rujugiro, een
invloedrijke Rwandese zakenman, Salim Saleh, de halfbroer van de Ugandese president
Yoweri Museveni en voormalig opperbevelhebber van het Ugandese leger (UPDF); Rose
Zimurinda, een Ugandese oud-minister en Laurent Nkunda, een generaal in het Congolese
leger (FARDC) en voormalig rebellenleider. Volgens de Economist Intelligence Unit zijn deze
opmerkelijke beschuldigingen vergezocht en onwaarschijnlijk (Economist Intelligence Unit,
Country Report: Burundi, februari 2007).
16 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
17 S/2007/287
12
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
protest van Radjabu en de zijnen vond het bijzondere partijcongres toch doorgang.
18 Dit congres werd gehouden op 7 februari 2007 in de noordelijke stad Ngozi. 19
De partijleden die in Ngozi aanwezig waren stemden met een overweldigende
meerderheid Radjabu weg. Zij kozen kolonel Jérémie Ngendakumana, de
Burundese ambassadeur in Kenya, tot hun nieuwe partijvoorzitter. 20 Het congres
benoemde tevens de leden van een `Raad van Wijzen'. President Nkurunziza werd
tot hoofd van deze Raad gekozen. Radjabu werd als lid benoemd. 21 Radjabu trok
de legitimiteit van dit partijcongres, dat hij zelf niet bijwoonde, in twijfel. Hij
stapte naar het Hooggerechtshof en vroeg hen om de besluiten die daar waren
genomen ongeldig te verklaren. Na een aantal zittingen, verklaarde het Hof dat
Radjabu's klacht niet gegrond was. 22
Op 7 maart 2007 verklaarden 21 leden van de CNDD/FDD-fractie hun steun aan
Hussein Radjabu. Zij verlieten hierop de fractie. Op 27 april werd Radjabu's
parlementaire onschendbaarheid opgeheven en werd hij gevangen gezet, op
beschuldiging van het bedreigen van de nationale veiligheid. 23 Momenteel zit
Radjabu in de Mpimba gevangenis, waar hij in een aparte cel gevangen zit, naar
verluidt om zijn eigen veiligheid te kunnen garanderen. 24
Direct nadat Radjabu werd afgezet als partijvoorzitter, werden diverse van zijn
medestanders uit hun (politieke) functies ontheven. 25 Op 8 februari 2007 ontsloeg
president Nkurunziza zijn tweede vice-president, Marina Barampama, vanwege
`ongehoorzaamheid en onverantwoordelijkheid'. Hij riep de Nationale Vergadering
bijeen in een buitengewone zitting om een opvolger te kiezen. De parlementariërs
kozen Gabriel Ntisezerana tot vice-president. Op 12 februari 2007 legde hij de eed
af. 26 Barampama, die dichtbij Radjabu stond, had het partijcongres in Ngozi ook
geboycot. Zij was pas sinds september 2006 vice-president, toen zij Alice
Nzomukunda opvolgde, die haar ontslag had ingediend nadat zij zich had
uitgesproken tegen de noodlottige invloed die Radjabu zou uitoefenen op de
regering (zie ook het algemeen ambtsbericht Burundi van november 2006). 27
Barampama werd half maart 2007 gearresteerd op beschuldiging van fraude.
18 S/2007/287
19 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
20 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
21 S/2007/287
22 S/2007/287
23 S/2007/287
24 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
25 S/2007/287
26 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
27 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
13
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Op 16 maart 2007 werd de voorzitter van de Nationale Vergadering, Immaculée
Nahayo, weggestemd. Zij werd vervangen door Pie Ntavyohanyuma. 28 De tweede
vice-voorzitter van de senaat, Yolande Nzikoruriho, moest plaats maken voor
Anatole Manirakiza, een senator uit Cibitoke. 29 De minister van Planning,
Communicatie en Informatie, Ramadhan Karenga, werd vervangen door Abdallah
Tabu Manirakiza. Jean Bigirimana, minister van Handel en Industrie, moest plaats
maken voor Hafsa Mossi. 30
De voormalige tweede vice-president, Alice Nzomukunda, keerde na zes maanden
ballingschap terug naar Burundi. Zij werd opnieuw geïnstalleerd als
parlementariër. Op 25 april 2007 werd zij gekozen als vice-president van de
Nationale Vergadering. 31
Door Radjabu op te laten sluiten en diens aanhangers in hoge functies te vervangen
door zijn eigen vertrouwelingen, wist president Nkurunziza zijn macht te
consolideren. 32 Bronnen gaan er van uit dat Radjabu door Nkurunziza ten val is
gebracht, omdat hij de regering de nodige schade had toegebracht met zijn poging
om tegenstanders van het bewind te laten oppakken op verdenking van
medeplichtigheid aan de eerder genoemde vermeende couppoging. 33 Het is nog
niet duidelijk of de `ongehoorzame' parlementariërs, die Radjabu blijven steunen,
zich definitief afscheiden van de CNDD/FDD en een eigen partij op zullen
richten.34 Momenteel is de CNDD/FDD verdeeld in drie fracties: pro-Nkurunziza,
pro-Radjabu en een `veranderingsgezinde' fractie.
Kabinetswijziging
Op vrijdag 13 juli 2007 maakte president Nkurunziza een kabinetswijziging
bekend. Het nieuwe kabinet telt 21 ministers (voorheen 20) waarvan er zeven
nieuw zijn en één een nieuwe functie heeft gekregen. Dit kabinet geniet geen steun
van Frodebu of Uprona. Hoewel nog steeds enkele individuen van deze
oppositiepartijen zitting hebben in het kabinet, zijn zij strikt op persoonlijke titel
benoemd. Voorafgaand aan de kabinetswijziging vonden er gedurende enige tijd
verkennende gesprekken plaats over machtsdeling tussen de drie belangrijkste
politieke partijen (CNDD/FDD, Frodebu en Uprona). Deze gesprekken leidden
uiteindelijk nergens toe, omdat ze het over een aantal belangrijke kwesties niet
eens konden worden. Nkurunziza hakte vervolgens de knoop door en benoemde
28 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007; Swisspeace, Fast Update:
Burundi, No. 1, februari-maart 2007
29 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
30 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
31 S/2007/287
32 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
33 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
34 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
14
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
een kabinet dat enkel steun geniet van zijn eigen partij, CNDD-FDD. Veertig
oppositieleden en zeventien Radjabu-getrouwe parlementariërs van de CNDD-
FDD boycotten de inauguratie van het nieuwe kabinet.
Waarnemers noemden het verrassend dat Nkurunziza een aantal bewindspersonen
benoemde die bekend staan als aanhangers van Radjabu. Dit deed hij in een
kennelijke poging om de breuk in CNDD/FDD te lijmen. Zo keerde Immaculée
Nahayo (oud-voorzitter van de Nationale Vergadering) terug als minister van
Nationale Solidariteit, Mensenrechten en Gender. Ramadhan Karenga, in maart
2007 nog ontslagen als minister van Informatie, mag zich als minister van
Regionale Integratie (een nieuwe ministerspost) gaan bezighouden met de
integratie van Burundi in de East African Community. Op maandag 16 juli 2007
werd het nieuwe kabinet geïnstalleerd.35
Relatie met andere politieke partijen
Gedurende de verslagperiode waren bijna alle posten van ministers, maar ook van
provinciale gouverneurs, ambassadeurs en hoge ambtenaren toebedeeld aan
CNDD/FDD-leden. Leiders van oppositiepartijen klaagden dat CNDD/FDD een
dialoog weigerde en zelfs buiten het parlement om regeerde, via presidentiële
decreten.
Medio 2006 had Frodebu reeds aangegeven uit de coalitie te stappen. De ministers
van die partij weigerden echter om hun werkzaamheden neer te leggen en bleven
trouw aan president Nkurunziza. Het kabinet van Nkurunziza bleef echter instabiel.
Hoewel Nkurunziza in de eerste helft van 2007 heeft geprobeerd om te komen tot
een inclusieve regering die ook de goedkeuring van Frodebu en Uprona kon
krijgen, is dit uiteindelijk mislukt. De ministersbenoemingen uit juli 2007 stuitten
op veel weerstand bij de oppositiepartijen. Frodebu stelde alleen nog over de
begroting en over internationale verdragen te willen stemmen. Aan het einde van
de verslagperiode was het Burundese parlement verlamd, doordat een meerderheid
van de parlementsleden de regering niet steunde en het parlement boycotte.36
Vredesonderhandelingen met de FNL
Op 7 september 2006 werd een staakt-het-vuren overeengekomen met de enige
overgebleven rebellenbeweging, FNL. Er was echter nog geen sprake van een
algemeen politiek akkoord. Onderhandelingen hierover waren aan het einde van de
verslagperiode nog steeds gaande. De FNL-leiding bleef echter weigeren om naar
Burundi te komen voor `high level' onderhandelingen, omdat zij te weinig
machtsposities zou krijgen in het politieke en openbare bestuur. Bovendien stellen
zij te vrezen voor hun veiligheid.
35 Net Press, Retour en force des Radjabistes au sein du nouveau gouvernement Nkurunziza, 13
juli 2007; Reuters, Burundi opposition unhappy with new cabinet, 16 juli 2007
36 Reuters, Burundi opposition MPs boycott cabinet swearing-in, 16 juli 2007
15
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Op 11 oktober 2006 ging onder leiding van de Zuid-Afrikaanse minister van
Veiligheid, Charles Nqakula, een Joint Verification and Monitoring Mechanism
(JVMM) van start. Het JVMM zou beide partijen, de Burundese regering en de
FNL, in staat stellen om de naleving van het staakt-het-vuren te monitoren.
Ondanks eerdere beloften, weigerde de FNL hier aanvankelijk aan mee te doen,
omdat één van de kaderleden van de FNL, die zitting had moeten nemen in het
Joint Verification Commission, gevangen gehouden werd in Bujumbura. De FNL
eiste de vrijlating van gedetineerde FNL-leden.37
Uiteindelijk kwam de regering tegemoet aan de eisen van de rebellenbeweging. Op
12 februari 2007 werden zes leden van de FNL vrijgelaten en overgedragen aan
een Zuid-Afrikaans contingent dat hen zou beschermen. 38 Op 19 februari 2007
woonden kaderleden van de FNL hun eerste vergadering van het Joint Verification
Commission bij. In maart 2007 bleek echter dat de beraadslagingen in de
commissie waren vastgelopen. Kingsley Mamabolo, de Zuid-Afrikaanse
bemidelaar die het proces begeleidde, sprak over onoverkomelijke verschillen
tussen de delegaties van de regering en FNL. De FNL wil delen in de politieke
macht. De Burundese regering stelt zich op het standpunt dat over alles te
onderhandelen valt, behalve over posities die volgens de grondwet alleen op basis
van verkiezingen zouden kunnen worden toegewezen. Daarmee is
regeringsdeelname door de FNL momenteel uitgesloten. 39
Desalniettemin hervatte het Joint Verification Commission op 28 mei 2007 haar
werkzaamheden, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Burundese
regering, de FNL en de internationale gemeenschap. Tijdens deze vergadering
werd de samenstelling van het Joint Liaison Team (JLT) voor de immuniteiten en
vrijlating van politieke en oorlogsgevangenen vastgesteld. Het JLT bestaat uit drie
leden van het Facilitatieteam (waaronder de voorzitter), vijf leden van de
Burundese regering, vijf leden van de FNL, een lid van het uitvoerend secretariaat
van de Nationale Commissie voor Demobilisatie, Herintreding en Re-integratie; en
twee leden van BINUB40. De partijen kwamen overeen dat de JVMM drie maal per
week bij elkaar zal komen teneinde het werk in het veld te versnellen. De JLT zou
het werk tussen de JVMM-sessies door vervullen.
President Nkurunziza riep de leider van de FNL, Agathon Rwasa, op om terug te
keren naar Burundi en het leiderschap van de onderhandelingsdelegatie van de
rebellenbeweging op zich te nemen. Hij sprak de bereidheid uit om Rwasa onder
37 IRIN News, Burundi: Joint truce verification mechanism launched, 11 oktober 2006
38 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
39 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
40 Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi (BINUB). Dit bureau coördineert de activiteiten
van alle VN-instellingen die in Burundi actief zijn.
16
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
vier ogen te spreken. Rwasa verklaarde de president graag te willen spreken, maar
benadrukte dat dit uit veiligheidsoverwegingen niet in Burundi zou kunnen
plaatsvinden. 41 Op 17 juni 2007 vond in Dar-es-Salaam een ontmoeting plaats
tussen Rwasa en Nkurunziza. Er werd afgesproken dat politieke gevangenen van de
FNL zouden worden vrijgelaten. Beide partijen bekrachtigden opnieuw het staakt-
het-vuren dat al sinds september 2006 van kracht is.
Hierna raakten de vredesbesprekingen opnieuw in een impasse. In juli 2007 besloot
de FNL-top, die in door AU-troepen bewaakte huizen woonachtig waren, de
hoofdstad Bujumbura te verlaten.42 Kort daarna zegde de FNL schriftelijk het
vertrouwen op in de Zuid-Afrikaanse facilitatie. Het blijft onduidelijk wat de FNL
in de vredesonderhandelingen wil bereiken. De militaire leider van FNL, Jean
Berchmans Ndayshimiye keerde in juli 2007 terug naar het platteland, hetgeen de
angst van de Burundese bevolking voedde dat de FNL opnieuw de wapens op zou
nemen. 43 Aan het einde van de verslagperiode ging de FNL door met provocaties,
agitatie en recrutering.
Ronde Tafelconferentie Actieplan 2007-2010
Op 24 en 25 mei 2007 vond in Bujumbura de Ronde Tafelconferentie voor de
bespreking van het Priority Action Plan 2007-2010 van het Poverty Reduction
Strategy Paper (PRSP) plaats. Dit actieplan werd door BINUB en de Burundese
autoriteiten gezamenlijk opgesteld. Het is de bedoeling dat het actieplan nader
wordt uitgewerkt in sectorplannen voor elk van de negentien ministeries. De Ronde
Tafel genereerde twee jaar na het einde van de transitie opnieuw politieke aandacht
voor het land. Volgens de Burundese regering werd tevens 665 miljoen USD aan
donorsteun toegezegd (waarvan 175 miljoen USD begrotingssteun).
Gatumba
In voorgaande ambtsberichten werd reeds melding gemaakt van het bloedbad in het
UNHCR-transitkamp Gatumba op 13 augustus 2004, waarvoor de
verantwoordelijkheid door de FNL werd opgeëist. Op verzoek van de VN
Veiligheidsraad vond vervolgens op 16 augustus 2004 een gezamenlijk
MONUC/ONUB-onderzoek plaats naar de toedracht van de gebeurtenis. In het op
25 oktober 2004 verschenen VN-rapport kon op grond van de verkregen informatie
en bewijzen geen eenduidige conclusie worden getrokken, waarop het VN
onderzoeksteam bij de Burundese autoriteiten aandrong op een vervolgonderzoek.
De overgangsregering startte hiermee in april 2005, maar kon na afloop van de
transitieperiode geen uitsluitsel geven. Hoewel de onderzoeken reeds zouden zijn
afgerond, zijn de resultaten nog niet openbaar gemaakt.
41 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
42 Mail & Guardian, Little has been achieved since Burundian ceasefire, 4 augustus 2007
43 AFP, Burundi rebel leader flees back to the bush, 22 juli 2007
17
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Relaties met buurlanden
Burundi onderhoudt over het algemeen goede relaties met zijn buurlanden,
waaronder Rwanda. De relaties met Tanzania zijn tijdens de verslagperiode
mogelijkerwijs wat verslechterd als gevolg van de deportatie van Burundese
vluchtelingen die volgens Tanzania `illegale migranten' waren (zie ook paragraaf
4.1.1).
Tijdens de achtste top van de staatshoofden van de East African Community (EAC)
in Arusha op 30 november 2006 is besloten Rwanda en Burundi toe te laten als
lidstaten. Vervolgens werd een toelatingstraject ingezet. Op 18 juni 2007 werd
tijdens de Vijfde Buitengewone Vergadering van staatshoofden van de East
African Community in Kampala het lidmaatschap van de beide landen bekrachtigd.
De Burundese president Nkurunziza wees bij deze gelegenheid op de positieve
impact van toetreding op de stabiliteit en welvaart in Burundi. Het lidmaatschap
ging formeel in op 1 juli 2007.
Van 26 tot 28 februari 2007 vond in het kader van de Internationale Conferentie
voor de Grote Merenregio in Kinshasa een driedaagse regionale conferentie plaats
van parlementariërs uit de elf kernlanden van de Conferentie (Angola, Burundi, de
Centraal Afrikaanse Republiek, Congo-Brazzaville, de Democratische Republiek
Congo, Kenia, Rwanda, Sudan, Tanzania, Uganda en Zambia). Het voornaamste
onderwerp waar de parlementariërs over spraken was het Pact voor Veiligheid,
Stabiliteit en Ontwikkeling, dat tijdens de Tweede Topconferentie in december
2006 werd gesloten. Deze Conferentie was een belangrijke stap in het normaliseren
van de betrekkingen tussen de landen in de door oorlog verscheurde regio.
Op 19 april 2007 gaven Burundi, Rwanda, de DRC en Uganda hun goedkeuring
aan een gezamenlijke militaire strategie om de overgebleven rebellengroeperingen
in het Grote Merengebied aan te pakken. Zij spraken in de Burundese hoofdstad
Bujumbura af om militaire operaties met elkaar af te stemmen.44 Dezelfde maand
bliezen Burundi, Rwanda en de DRC de Communauté Economique des Pays des
Grands Lacs (CEPGL), een economisch samenwerkingsverband, nieuw leven in.
Deze gemeenschap werd in 1976 in het leven geroepen om vrij verkeer van
personen en goederen te vergemakkelijken, maar stortte na 1994 in.45
2.3 Veiligheidssituatie
Gedurende de verslagperiode is de veiligheidssituatie in het gehele land verder
verbeterd. In Burundi vonden gedurende de verslagperiode geen
oorlogshandelingen meer plaats.
44 AFP, Africa's Great Lake nations adopt joint military plan, 19 april 2007
45 Reuters, Burundi, Rwanda and DRC relaunch economic bloc, 18 april 2007
18
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
In maart 2007 heroverwogen de Verenigde Naties de veiligheidssituatie in de
westelijke provincies Bubanza, Cibitoke en Bujumbura Rural en besloten
vervolgens om het veiligheidsrisico omlaag bij te stellen van fase 4 naar fase 3.
Gedurende de verslagperiode is het vliegveld niet meer bedreigd geweest door
rebellen. De luchthaven is normaal in bedrijf en ook in de avonduren vinden
vluchten plaats.
Hoewel in Burundi nog enkele duizenden strijders van de FNL aanwezig zijn,
deden zich gedurende de verslagperiode geen gevechten voor tussen de FNL en het
regeringsleger. Wel waren strijders van de FNL betrokken bij andere
geweldsincidenten, waaronder moorden, berovingen en verkrachtingen. Het is niet
exact bekend om welke aantallen het gaat. Volgens MONUC, de VN-Missie in de
DRC, bevinden zich momenteel ongeveer 200 FNL-strijders in Zuid-Kivu. Zij
gebruiken de DRC om zich te bevoorraden en te hergroeperen, maar vallen over
het algemeen de bevolking aldaar niet lastig.
In vrijwel geheel Burundi is er sprake van een hoge criminaliteit, mede als gevolg
van soms extreme armoede in combinatie met nog veel in omloop zijnde kleine
wapens onder de burgerbevolking. Volgens een rapport van de
mensenrechtenorganisatie ITEKA (Ligue Burundaise des Droits de l'Homme) zijn
er in Burundi minimaal 100.000 huishoudens die over een wapen beschikken,
voornamelijk in steden en in de provincies die aan de DRC grenzen.46 Om aan
ongecontroleerd wapenbezit een halt toe te roepen stelde de Burundese regering
eind april 2006 een commission technique de désarmement des civils in. Burgers
moesten legaal in bezit zijnde wapens laten registreren of hun wapens inleveren. In
mei 2007 rapporteerde de Secretaris-generaal van de VN echter dat de overheid,
ondanks haar inspanningen, geen vooruitgang had geboekt met dit programma. 47
ONUB/BINUB
Van 1 juni 2004 tot 31 december 2006 was in Burundi de Opération des Nations
Unies au Burundi (ONUB) aanwezig. Deze VN-vredesmacht ondersteunde
Burundi bij de uitvoering van het Arusha-akkoord en hielp de Burundese regering
bij de uitvoering van het DDR-programma (Disarmament, Demobilisation and
Reintegration) en bij de hervorming van een nieuwe geïntegreerde defensie- en
politiemacht (Security Sector Reform, SSR). Sinds het aftreden van de Speciaal
Vertegenwoordiger van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties (SV-
SGVN) Carolyn McAskie, in maart 2006, werd haar plaats ingenomen door
plaatsvervangend SV-SGVN Nureldin Satti.
46 ITEKA, Small Arms in Burundi: Disarming the Civil Population in Peacetime, augustus 2007
47 S/2007/287
19
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Gedurende de tweede helft van 2006 werd de missie in stappen afgebouwd en op
31 december 2006 liep het mandaat af. Met het afbouwen van de missie verdwenen
ook de VN-troepen uit Burundi. Zuid-Afrikaanse VN-soldaten bleven in Burundi
achter, maar gingen na het verstrijken van het ONUB-mandaat verder onder de
vlag van de Afrikaanse Unie. Eind 2006 werd een voorlichtingscampagne
georganiseerd om te laten zien welke vooruitgang er was geboekt en voor welke
uitdagingen Burundi zich nog geplaatst zag.48
Per 1 januari 2007 werd ONUB vervangen door het Bureau Intégré des Nations
Unies au Burundi (BINUB). BINUB coördineert de activiteiten van alle VN-
instellingen die in Burundi actief zijn.49 Het mandaat van de missie betreft met
name ondersteuning van de Burundese regering bij het consolideren van vrede en
democratisch bestuur, demobilisatie en re-integratie van oud-strijders en
hervorming van de veiligheidssector, bescherming van de mensenrechten en het
tegengaan van straffeloosheid en coördinatie van de hulp van donoren en VN-
instellingen. 50 Het mandaat van BINUB loopt nog tot en met 31 december 2007 en
zal dan waarschijnlijk verlengd worden. 51 De missie wordt geleid door Youssef
Mahmoud. In een ceremonie, gehouden op 20 februari 2007, werd BINUB formeel
geïnaugureerd door president Nkurunziza.52
In Burundi is tevens een `special task force' van de Afrikaanse Unie aanwezig,
bestaande uit een bataljon van ongeveer 1100 manschappen, waarvan een Close
Protection Unit (150 man) deel uitmaakt. Het gaat hoofdzakelijk om Zuid-
Afrikaanse soldaten. Hun taak is om de leiders en de 3.000 à 5.000 terugkerende
strijders van de rebellengroepering FNL te beschermen. 53
Ontwapening, demobilisatie en re-integratie
In Burundi is een DDR-programma gaande, gericht op ontwapening, demobilisatie
en re-integratie van oud-strijders van verschillende rebellenbewegingen en het
voormalige regeringsleger. Het programma wordt uitgevoerd door de Commission
Nationale de Démobilisation, Réinsertion et Réintegration (CNDRR), opgericht op
28 augustus 2003. De Burundese president is de voorzitter van deze commissie; de
dagelijkse leiding is in handen van een uitvoerend secretariaat. Het CNDRR wordt
ondersteund door het Multi-Country Demobilisation and Reintegration Program
(MDRP) van de Wereldbank.
48 S/2007/287
49 S/RES/1719
50 S/RES/1719
51 S/RES/1719
52 S/2007/287
53 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
20
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Een belangrijke doelstelling van het DDR-programma is om te komen tot de
demobilisatie en re-integratie van circa 50.000 soldaten van het voormalige
Burundese regeringsleger en strijders van gewapende partijen en
rebellenbewegingen in Burundi. Een andere doelstelling van het programma is om
de burgermilities te ontmantelen en de burgerwachten (waaronder circa 20.000
Gardiens de la Paix54 en 10.000 Combattants Militants55) te re-integreren in de
samenleving. 56
Enkel personen met de Burundese nationaliteit komen voor het DDR-programma
in aanmerking. Een andere voorwaarde is dat zij reeds deel uitmaakten van het
regeringsleger of een rebellenbeweging vóór het tekenen van het Arusha Akkoord
(28 augustus 2000), c.q. voordat een wapenstilstand werd gesloten met de
rebellenbeweging waarin zij meevochten. 57 De oud-strijders worden geregistreerd,
ontwapend en naar een transitcentrum gebracht voor demobilisatie. Daar krijgen zij
de eerste termijn van hun re-integratiepremie, voordat ze naar hun herkomstgebied
vertrekken, alwaar een re-integratietraject start.
Gedurende het eerste kwartaal van 2007 demobiliseerden 893 volwassen strijders
en 26 kindsoldaten, waarmee het totaal kwam op 23.185 gedemobiliseerden. Het
overgrote deel van hen heeft het re-integratietraject echter nog niet afgerond. De
ontmanteling van de burgerwachten is inmiddels voltooid. In totaal zijn 28.379
personen gedemobiliseerd.58 Door middel van een speciaal DDR-programma voor
minderjarigen, uitgevoerd door de Structure Nationale des Enfants Soldats (SNES)
en UNICEF, zijn in totaal zo'n 3.000 kinderen gedemobiliseerd. 59 Hoewel er in
Burundi nog steeds kindsoldaten zijn die gedemobiliseerd moeten worden, is dit
programma inmiddels afgerond.
Hervorming van de veiligheidssector
In het Arusha Akkoord werd overeengekomen dat er een nieuw leger gevormd zou
worden (Force de Défense Nationale, FDN) en een nieuwe nationale politiemacht
(Force de Police Nationale, FPN). Hierin zouden zowel oud-rebellen als
manschappen uit het oude door Tutsi gedomineerde leger en politieapparaat
worden opgenomen. Dit proces, waarin voormalige rebellen en regeringssoldaten
gemengd worden, wordt aangeduid als brassage (letterlijk: `vermenging').
54 Gardiens de la Paix waren gewapende burgerwachten, gefinancierd door het toenmalige
regeringsleger.
55 Militants Combattants vormden een gewapende burgermilitie, gefinancierd door de
toenmalige rebellenbeweging CNDD/FDD.
56 MDRP, MDRP Factsheet: Burundi, mei 2007
57 www.unddr.org, geraadpleegd op 27 juni 2007
58 MDRP, MDRP Factsheet: Burundi, mei 2007
59 www.unddr.org, geraadpleegd op 27 juni 2007
21
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Inmiddels is het brassage-proces afgerond en vormen zowel FDN als FPN een
operationele eenheid.
De omstandigheden waaronder de soldaten en politieagenten moeten opereren zijn
echter gebrekkig te noemen. Hierdoor groeit de onvrede onder de manschappen.
Tevens ontbreekt het de meeste manschappen aan elementaire training. De
salarissen zijn laag (ongeveer 30 USD per maand voor een gewone soldaat) maar
worden wel op tijd uitbetaald. De manschappen zijn vaak niet getraind.
De uitdagingen bij de politie zijn nog groter dan in het leger, in die zin dat politie-
agenten slechter getraind en minder gedisciplineerd zijn en zich op grotere schaal
schuldig maken aan mensenrechtenschendingen.
2.4 Sociaaleconomische situatie
Burundi staat op de 169e plaats (van de 177 landen) van de Human Development
Index van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP). 60 Het
Bruto Nationaal Product bedroeg in 2006 naar schatting USD 100 per capita.
Hoewel de economie inmiddels weer groeit, met ongeveer 3,8% in 2006, komt
deze groei niet ten goede aan de bevolking als geheel. De armoede in Burundi
neemt dan ook niet af.
De sociale indicatoren weerspiegelen de wijdverbreide armoede. Er is sprake van
een lage arbeidsproductiviteit, hoge werkloosheid, lage inkomens en een laag
niveau van onderwijs, gezondheidszorg en andere sociale voorzieningen. De
aanwezige voorzieningen zijn veelal van slechte kwaliteit. De gemiddelde
levensverwachting bij de geboorte was in de periode 2000-2005 43,5 jaar. 61
Negentig procent van de Burundese bevolking woont op het platteland en is voor
haar bestaan afhankelijk van de landbouw.62 Burundi is een zeer dichtbevolkt land
en de afgelopen jaren is de druk op land steeds verder toegenomen. Gebrekkige
toegang tot land is een groot obstakel bij de terugkeer van Burundese vluchtelingen
en ontheemden (zie ook paragraaf 4.1).
Koffie is een belangrijk exportproduct. De handelsbalans is negatief, omdat
belangrijke grondstoffen, zoals aardolie, moeten worden ingevoerd.
Aan het einde van 2006 en in het begin van 2007 kreeg Burundi te maken met
grootschalige overstromingen als gevolg van overvloedige regen, waardoor een
deel van de oogst mislukte en voedseltekorten ontstonden. Grote groepen mensen
60 UNDP, Human Development Report 2006, 9 november 2006
61 UNDP, Human Development Report 2006, 9 november 2006
62 Kris Berwouts, KIT Landenreeks: Burundi, 2006
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
konden slechts overleven dankzij de verstrekking van voedselhulp. Met name de
provincies Muramvya, Bubanza, Karuzi, Kayanza, Cibitoke, Ngozi en Ruyigi
werden zwaar getroffen. 63
Corruptie is in Burundi zeer wijd verspreid. Hoewel president Nkurunziza en de
CNDD/FDD zich altijd duidelijk hebben uitgesproken tegen corruptie, waren er
ook gedurende de verslagperiode meldingen van ernstige gevallen van corruptie
waarbij ook bewindspersonen betrokken zouden zijn. 64
63 S/2007/287
64 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
23
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en Protocollen
Gedurende de verslagperiode heeft zich geen wijziging voorgedaan met betrekking
tot de verdragen waarbij Burundi partij is.
Burundi is partij bij:
- het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (sinds 1963), alsmede het
protocol betreffende de status van vluchtelingen (sinds 1971);
- het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten
(sinds 1990);
- het Internationaal Verdrag inzake burger- en politieke rechten (sinds 1990),
maar niet het daarop betrekking hebbende eerste optionele protocol betreffende
het individueel klachtenrecht en het tweede optionele protocol betreffende
afschaffing van de doodstraf;
- het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van
rassendiscriminatie (sinds 1977);
- het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen
vrouwen (sinds 1992), evenals het optionele protocol betreffende alle in het
verdrag genoemde vormen van discriminatie;
- het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandeling of bestraffing (sinds 1993), als ook het daarop betrekking hebbende
optionele protocol;
- het Verdrag inzake de rechten van het kind (sinds 1990), evenals het optionele
protocol met betrekking tot kinderen in gewapende conflicten (sinds 2001),
maar niet het optionele protocol met betrekking tot kinderprostitutie en -
pornografie.
Burundi voldoet nauwelijks aan de rapportageverplichtingen aan de organen van
toezicht. Tot nu toe heeft het land alleen gerapporteerd over65:
- het Internationaal Verdrag inzake burger- en politieke rechten (1991, 1993 en
1994);
- het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van
rassendiscriminatie (1979, 1980, 1987, 1989, 1994, 1995, 1996 en 1997);
65 www.unhchr.org
24
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
- het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen
vrouwen (2000);
- het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandeling of bestraffing (2005).
- het Verdrag over de rechten van het kind (1998).
Verder is Burundi partij bij de Conventie van de Organisatie van Afrikaanse
Eenheid met betrekking tot vluchtelingen (sinds 1975), het Afrikaanse Handvest
voor de rechten van mensen en volkeren (sinds 1989) en het Afrikaanse Handvest
voor de rechten en het welzijn van het kind (sinds 2004). In 2004 heeft Burundi
bovendien het Statuut van het Internationaal Strafhof, dat misdrijven tegen de
menselijkheid en oorlogsmisdaden moet berechten, geratificeerd.
Aan het begin van de verslagperiode behandelde het VN-Comité tegen Marteling
in haar 37e zitting (6-24 november 2006) het rapport van de Burundese regering
over het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandeling of bestraffing. Het Comité verwelkomde dit rapport, maar sprak ook
zijn teleurstelling uit dat het rapport 13 jaar te laat werd ingediend. Voorts uitte het
Comité zijn zorgen over de wijdverspreide mensenrechtenschendingen, waaronder
martelingen en verdwijningen. Deze schendingen werden door de delegatie van de
Burundese regering niet tegengesproken. Bovendien erkende de regering dat de
huidige wet- en regelgeving niet adequaat was en gaf zij aan dat zowel het
Wetboek van Strafrecht als het Wetboek van Strafvordering moeten worden
herzien (zie paragraaf 3.1.2).66
3.1.2 Nationale wetgeving
De Burundese wetgeving is gebaseerd op Belgisch recht. 67 De Burundese
grondwet kent enkele bepalingen die van belang zijn voor de eerbiediging van de
rechten van de mens in Burundi. In de grondwet wordt expliciet verwezen naar de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Afrikaans Handvest inzake
Rechten van de Mens en Volkeren, het Verdrag inzake de Uitbanning van alle
Vormen van Discriminatie van Vrouwen en het Verdrag inzake de Rechten van het
Kind.
Hoewel er een aantal belangrijke wetswijzigingen in voorbereiding zijn, zoals een
herziening van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering, is
de wetgeving op het gebied van de mensenrechten gedurende de verslagperiode,
voor zover bekend, niet gewijzigd.
66 Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or
Punishment, Consideration of Reports Submitted by States Parties under Article 19 of the
Convention, Thirty-seventh session, 6-24 november 2006
67 Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
25
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Binnenkort zal het Burundese parlement zich naar verwachting buigen over een
herziening van het Wetboek van Strafrecht, die al is goedgekeurd door de regering.
De wijzigingen behelzen o.a. de afschaffing van de doodstraf, het expliciet
strafbaar stellen van marteling, alsmede voorzieningen ten aanzien van de
bescherming van vrouwen tegen seksueel geweld en de bescherming van kinderen.
Daarnaast zal het nieuwe Wetboek van Strafrecht naar verwachting bepalingen
bevatten ten aanzien van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en
oorlogsmisdaden. Pas dan zal Burundi over de competentie beschikken om deze
misdaden te gaan vervolgen. 68
Een eerste concept van een herzien Wetboek van Strafvordering is voorbereid door
een taakgroep van Burundese experts, met ondersteuning van BINUB, om dit
wetboek in lijn te brengen met de internationale mensenrechtenverdragen die
Burundi ondertekend heeft. Dit concept zal nog besproken worden met
parlementsleden, vertegenwoordigers van de regering en van het maatschappelijk
middenveld.69
3.2 Toezicht op naleving van mensenrechten
In Burundi houden zowel overheid als niet-gouvernementele
mensenrechtenorganisaties zich bezig met toezicht op de naleving van de
mensenrechten.
Nationaal
Burundi kent een ministerie voor Nationale Solidariteit, Mensenrechten en Gender-
aangelegenheden. Dit ministerie heeft als taak om het respect voor de
mensenrechten te bevorderen en de mensenrechtensituatie te verbeteren. Daarnaast
is haar taak om een oplossing te vinden voor problemen ten aanzien van de toegang
tot land voor terugkerende vluchtelingen (zie ook paragraaf 4.1). Volgens
welingelichte bronnen is de invloed van het ministerie op de algehele
mensenrechtensituatie beperkt.
In de Arusha akkoorden werd overeengekomen een nationale
mensenrechtencommissie (Commission des droits de l'homme) op te richten. Op 20
december 2006 startten de werkzaamheden die moeten leiden tot de oprichting van
een dergelijke commissie. 70 Het is de bedoeling dat deze commissie onafhankelijk
van de uitvoerende macht kan opereren en met name de activiteiten van de
veiligheidsdienst in de gaten houdt.
68 S/2007/287
69 S/2007/287
70 S/2007/287
26
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
In de Arusha Akkoorden werd tevens voorzien in de oprichting van een
Waarheids- en Verzoeningscommissie en een Speciaal Tribunaal. Zie paragraaf
3.3.5 voor meer informatie.
In Burundi zijn diverse mensenrechtenorganisaties actief, waaronder de Ligue
burundaise des droits de l'homme (Ligue Iteka), opgericht in 1990, en de
Association Burundaise pour la Défense des Droits des Prisonniers (ABDP),
opgericht in 1995. Hoewel medewerkers van dergelijke organisaties soms
omzichtig te werk moeten gaan, worden zij in de regel niet tegengewerkt.
Internationaal
De internationale gemeenschap volgt de mensenrechtensituatie in Burundi op
kritische wijze. Sinds 1995 heeft de VN een kantoor van de Hoge Commissaris
voor de Mensenrechten (UNHCHR) in Burundi. Naast UNHCHR verzamelt ook
BINUB informatie over mensenrechtenschendingen in Burundi. Beide organisaties
rapporteren hierover. Ook de internationale mensenrechtenorganisaties Amnesty
International en Human Rights Watch rapporteren over de mensenrechtensituatie in
het land.
3.3 Naleving en schendingen
In Burundi worden de mensenrechten regelmatig geschonden. Meestal kunnen
burgers tegen deze schendingen geen bescherming inroepen. Hoewel sommige
verdachten van mensenrechtenschendingen vervolgd worden, blijven de meeste
mensenrechtenschendingen onbestraft, enerzijds omdat de daders veelal onbekend
zijn, anderzijds vanwege het slecht functionerende rechtsysteem en de omvangrijke
straffeloosheid die hiervan het gevolg is.
Op 25 oktober 2006 bracht Human Rights Watch een kritisch rapport uit over de
systematische mensenrechtenschendingen die gepleegd werden door de geheime
dienst, Service National de Renseignements (SNR). In dit rapport stelt Human
Rights Watch de SNR verantwoordelijk voor de dood van 38 individuen en het
martelen en willekeurig vasthouden van nog eens 200 personen.71 Hoewel ook
politie, leger en groepen bandieten de mensenrechten schenden, heeft juist dit
rapport de Burundese autoriteiten in grote verlegenheid gebracht. Sommige
bronnen zien een verband tussen de publicatie van dit rapport, de zware kritiek van
de internationale gemeenschap op de Burundese regering die hiervan het gevolg
was en de beslissing van Nkurunziza om Radjabu te ontheffen uit zijn functie van
partijvoorzitter.
71 Human Rights Watch, `We flee when we see them' - Abuses with impunity at the National
Intelligence Service in Burundi, 25 oktober 2006
27
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Nadat Radjabu van het toneel verdween en de personen die vast zaten op
beschuldiging van het beramen van een couppoging weer waren vrijgelaten,
verbeterde de algemene mensenrechtensituatie enigszins. Dat neemt niet weg dat
de mensenrechtensituatie nog steeds zorgelijk is en de mensenrechten nog steeds
op grote schaal geschonden worden, met name door de veiligheidsdiensten, politie,
leger en de FNL.72
Nu het oude regeringsleger en de rebellenbewegingen, op de FNL na, geïntegreerd
zijn, is het aantal mensenrechtenschendingen dat door militairen gepleegd wordt
afgenomen. Er was gedurende de verslagperiode echter sprake van een toename
van het aantal schendingen dat gepleegd wordt door politieagenten, waaronder
martelingen en mishandeling van gevangenen. 73
Eén van de belangrijkste aspecten van de mensenrechtenproblematiek in Burundi is
de straffeloosheid. De politieke wil om tot vervolging van
mensenrechtenschendingen over te gaan ontbreekt nagenoeg. Het justitieel
apparaat is niet onafhankelijk van de politieke macht en onvoldoende toegerust om
daadwerkelijk vervolging in te stellen. Ook komt corruptie voor.
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
De vrijheid van meningsuiting is vastgelegd in artikel 31 van de grondwet.74 In de
praktijk wordt dit recht niet altijd gerespecteerd. De Conseil National de la
Communication (CNC) ziet toe op de persvrijheid. Daarnaast draagt dit instituut er
zorg voor dat uiteenlopende meningen in Burundi gehoord kunnen worden.
Hoewel de CNC in de grondwet is verankerd, is zij momenteel nog in oprichting.
Radio is in Burundi verreweg het meest populaire medium. Kranten bereiken
slechts een bovenlaag van de bevolking, met name in de omgeving van Bujumbura.
Slechts weinig Burundezen kunnen zich een televisie veroorloven. De autoriteiten
beheren de enige regelmatig verschijnende krant (Le Renouveau), een
televisiestation en drie radiostations. Burundi kent daarnaast een onafhankelijk
televisiestation (dat twee uur per dag uitzendt, enkel in de hoofdstad Bujumbura)
en een vijftal onafhankelijke radiostations.
In vergelijking met de buurlanden is de vrijheid van meningsuiting in Burundi
relatief groot. In Burundi is formeel geen sprake van censuur. Journalisten passen
in de regel een zekere mate van zelfcensuur toe. Radiostations kunnen zonder
controle vooraf uitzenden. Meestal kunnen journalisten in betrekkelijke vrijheid
rapporteren, ook over gevoelige onderwerpen, zoals corruptie. Dat neemt niet weg
72 S/2007/287; ITEKA, Rapport Annuel sur la situation des droits de l'homme 2006, mei 2007
73 S/2007/287
74 Constitution, artikel 31
28
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
dat kritische journalisten die zich uitspreken tegen de regering hun contacten
verliezen, waardoor ze hun werk niet meer goed kunnen doen. In sommige
gevallen kunnen kritische journalisten te maken krijgen met intimidatie door de
autoriteiten.
De mediawetgeving in Burundi verbiedt het brengen van eenzijdige berichtgeving,
belediging en laster van politici en het bekritiseren van de regering. Het komt voor
dat journalisten op deze gronden worden opgepakt en in de gevangenis belanden,
zoals aan het begin van de verslagperiode tweemaal gebeurde. Tevens is bij wet
geregeld dat journalisten kunnen worden opgepakt indien publicaties de openbare
orde (kunnen) verstoren.
Op 22 november 2006 werden twee verslaggevers van Radio Publique Africaine
gearresteerd. Op 28 november 2006 werd de directeur van Radio Isanganiro
gearresteerd. De journalisten hadden bericht over de vermeende couppoging (zie
paragraaf 2.2.). Uiteindelijk werden zij op 3 januari 2007 vrijgesproken wegens
gebrek aan bewijs en spoedig daarna vrijgelaten.75 In het vervolg van de
verslagperiode vonden, voor zover bekend, geen arrestaties van journalisten meer
plaats. Na het vertrek van CNDD/FDD-voorzitter Hussein Radjabu verbeterden de
relaties tussen de regering en de media aanzienlijk. 76
De ngo Reporters Without Borders zet Burundi op de 125e plaats van de World
Press Freedom Index (totaal aantal landen op de lijst: 168).77
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
De vrijheid van vereniging en vergadering is vastgelegd in artikel 32 van de
grondwet.78 In de meeste gevallen wordt dit recht gerespecteerd.
Oppositionele groeperingen kunnen in het algemeen vrijelijk opereren, maar
worden soms in hun werkzaamheden beperkt door intimidatie door de autoriteiten,
vooral op provinciaal en lokaal niveau. De vorming van maatschappelijke
organisaties, mensenrechtenorganisaties en vakbonden moet door de overheid
worden goedgekeurd. Er zijn gedurende de verslagperiode geen gevallen bekend
waarin deze goedkeuring niet werd verleend.
De grondwet staat openbare bijeenkomsten en politieke demonstraties toe. Vooraf
is hiervoor wel goedkeuring nodig van de autoriteiten. In de praktijk vinden
politieke demonstraties niet vaak plaats. Indien demonstraties toch plaatsvinden
75 S/2007/287
76 S/2007/287
77 Reporters Without Borders, www.rsf.org, geraadpleegd op 25 juni 2007
78 Constitution, artikel 32
29
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
kan het gebeuren dat zij door politie of leger uit elkaar worden geslagen omdat zij
de orde zouden bedreigen, ook al waren zij bij de autoriteiten aangemeld.
3.3.3 Vrijheid van godsdienst
De grondwet voorziet in vrijheid van godsdienst.79 In de praktijk respecteert de
overheid de vrijheid van godsdienst. 80 Er zijn geen gevallen bekend van
onderdrukking van religieuze uitingen gedurende de verslagperiode.
Burundi kent geen staatsgodsdienst. Evenwel stelt de wet dat religieuze
groeperingen een hoofdkwartier in Burundi dienen te hebben. Zij moeten zich
inschrijven bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat de religieuze
leiders en hun activiteiten in de gaten houdt. Er zijn geen gevallen bekend
waarbij inschrijving van een religieuze groepering is geweigerd.81
3.3.4 Bewegingsvrijheid
De grondwet voorziet in bewegingsvrijheid voor alle burgers.82 Wel vinden
geregeld persoonscontroles plaats, waarbij burgers die hun identiteitspapieren niet
kunnen tonen het risico lopen te worden gedetineerd, totdat zij kunnen bewijzen
wie zij zijn en waar zij vandaan komen. In april 2006 werd de avondklok, die van
kracht was sinds de jaren '70, in het hele land opgeheven.
Identificatie
In Burundi geldt vanaf 18 jaar een identificatieplicht, hoewel in de praktijk ook
jongere personen gevraagd kan worden om zich te identificeren. Dit hoeft niet
noodzakelijkerwijs met een identiteitskaart, maar kan ook met een paspoort of een
schoolkaart. Ieder schoolgaand kind heeft vanaf de eerste klas van de lagere school
gedurende de hele schooltijd een carte scolaire, voorzien van een pasfoto. Op
identiteitsdocumenten wordt geen melding gemaakt van de etnische achtergrond.
Bij het niet kunnen tonen van identiteitspapieren loopt betrokkene het risico
gearresteerd te worden. De betrokkene kan in hechtenis worden genomen en wordt
na betaling van een boete weer vrijgelaten, meestal nadat een familielid is
langsgekomen om de identiteit te bevestigen. Meestal duurt een dergelijke detentie
niet langer dan een etmaal, hoewel betrokkenen soms enkele dagen of langer
worden vastgehouden. Dit geldt met name voor personen die geen geld en/of
familie hebben, waaronder alleenstaande minderjarigen.
79 Constitution, artikel 31
80 US State Department, Burundi: International Religious Freedom Report, 15 september 2006
81 US State Department, Burundi: International Religious Freedom Report, 15 september 2006
82 Constitution, artikel 33
30
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Identiteitskaart
De aanvraag van een identiteitskaart loopt via het kantoor van de gemeente
(Bureau Communal), waar de namen van betrokkene en diens ouders bij de
burgerlijke stand moeten worden opgegeven. Voorts moet de aanvrager persoonlijk
twee pasfoto's afgeven en tegelijk een vingerafdruk plaatsen. Het afhalen van de
gereed zijnde identiteitskaart kan gebeuren door een gemachtigde derde. Een
identiteitskaart wordt uitgegeven door het kantoor van de Administrateur van de
Commune. Bij uitgifte van een identiteitskaart wordt een individuele archiefkaart
gemaakt waarop een pasfoto en vingerafdrukken van betrokkene staan. Er wordt
een centrale registratie van identiteitskaarten bijgehouden in de betreffende
gemeente zelf.
Bij verlies van een identiteitskaart moet de betrokkene bij de Police Judiciaire een
officiële verklaring van verlies laten opmaken. Indien in de betreffende gemeente
geen Police Judiciaire aanwezig is, dient de betrokkene zich tot de Chef de Colline
te wenden. Op vertoon van de verklaring van verlies kan door de Administrateur
van de Commune een duplicaat van de identiteitskaart worden verstrekt. Op deze
kaart staat vermeld dat het een duplicaat betreft. Er doet zich nog geregeld fraude
voor met identiteitskaarten. Ook met individuele archiefkaarten is fraude mogelijk.
Veel oud-strijders, maar ook burgers, beschikken over meerdere identiteitskaarten
met verschillende identiteiten. Het bezit van meerdere identiteitskaarten
vergemakkelijkte tijdens de burgeroorlog het reizen aanzienlijk. In het gebied dat
door rebellen was bezet, kon een andere identiteit worden aangenomen dan in het
gebied dat door het regeringsleger werd gecontroleerd. Valse identiteitskaarten zijn
in Burundi betrekkelijk makkelijk verkrijgbaar.
Paspoort
Bij de aanvraag van een paspoort moet een identiteitskaart en een attestation
d'identité complète worden overlegd en daarnaast het oude paspoort indien het een
hernieuwde paspoortaanvraag betreft. Voor minderjarigen volstaat het overleggen
van een extrait de naissance (uittreksel uit het geboorteregister) en een carte
scolaire, naast een verklaring van de ouders. Paspoorten worden alleen afgegeven
in Bujumbura, door de PAFE (Police de l'Air, des Frontières et de l'Etranger).
Paspoorten dienen in persoon te worden aangevraagd en afgehaald.
Sinds 2006 worden nieuwe paspoorten uitgegeven. Sindsdien beschikken
Burundese ambassades niet langer over de bevoegdheid om paspoorten uit te
geven. Wel kunnen zij per diplomatieke post een aanvraag vanuit het
buitenland doorsturen naar de PAFE in Bujumbura. Het gereedzijnde paspoort
wordt per diplomatieke post naar de betreffende ambassade gestuurd, alwaar de
betrokkene het paspoort in persoon dient af te halen. Burundese ambassades zijn
wel bevoegd om laissez-passers af te geven. Het is niet langer mogelijk om
31
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
kinderen in het paspoort bij te schrijven. De nieuwe paspoorten kunnen niet
worden verlengd.
De katholieke kerk houdt een uitgebreide administratie bij van alle katholieke
Burundezen. Doop-, huwelijks- en overlijdensgegevens van een ieder worden in
een kaartsysteem bijgehouden. Daarbij dient te worden opgemerkt dat doop niet
altijd na de geboorte gebeurt, maar ook op latere leeftijd kan plaatsvinden.
Migratieautoriteiten
De PAFE (Police de l'Air, des Frontières et de l'Etranger) is verantwoordelijk voor
het bewaken van de grenzen van Burundi en is de autoriteit die toeziet op migratie.
De PAFE valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse
Zaken.
Binnenlandse vervoersmogelijkheden
Er zijn geen luchtvaartmaatschappijen die binnenlandse lijnvluchten uitvoeren.
Alleen Bujumbura International Airport beschikt over een verharde landingsbaan.
83 Ook 's nachts kunnen starts en landingen op Bujumbura International Airport
plaatsvinden. Het vliegveld wordt momenteel niet bedreigd door rebellen. Er zijn in
Burundi nog vijf andere vliegveldjes: Gitega, Gihefi, Ngozi, Kirundo en Ruyigi.
Deze beschikken alleen over (korte) onverharde landingsbanen waar slechts kleine
vliegtuigjes kunnen landen.
Internationale vervoersmogelijkheden
Vanuit Bujumbura verzorgen twee Europese luchtvaartmaatschappijen regelmatige
vliegverbindingen met Europa: KLM/Kenya Airways zeven keer per week
via Nairobi en Brussels Airlines één keer per week rechtstreeks naar Brussel. Ook
Ethiopian Airlines onderhoudt verbindingen met Europa (via Entebbe en Addis
Abeba en ook via Kigali). De nationale luchtvaartmaatschappij, Air Burundi,
onderhoudt momenteel geen vliegverbindingen. Voorts verzorgt Rwandair Express
lijnvluchten tussen Bujumbura en Kigali en twee maal per week tussen Bujumbura
en Johannesburg. De Congolese luchtvaartmaatschappij TMK vliegt vanuit
Bujumbura naar Bukavu en Goma.
3.3.5 Rechtsgang
Het rechtssysteem is onderverdeeld in rechtbanken voor civiel- en strafrecht. Het
leger heeft zijn eigen militaire rechtspraak. Op het niveau van Tribunal de
Résidence zijn Hutu en Tutsi ongeveer gelijk vertegenwoordigd. Op hogere
niveaus is het overgrote deel van de rechters nog steeds van Tutsi-afkomst.
83 CIA, The World Factbook Burundi, 19 juni 2007
32
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Het rechtssysteem in Burundi is zeer zwak. Hoewel de grondwet voorziet in een
onafhankelijke rechterlijke macht, is deze in de praktijk niet onafhankelijk. 84 Bij
prominente zaken is dikwijls sprake van politieke beïnvloeding van het vonnis. Bij
minder prominente zaken speelt corruptie soms een rol. Er is een groot gebrek aan
capaciteit: er zijn te weinig rechters en rechterlijke ambtenaren. De rechters en
ambtenaren die er zijn, zijn vaak slecht geschoold. Procedures kunnen hierdoor
heel lang duren en verdachten zitten soms maanden of zelfs jaren in voorarrest,
meestal zonder dat zij toegang hebben tot een advocaat. Wetgeving uit 2005, die
bedoeld was om de procedures te versnellen, heeft hier nog geen verandering in
gebracht. Formeel moeten verdachten binnen 7 dagen worden voorgeleid. Deze
periode kan éénmaal verlengd worden. In een groot aantal zaken die tot een
veroordeling leiden is sprake van vormfouten.
Doordat de meeste burgers hun recht niet kunnen halen via het rechtssysteem is er
in zekere mate sprake van eigenrichting, hetgeen één van de oorzaken is voor het
hoge aantal moorden dat jaarlijks in Burundi gepleegd wordt.
Mede als gevolg van het falende justitiële apparaat is de straffeloosheid in Burundi
wijdverspreid. Er is geen politieke wil om daadwerkelijk tot vervolging van
mensenrechtenschendingen over te gaan. Straffeloosheid is in Burundi eerder regel
dan uitzondering. In mei 2007 sprak de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten
van de Verenigde Naties, Louise Arbour, van een gebrek aan politieke wil om de
cultuur van straffeloosheid een halt toe te roepen. 85 Een groot probleem is dat zich
onder de invloedrijke overheidsdienaren personen bevinden die zich schuldig
hebben gemaakt aan ernstige schendingen van de mensenrechten.
Internationaal Strafhof
In september 2004 ratificeerde Burundi het Statuut van het Internationaal Strafhof.
Het strafhof kan individuele daders van genocide, misdrijven tegen de
menselijkheid en oorlogsmisdaden berechten. De bevoegdheden van het hof
beperken zich tot misdrijven die zijn gepleegd na de ratificatie. Berechting door
nationale rechtbanken heeft volgens het statuut altijd de voorkeur, maar als een
land niet in staat of bereid is tot vervolging over te gaan, treedt het hof op.
Hoofdaanklager Luis Moreno Ocampo is belast met het conflict in het Grote
Merengebied en houdt zich thans bezig met onderzoek naar oorlogsmisdaden in
Burundi. Het strafhof buigt zich reeds over oorlogsmisdaden in de DRC en
Uganda.
84 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
85 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Waarheids- en Verzoeningscommissie en Speciaal Tribunaal
Reeds in de Arusha Akkoorden, die in augustus 2000 door de meeste strijdende
partijen zijn getekend, werd afgesproken om een justitieel mechanisme in te stellen
dat bij zou moeten dragen aan verzoening, rechtvaardigheid, duurzame vrede en
ontwikkeling. Op 15 juni 2005 kwamen de Burundese regering en de
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties overeen om een tweeledig mechanisme in
het leven te roepen: een Waarheids- en Verzoeningscommissie en een Speciaal
Tribunaal.
De Waarheids- en Verzoeningscommissie zal zowel nationale als internationale
leden tellen. Deze commissie moet de gebeurtenissen en de onderliggende
oorzaken van het conflict in Burundi vastleggen, de misdaden classificeren die
sinds de onafhankelijkheid in 1962 zijn begaan en verantwoordelijken
identificeren. Het Speciaal Tribunaal zal bestaan uit zowel nationale als
internationale rechters en een internationale aanklager. Dit tribunaal zal degenen
die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdaden tegen de menselijkheid en
oorlogsmisdaden in Burundi, moeten vervolgen.
Eenmaal operationeel, zullen de waarheidscommissie en de speciale
rechtbank onder het Burundese rechtssysteem moeten komen te vallen. Tot op
heden zijn noch de Commissie noch het Tribunaal van start gegaan.
Op 30 mei 2007 meldde de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Louise
Arbour, dat zij overeenstemming had bereikt over de aard van de consultaties die
aan de oprichting van beide entiteiten vooraf moeten gaan. Deze consultaties zullen
worden geleid door een Steering Committee, die bestaat uit een vertegenwoordiger
van de Burundese regering, één van de Verenigde Naties en één uit het
maatschappelijk middenveld. Daarnaast werd vastgesteld dat de amnestieregeling
niet zou gelden voor genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de
menselijkheid. Hoe de Waarheids- en Verzoeningscommissie en het Speciaal
Tribunaal zich tot elkaar zullen verhouden blijft vooralsnog onduidelijk. 86
Welingelichte bronnen noemen het onwaarschijnlijk dat het Speciaal Tribunaal
binnen afzienbare tijd van start zal gaan, juist omdat een aantal prominente figuren
die verdacht worden van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid
deel uitmaakt van de Burundese regering.
86 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
34
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
3.3.6 Arrestaties en detenties
In het rapport dat Human Rights Watch in oktober 2006 publiceerde, stelt deze
organisatie dat de veiligheidsdienst SNR verantwoordelijk is voor willekeurige
arrestatie en detentie van ongeveer 200 personen. De arrestaties maakten deel uit
van een campagne om aanhangers van de FNL, de enige overgebleven
rebellenbeweging in Burundi, te straffen. Hoewel ook leger en politie zich aan
dergelijke mensenrechtenschendingen schuldig maakte zou vooral de SNR
onbehouwen te werk gaan en veel slachtoffers maken.87
Volgens welingelichte bronnen is de situatie sinds begin 2007 weliswaar iets
verbeterd, maar komen willekeurige arrestaties en detenties, met name van burgers
die verdacht worden van sympathieën voor de FNL, nog steeds voor.
In Burundi lopen patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen en die hun
behandeling niet blijken te kunnen betalen het risico om tegen hun wil in detentie
te worden gehouden, zonder dat ze daarbij de zorg krijgen die zij nodig hebben.88
3.3.7 Situatie in gevangenissen
In Burundi zijn elf gevangenissen (prisons) en daarnaast een groot aantal cachots,
waarin gevangenen formeel slechts beperkte tijd mogen worden opgesloten.
Tevens bestaat er een groot aantal illegale detentiecentra. Volgens welingelichte
bronnen beschikt de geheime dienst (SNR) over illegale detentiefaciliteiten,
evenals de Burundese politie. Deze illegale faciliteiten houden doorgaans geen
register van gevangenen bij. Daarnaast worden burgers gevangen gehouden in
militaire kampen, hetgeen tegen de wet is.
Internationale organisaties hebben in de regel geen toegang tot illegale
detentiecentra. Zij hebben doorgaans wel toegang tot reguliere gevangenissen.
Bronnen beweerden in juli 2007 dat minder mensen illegaal gevangen gehouden
werden dan in de tweede helft van 2006.
Overbevolking en slechte hygiënische omstandigheden blijven een groot probleem
vormen in de Burundese gevangenissen. De meeste gevangenissen herbergen meer
dan twee keer zoveel gevangenen als hun maximumcapaciteit. Voorts lopen
gevangenen nog steeds de kans mishandeld te worden, zowel door bewakers als
door medegevangenen, en is de voedselverstrekking over het algemeen
87 Human Rights Watch, `We flee when we see them' - Abuses with impunity at the National
Intelligence Service in Burundi, 25 oktober 2006
88 Human Rights Watch, Burundi: Hospital Officials Detain Hundreds of Insolvent Patients, 7
september 2006
35
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
ontoereikend. 89 De situatie in politiecellen zou vaak nog slechter zijn, omdat ze
nog dichter bevolkt zijn en omdat gevangenen niet te eten krijgen. Gevangenen
worden vaak veel langer in politiecellen opgesloten dan het maximum van 14
dagen dat volgens de wet is toegestaan.
Minderjarigen vanaf 13 jaar worden in Burundi als volwassenen berecht (zie ook
3.4.4). Dat heeft tot gevolg dat verdachte of veroordeelde minderjarigen tesamen
met volwassenen worden gedetineerd. Hierdoor zijn zij bijzonder kwetsbaar voor
seksueel misbruik. Er zijn in Burundi geen speciale detentiefaciliteiten voor
minderjarigen. 90 In december 2006 bevonden zich ruim 400 minderjarigen in
gevangenissen in Burundi. De overgrote meerderheid van hen zat nog in
voorarrest. 91
Op 22 december 2006 vaardigde president Nkurunziza een verordening uit, waarin
hij de straf van een groot aantal gevangenen verminderde. Andere gevangenen,
waaronder zieken en ouden van dagen, werden vrijgelaten. De president
verordonneerde tevens de vrijlating van alle gevangenen wiens detentie niet wettig
was. In totaal werden 2588 gevangenen vrijgelaten, terwijl de straffen van 862
gevangenen werden verminderd. 92
3.3.8 Mishandeling en foltering
Hoewel de grondwet foltering verbiedt en Burundi partij is bij het Verdrag tegen
foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, is
foltering in het huidige Wetboek van Strafrecht niet expliciet strafbaar gesteld. Een
goede definitie van het begrip ontbreekt. 93 Bronnen verwachten dat het Wetboek
van Strafrecht binnenkort (onder andere op dit punt) zal worden aangepast. In de
praktijk maken zowel leger, inlichtingendienst als politie zich schuldig aan
mishandeling en foltering.
3.3.9 Verdwijningen en ontvoeringen
Het is niet eenvoudig vast te stellen of verdwijningen en ontvoeringen veel
voorkomen in Burundi. Volgens een vooraanstaande mensenrechtenorganisatie
89 S/2007/287
90 Human Rights Watch, Paying the Price: Violations of the Rights of Children in Detention in
Burundi, maart 2007
91 Human Rights Watch, Paying the Price: Violations of the Rights of Children in Detention in
Burundi, maart 2007
92 S/2007/287
93 Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or
Punishment, Consideration of Reports Submitted by States Parties under Article 19 of the
Convention, Thirty-seventh session, 6-24 november 2006
36
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
vonden er ook in de eerste helft van 2007 nog verdwijningen plaats. Volgens deze
organisatie is niet altijd duidelijk wie er achter deze verdwijningen van burgers zit,
de SNR of de FNL. Een andere mensenrechtenorganisatie vertelde bekend te zijn
met één geval, een aanhanger van Radjabu die verdwenen was, maar voegde daar
aan toe dat er in Burundi geen patroon van verdwijningen bestaat.
In augustus 2006 verdween een groep burgers die vast zaten in een illegaal
detentiecentrum in de provincie Muyinga (zie ook volgende paragraaf). Het is niet
bekend of dergelijke verdwijningen uit detentiecentra ook gedurende de
verslagperiode hebben plaatsgevonden. Als dergelijke verdwijningen inderdaad
plaats hebben gevonden, dan gaat het waarschijnlijk om verdwijningen uit illegale
detentiefaciliteiten, waarvan het bestaan niet altijd bekend is.
3.3.10 Buitengerechtelijke executies en moorden
Muyinga
In augustus 2006 werden in de provincie Muyinga, in het noordwesten van
Burundi, negentien (voor een deel onthoofde) lichamen in de Ruvubu-rivier
aangetroffen. Nader onderzoek door mensenrechtenorganisaties wees uit dat het
hier om (vermeende) FNL-leden ging, die door hoge militairen geëxecuteerd
waren. Volgens getuigen en overlevenden waren de slachtoffers ontvoerd,
vastgehouden in een militair kamp, ondervraagd en vervolgens naar de rivier
getransporteerd waar zij werden gedood.94 Als gevolg van de internationale
verontwaardiging die naar aanleiding van deze berichten ontstond, werden twee
soldaten en een agent van de SNR gearresteerd.95 Zij zijn tot op heden echter nog
niet berecht. Volgens diverse bronnen zouden SNR-agenten en politici tot op het
hoogste niveau op de hoogte geweest zijn van de gebeurtenissen of hier zelfs bij
betrokken zijn geweest.
Volgens mensenrechtenorganisaties heeft de kritiek van de internationale
gemeenschap op de regering van Nkurunziza, naar aanleiding van de
gebeurtenissen in Muyinga en het kritische rapport van Human Rights Watch ertoe
geleid dat de SNR duidelijk heeft aangegeven haar reputatie te willen verbeteren en
de mensenrechten beter te willen respecteren. Desalniettemin achten
mensenrechtenorganisaties het denkbaar dat deze organisatie zich nog steeds
schuldig maakt aan buitengerechtelijke executies.
94 Human Rights Watch, Burundi: New UN Peacebuilding Body Must Stress Human Rights, 11
december 2006
95 Human Rights Watch, Burundi: New UN Peacebuilding Body Must Stress Human Rights, 11
december 2006
37
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
3.3.11 Doodstraf
Burundi heeft het Internationaal Verdrag inzake burger- en politieke rechten
geratificeerd, maar niet het tweede protocol betreffende de afschaffing van de
doodstraf. Hoewel Burundi formeel nog de doodstraf kent, werd deze, voor zover
bekend, in 1997 voor het laatst voltrokken in een civiele rechtszaak en in 2000 in
een militaire rechtszaak. Op 22 december 2006 vaardigde president Nkurunziza
een verordening uit waarin hij alle doodvonnissen omzette in gevangenisstraffen.96
De verwachting is dat de doodstraf binnenkort, met de herziening van het Wetboek
van Strafrecht, zal worden afgeschaft.
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Vrouwen en meisjes
Vrouwen nemen in de Burundese samenleving een ondergeschikte positie in. Ze
hebben meestal niet de mogelijkheid om vrije keuzes te maken en geen toegang tot
adequate gezondheidszorg, onderwijs, schoon water, sanitaire voorzieningen en
rechtsmiddelen. Over het algemeen worden meisjes gediscrimineerd ten opzichte
van jongens. Families geven er doorgaans de voorkeur aan jongens naar school te
sturen en de meisjes in het huishouden te laten werken. De meeste vrouwen in
Burundi zijn derhalve analfabeet.
Sinds 1985 zijn vrouwen, zowel gehuwd als ongehuwd, pas vanaf 21 jaar wettelijk
handelingsbekwaam. Vanaf hun 18e verjaardag kunnen zij zelfstandig documenten
en paspoorten aanvragen. Volgens de Burundese wetgeving kunnen vrouwen niet
erven. Wanneer de man overlijdt, kunnen vrouwen dan ook in een lastige situatie
terecht komen. De positie van weduwen in Burundi is dan ook kwetsbaar. Een
wetsontwerp over erfrecht voor vrouwen is nog steeds in voorbereiding. 97
Hoewel de meeste vrouwen in Burundi in een achtergestelde positie verkeren, zijn
vrouwen redelijk goed vertegenwoordigd in de politiek. Dit is met name te danken
aan artikel 129 van de grondwet, dat stelt dat tenminste 30% van de (vice-)
ministers van het vrouwelijk geslacht dient te zijn, en artikel 164, waarin hetzelfde
wordt gesteld voor leden van de Nationale Vergadering.
96 S/2007/287
97 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
38
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Seksueel geweld
In Burundi komt seksueel geweld tegen vrouwen, zonder onderscheid naar
etniciteit en leeftijd, op grote schaal voor.98 Zowel regeringssoldaten, gewapende
bendes als burgers maken zich hieraan schuldig. Ook komt het voor dat jonge
meisjes worden verkracht vanwege het geloof dat seks met een maagd bescherming
tegen en genezing van HIV/AIDS zou bieden. Vrouwen kunnen over het algemeen
geen bescherming inroepen tegen seksueel geweld.99 Het aantal gemelde gevallen
van seksueel misbruik is in de afgelopen vier jaar toegenomen, hoewel dit te maken
kan hebben met het feit dat ngo's meer oog hebben gekregen voor het probleem en
hiervoor in toenemende mate aandacht vragen.
Het wetboek van strafrecht stelt seksueel geweld strafbaar met een boete of een
gevangenisstraf van tussen de zes maanden en vijf jaar. Verkrachting van vrouwen
kan bestraft worden met een gevangenisstraf tot twintig jaar. In de praktijk wordt
verkrachting echter zelden bestraft.100
Ondanks het feit dat de wet daartoe wel de mogelijkheid biedt, kunnen vrouwen
zelf nauwelijks gerechtelijke acties ondernemen om hun rechten zeker te stellen.
Vaak is het onmogelijk genoegdoening te krijgen via juridische procedures. In
geval van verkrachting is het wettelijk verplicht een medische verklaring te kunnen
overleggen, waaraan echter moeilijk is te komen door gebrek aan
gezondheidscentra. Genitale verminking van vrouwen vindt, voor zover bekend, in
Burundi niet plaats. Als gevolg van zowel sociale druk als onwetendheid komt in
Burundi aangifte wegens geweld in huiselijke kring vrijwel niet voor. De politie
grijpt zelden in.
3.4.2 Etnische groepen
Ondanks het feit dat de etnische groepen in Burundi reeds lange tijd hetzelfde
gebied bewonen, over een gedeelde taal en cultuur beschikken en er (althans voor
1993) veel gemengde huwelijken voorkwamen, hebben zij toch duidelijk een eigen
identiteit behouden. Zowel de koloniale mogendheden als postkoloniale politici
hebben etnische verschillen, wanneer dat hen zo uitkwam, gemanipuleerd en
uitvergroot, met het oog op macht en (electoraal) gewin.101
98 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
99 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
100 Voice of America, UNICEF voices concern about sexual violence in Burundi, 13 juli 2007
101 Kris Berwouts, KIT Landenreeks: Burundi, 2006
39
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Hutu en Tutsi
Hoewel het conflict in Burundi een veelheid aan dieper liggende oorzaken kent,
zijn de verschillen tussen de twee belangrijkste etnische groepen, Hutu (85%) en
Tutsi (14%), in het recente verleden veelvuldig door politici gebruikt om mensen te
mobiliseren voor hun eigen politieke agenda. Tijdens de burgeroorlog die volgde
op de moord op president Ndadaye in 1993 zijn veel slachtoffers over en weer
gevallen, terwijl het land in toenemende mate etnisch gesegregeerd raakte. De
wijken van Bujumbura zijn veelal verdeeld langs etnische lijnen. De wijken
Agaragar, Cibitoke, Misga en Nyakabiga worden voornamelijk door Tutsi
bewoond. In Kinama en Kamenge wonen hoofdzakelijk Hutu. De andere wijken
zijn meer gemengd. Ook in de rest van het land is een zekere mate van etnische
segregatie zichtbaar, waarbij Tutsi voornamelijk in de stedelijke agglomeraties te
vinden zijn.
In de Arusha Akkoorden zijn afspraken gemaakt over machtsdeling tussen Hutu en
Tutsi in instituties (zoals rechtbanken en het leger) waarin Tutsi van oudsher sterk
oververtegenwoordigd waren. Het instellen van quota voor Hutu moet hun
emancipatie bevorderen. Feit is echter dat veel Hutu, ten opzichte van Tutsi, vaak
slecht geschoold zijn, waardoor het in de praktijk soms moeilijk blijkt om
gekwalificeerde krachten te vinden.
Batwa
Overal in de Grote Merenregio wonen Batwa (ook wel Twa, Bambuti of pygmeeën
genoemd), vooral in Rwanda, Burundi, Uganda en de DRC. Het wordt
aangenomen dat zij de oorspronkelijke bewoners zijn van de equatoriale wouden
van Midden-Afrika. Er zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar over de Batwa,
maar volgens officiële statistieken maken zij 1% van de Burundese bevolking
uit.102 De Batwa zijn van oorsprong jager-verzamelaars, hoewel velen van hen door
de ontbossing gedwongen zijn om hun traditionele levenswijze op te geven. Net als
in de andere landen in het Grote Merengebied worden de Batwa in Burundi
gemarginaliseerd.103
In mei 2007 sprak de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde
Naties, Louise Arbour, haar bezorgdheid uit over de positie van de Batwa.104 Zij
noemde gebrekkige toegang tot onderwijs, slecht onderwijs, dwangarbeid en
gebrekkige toegang tot land als belangrijkste schendingen.105
102 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
103 Kris Berwouts, KIT Landenreeks: Burundi, 2006
104 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
105 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
40
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Etnisch gemengde huwelijken
Hoewel etnisch gemengde huwelijken niet zo vaak meer worden gesloten als voor
1993, komen zij nog wel voor. Kinderen uit dergelijke huwelijken kunnen in
zekere mate zelf bepalen met welke etnische groep zij zich willen associëren, die
van de vader of van de moeder. Vaak wordt dit ingegeven door de omgeving
waarin zij opgroeien. Het is echter niet ondenkbaar dat een kind van gemengde
afkomst door de omgeving gezien wordt als behorend tot een specifieke etnische
groep, bijvoorbeeld op grond van fysieke kenmerken.
Aangezien etniciteit niet meer geregistreerd wordt op identiteitspapieren, wordt er
ook geen officiële indeling van kinderen uit gemengde huwelijken meer gemaakt.
3.4.3 Homoseksuelen
In Burundi is homoseksualiteit niet expliciet strafbaar. Wel is het mogelijk dat
openbare homoseksuele handelingen worden aangemerkt als `immorele daad' en
dat personen die zich daaraan schuldig zouden hebben gemaakt, worden vervolgd.
Hiervan zijn overigens uit de verslagperiode geen voorbeelden bekend. De
grondwet biedt geen bescherming tegen discriminatie op basis van seksuele
gerichtheid. De grondwet verbiedt expliciet het huwelijk tussen twee personen van
hetzelfde geslacht.106
Zoals in veel Afrikaanse landen rust er in Burundi een zwaar sociaal-cultureel
taboe op homoseksualiteit, waardoor nauwelijks over het onderwerp kan worden
gesproken. Door het gebrek aan beschermende wetgeving, aan formele en
informele acceptatie en door het slechte functioneren van het politieapparaat kan
een homoseksueel geen bescherming inroepen tegen gevallen van discriminatie
door medeburgers, de politie of andere overheidsinstanties. Er zijn tijdens de
verslagperiode geen gevallen bekend van discriminatoire praktijken bij
strafoplegging als gevolg van homoseksuele gerichtheid.
3.4.4 Minderjarigen
Veel minderjarigen in Burundi bevinden zich in een kwetsbare positie. De
zuigelingensterfte wordt voor 2007 geschat op 61.9 per 1000 levend geborenen. 107
Ook de moedersterfte is hoog. De helft van de kinderen in Burundi is chronisch
ondervoed. 108 Er bevinden zich in Burundi, als gevolg van de AIDS-pandemie zo'n
210.000 wezen in Burundi, waarvan de meesten worden opgevangen door
familieleden.
106 Constitution, artikel 29
107 CIA, The World Factbook Burundi, 19 juni 2007
108 Reuters, More child rape cases reported in Burundi: UNICEF, 13 juli 2007
41
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Kinderarbeid en onderwijs
Volgens de arbeidswet is arbeid in Burundi onder de 18 jaar niet toegestaan. Toch
verrichten kinderen beneden die leeftijd - vooral op het platteland - zware
lichamelijke arbeid. Het is sociaal-cultureel geaccepteerd dat tieners meehelpen op
het land of de meest uiteenlopende werkzaamheden verrichten in de informele
sector. Voor veel families zijn de inkomsten uit arbeid die kinderen inbrengen
noodzakelijk om het hoofd boven water te kunnen houden.
In Burundi bestaat geen leerplicht. Meer dan een kwart van de lagere scholen is
door gevechtshandelingen vernietigd en veel leraren zijn omgekomen of gevlucht.
De lerarenopleidingen zijn verstoord, waardoor het moeilijk is gekwalificeerde
leraren te vinden. Daar staat tegenover dat het basisonderwijs sinds september 2005
gratis is.
Rechtssysteem
Er is in Burundi geen speciaal rechtssysteem voor minderjarigen. Minderjarigen
vanaf 13 jaar worden berecht als volwassenen. Dit betekent dat minderjarigen
vanaf 13 jaar tot hoge straffen kunnen worden veroordeeld, die ze uit moeten zitten
in dezelfde faciliteiten als volwassenen. Aan het einde van 2006 zat meer dan 75%
van de gedetineerde minderjarigen overigens nog in voorarrest, sommigen reeds
enkele jaren. Sommige minderjarigen hebben een bekentenis afgelegd nadat zij
gemarteld werden. Verreweg de meeste minderjarigen die gearresteerd worden
hebben geen toegang tot rechtsbijstand. 109
Van 10 tot 13 maart 2007 bracht de Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-
generaal van de Verenigde Naties voor kinderen in gewapende conflicten,
mevrouw Radhika Coomaraswamy een bezoek aan Burundi. Zij richtte zich tijdens
haar bezoek met name op de rekrutering van kindsoldaten door de FNL, detentie
van minderjarigen die geassocieerd worden met de FNL en seksueel geweld tegen
minderjarigen, in het bijzonder meisjes.110
Kindsoldaten
Volgens UNICEF zouden sinds 1993 enkele duizenden kindsoldaten zijn
gerekruteerd door alle partijen in het conflict, maar de meesten van hen zijn
inmiddels gedemobiliseerd. Momenteel heeft alleen de FNL nog kindsoldaten in
zijn gelederen. Exacte aantallen zijn niet bekend, maar schattingen lopen uiteen
van 60 tot 400 minderjarigen.111 Bronnen melden dat de FNL tijdens de
verslagperiode opnieuw aan het rekruteren was, om zodoende sterker te staan aan
109 Human Rights Watch, Paying the Price: Violations of the Rights of Children in Detention in
Burundi, maart 2007
110 S/2007/287
111 Reuters, More child rape cases reported in Burundi: UNICEF, 13 juli 2007
42
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
de onderhandelingstafel. Hoewel zij ook minderjarigen zou rekruteren, zou het
voornamelijk gaan om een `bijvangst'. De FNL zou niet gericht kinderen
rekruteren.
Hekserij
Er zijn meldingen van kinderen die zouden zijn verstoten door hun omgeving nadat
zij van hekserij (sorcellerie) zijn beschuldigd. Deze kinderen zouden op straat zijn
terecht gekomen. Hoewel niet veel over dit fenomeen bekend is, lijkt het niet
waarschijnlijk dat (apostolische) kerken hier zoals in de Democratische
Republiek Congo op georganiseerde wijze bij betrokken zijn. Hekserij heeft in
ieder geval niet de omvang en vorm aangenomen die het fenomeen in de DRC
heeft en lijkt niet in hoofdzaak kinderen te treffen.
3.4.5 Dienstplicht en desertie
Burundi kent een beroepsleger en geen dienstplicht. Volgens het Militair Wetboek
van Strafrecht is desertie strafbaar. Hierop staat een geldboete en/of
gevangenisstraf.
43
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
4 Migratie
4.1 Ontheemden- en vluchtelingenstromen
Aangezien de veiligheidssituatie in Burundi sinds 2005 sterk is verbeterd, keren
groepen vluchtelingen terug naar Burundi. Dat neemt niet weg dat er nog steeds
aanzienlijke groepen Burundese vluchtelingen in de buurlanden aanwezig zijn. De
meesten van hen zijn Burundi ontvlucht in 1993, kort na het begin van de
gewelddadigheden. Andere groepen bevinden zich al sinds de genocide in 1972 in
het buitenland. Een groot aantal bevindt zich in vluchtelingenkampen, terwijl
anderen zich vrij gevestigd hebben en in meer of mindere mate geïntegreerd zijn in
de lokale bevolking. Ook ontheemden keren vaker terug naar hun herkomstgebied.
Bij terugkeer van vluchtelingen en ontheemden ontstaan echter vaak nieuwe
problemen. 112 Burundi is een zeer dichtbevolkt land en heeft de afgelopen jaren
een hoge bevolkingsgroei gekend, waardoor de druk op land steeds verder is
toegenomen. Het land dat de vluchtelingen bij hun vertrek hebben achtergelaten,
blijkt dikwijls door de achterblijvers in gebruik te zijn genomen of te zijn verkocht.
Nieuwe grond is meestal niet voor handen, terwijl de terugkeerders over het
algemeen niet over voldoende middelen beschikken om een stuk grond te kopen.
Hierdoor ontstaat nieuw potentieel voor conflict. UNHCR en lokale ngo's kunnen
soms bemiddelen bij landgeschillen.
Terugkeer van vluchtelingen en IDP's wordt gefaciliteerd en gemonitord door
UNHCR, die hierbij ondersteuning krijgt van nationale en internationale ngo's.
4.1.1 Buiten Burundi
Momenteel zijn er nog circa 375.000 Burundese vluchtelingen, waarvan de
meesten zich in de buurlanden van Burundi bevinden. De meesten van hen
verblijven in vluchtelingenkampen in Tanzania. Nu de situatie in Burundi zich
verder stabiliseert is de verwachting van UNHCR dat een groot deel van hen terug
zal kunnen keren naar Burundi. Om terugkeer van vluchtelingen in goede banen te
leiden hebben UNHCR en Burundi tripartiete overeenkomsten met een aantal
landen in de regio.
Vanaf het moment dat UNHCR begon met het ondersteunen van de terugkeer van
Burundese vluchtelingen naar Burundi tot eind 2006 zijn ongeveer 340.000
vluchtelingen naar Burundi teruggekeerd. 22% van hen keerde zelfstandig terug,
112 Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High Commissioner for
Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
---
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
terwijl 78% ondersteuning kreeg van UNHCR.113 In 2006 keerden in totaal
ongeveer 45.000 vluchtelingen terug. UNHCR verwachtte in 2007 ongeveer 60.000
vluchtelingen terug te laten keren naar Burundi, voornamelijk uit Tanzania, maar
ook uit andere asiellanden.114 Gedurende de eerste helft van 2007 viel het aantal
vluchtelingen dat terugkeerde behoorlijk tegen, onder andere vanwege het
mislukken van de oogsten in de regio en het voedseltekort dat als gevolg hiervan
ontstond. Tussen 1 januari en 30 april 2007 keerden in totaal slechts 2912
vluchtelingen terug naar Burundi. 115
In mei 2007 richtte Human Rights Watch zich in een brief tot de Tanzaniaanse
president Kikwete, om hem op te roepen het uitzetten van Rwandezen en
Burundezen te staken. Tanzania zou sinds mei 2006 zo'n 15.000 Rwandezen en
enkele duizenden Burundezen hebben verwijderd. Volgens de Tanzaniaanse
autoriteiten ging het om illegale migranten. Volgens Human Rights Watch waren
onder hen ook geregistreerde vluchtelingen die in vluchtelingenkampen leefden,
personen die buiten de kampen leefden maar wel aanspraak maakten op asiel en
zelfs tot Tanzanianen genaturaliseerde Rwandezen en Burundezen. 116
Volgens Human Rights Watch werden de vreemdelingen door Tanzaniaanse
soldaten geslagen en bedreigd en werden hun eigendommen geplunderd of
vernietigd. In sommige gevallen werden ouders gescheiden van hun kinderen
(waaronder baby's). Doordat de Tanzaniaanse regering de Rwandese en Burundese
autoriteiten en de noodhulporganisaties die in het gebied actief zijn niet van
tevoren bij deze operatie heeft betrokken, konden de verwijderde vreemdelingen
over het algemeen nauwelijks op assistentie rekenen.117
4.1.2 Binnen Burundi
Op Burundees grondgebied bevinden zich bijna 22.000 Congolese vluchtelingen.
Daarnaast bevonden zich in Burundi nog een kleine 300 Rwandese vluchtelingen
en enkele Somaliërs en Ugandezen.118 Ongeveer de helft van hen woont in één van
de drie vluchtelingenkampen: Gasorwe, Gihinga en Giharo. De rest van hen woont
tussen de bevolking, met name in Bujumbura. 119
113 UNHCR/WFP, Joint Assessment Mission of Burundian Returnees, 7-11 mei 2007
114 UNHCR, Burundi Country Briefing, 8 maart 2007
115 S/2007/287
116 Human Rights Watch, Tanzania: Expulsions Put Vulnerable People at Risk, 8 mei 2007
117 Human Rights Watch, Tanzania: Expulsions Put Vulnerable People at Risk, 8 mei 2007
118 UNHCR, UNHCR Burundi: Refugees and asylum seekers demography, 5 juni 2007
119 UNHCR, UNHCR Burundi: Refugees and asylum seekers demography, 5 juni 2007
45
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Ontheemden
Naar schatting bevinden zich in Burundi nog ongeveer 100.000 ontheemden. Het
feit dat zij gemiddeld genomen kortere tijd van huis zijn, maakt hun perspectief op
re-integratie in het gebied van herkomst iets beter. Verder kampen terugkerende
ontheemden grotendeels met dezelfde problemen als terugkerende vluchtelingen.120
4.2 Activiteiten van internationale organisaties
In Burundi is een groot aantal nationale en internationale ngo's actief. Ook zijn de
meeste VN-organisaties vertegenwoordigd, waaronder UNAIDS, UNDP,
UNESCO, UNFPA, UNICEF, UNIFEM, WFP, WHO en UNHCR.
Vooralsnog is UNHCR de voornaamste facilitator van de opvang van
(terugkerende) vluchtelingen. Vrijwillige terugkeer van vluchtelingen vanuit
buurlanden wordt actief bevorderd en gefaciliteerd door UNHCR. In
samenwerking met nationale en internationale ngo's worden repatriés opgevangen
in transitkampen, waar zij worden geregistreerd, medisch worden gekeurd en een
re-integratiepakket ontvangen. Daarna worden zij overgebracht naar het gebied
waar zij vandaan komen. In deze gebieden faciliteert UNHCR met donorsteun bij
de opzet van gezondheidscentra en de bouw van nieuwe scholen en huizen voor de
meest kwetsbare repatriés.
120 Internal Displacement Monitoring Centre, Burundi: Long-term IDPs still wait for durable
solutions despite improved security. A profile of the internal displacement situation, 23
februari 2007
46
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
Literatuurlijst
Voor dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van de volgende openbare bronnen:
Agence France Presse (AFP)
Algemeen Nederlands Persbureau (ANP)
Berwouts, Kris, KIT Landenreeks: Burundi, 2006
Central Intelligence Agency (CIA), The World Factbook - Burundi, 19 juni 2007
Brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 25
098, nr. 44, 20 december 2006
CIA, The World Fact Book Burundi, 19 juni 2007
Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, februari 2007
Economist Intelligence Unit, Country Report: Burundi, mei 2007
Human Rights Watch, Burundi: Hospital officials detain hundreds of insolvent
patients, 7 september 2006
Human Rights Watch, Burundi: New UN Peacebuilding Body Must Stress Human
Rights, 11 december 2006
Human Rights Watch, Tanzania: Expulsions Put Vulnerable People at Risk, 8 mei
2007
Human Rights Watch, `We flee when we see them' - Abuses with impunity at the
National Intelligence Service in Burundi, 25 oktober 2006
Integrated Regional Information Network (IRIN), informatievoorziening OCHA,
VN
Internal Displacement Monitoring Centre, Burundi: Long-term IDPs still wait for
durable solutions despite improved security. A profile of the internal displacement
situation, 23 februari 2007
ITEKA, Rapport Annuel sur la situation des droits de l'homme 2006, mei 2007
47
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
ITEKA, Small Arms in Burundi: Disarming the Civil Population in Peacetime,
augustus 2007
Loi No 1/018 du 20 octobre 2004 portant promulgation de la Constitution
Interimaire post-transition de la République du Burundi, 20 oktober 2004
MDRP Factsheet: Burundi, mei 2007
Net Press
Reuters
Swisspeace, Fast Update: Burundi, No. 1, februari-maart 2007
U.S. Department of State, International religious freedom report 2006, 15
september 2006
Voice of America
Publicaties van de Verenigde Naties
Briefing to the Peacebuilding Commission by the United Nations High
Commissioner for Human Rights Ms. Louise Arbour on Burundi, 30 mei 2007
Report of the Secretary-General on the United Nations Integrated Office in
Burundi, S/2007/287, 17 mei 2007
Resolutie VN-Veiligheidsraad, S/RES/1719, 25 oktober 2006
UNDP, Human Development Report 2006, 9 november 2006
UNHCR/WFP, Joint Assessment Mission of Burundian Returnees, 7-11 mei 2007
UNHCR, Burundi Country Briefing, 8 maart 2007
UNHCR, UNHCR Burundi: Refugees and asylum seekers demography, 5 juni
2007
Websites
www.oanda.com/convert/classic
www.rsf.org
48
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
www.unddr.org
www.unhchr.org
www.unhcr.org
49
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
I Kaart van Burundi121
121 De weergave van grenzen en namen op deze kaart en de gebruikte benamingen dienen niet te
worden opgevat als een bevestiging of aanvaarding daarvan door het Koninkrijk der
Nederlanden.
50
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
II Politieke partijen in Burundi
Korte beschrijving van de partijen met Hutu-affiniteiten122
CNDD
De Conseil National pour la Défense de la Démocratie (CNDD) en zijn gewapende
vleugel, de Forces pour la Défense de la Démocratie (FDD), zijn ontstaan uit het
Front pour la Démocratie au Burundi (Frodebu), nadat in 1995 Léonard
Nyangoma, de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, de overeenkomst van
Frodebu tot machtsdeling met de Union pour le Progrès National (Uprona) -
overwegend Tutsi afwees en uit Frodebu stapte. In 2003 ondertekende de
CNDD/FDD, nu onder leiding van Pierre Nkurunziza, een overeenkomst inzake de
machtsdeling met de overgangsregering. Tijdens de verkiezingen in 2005 won de
CNDD/FDD overtuigend de verkiezingen. Pierre Nkurunziza werd president van
Burundi voor een periode van vijf jaar.
Frodebu
Het Front pour la Démocratie au Burundi (Frodebu), opgericht in 1986, won de
verkiezingen in 1993 onder leiding van Melchior Ndadaye en regeerde tot 1996.
Bij de verkiezingen in 2005 moest Frodebu een groot verlies incasseren. Frodebu
maakt deel uit van de huidige regering.
Palipehutu
De Parti pour la Libération des Peuples Hutu (Palipehutu) werd in de zeventiger
jaren van de vorige eeuw gevormd door Hutu-vluchtelingen om de Burundese
strijdkrachten te verslaan, en intensiveerde zijn strijd na de moord op premier
Ndadaye in 1993. De gewapende vleugel van Palipehutu, de Forces Nationales
pour la Libération (FNL), splitste zich in 1999 van de partij af en noemt zich
sindsdien Palipehutu-FNL of FNL.
Frolina
Het Front pour la Libération Nationale (Frolina) is een voormalige rebellengroep
die is afgesplitst van de Palipehutu.
PP
De Parti du Peuple (PP) is een kleinere pro-Hutu partij, opgericht in 1992.
PL
De Parti Libéral (PL) is eveneens een kleinere pro-Hutu partij, opgericht in
122 Hoewel alle politieke partijen in Burundi een duidelijke etnische affiniteit hebben, beschikken
de belangrijke partijen in Burundi allen over leden van de andere bevolkingsgroep.
51
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
1992.
RPB
De Rassemblement pour le Peuple du Burundi (RPB) is een kleinere pro-
Hutu partij, opgericht in 1992.
Korte beschrijving van de partijen met Tutsi-affiniteiten123
Uprona
De Union pour le Progrès National (Uprona) is opgericht in 1961 en was van 1966
tot 1991 de enige politieke partij in Burundi. De partij is begonnen als nationale
partij, maar heeft sinds jaren vooral de Tutsibelangen behartigd. Uprona maakt deel
uit van de huidige regering.
Parena
De Parti pour le Redressement National (Parena) is een Tutsi-partij, opgericht in
1995, die zich in het algemeen radicaler opstelt dan Uprona. Parena maakt deel uit
van de huidige regering.
Abasa
De Alliance Burundo-Africaine pour le Salut (Abasa) is een kleine pro Tutsi-partij,
opgericht in 1993.
Anadde
De Alliance Nationale pour le Droit et le Développement Economique (Anadde) is
een kleine pro Tutsi-partij, opgericht in 1993.
AV-Intwari
De Alliance des Valiants (AV-Intwari) is een kleine pro Tutsi-partij, opgericht in
1993.
MSP-Inkinzo
De Mouvement Socialiste et Panafricaniste-Inkinzo (MSP-Inkinzo) (`het schild') is
een kleine pro Tutsi-partij opgericht in 1993. MSP-Inkinzo maakt deel uit van de
huidige regering.
PIT
De Parti Indépendant pour les Travailleurs (PIT) is een kleine pro Tutsipartij,
opgericht in 1993.
123 Hoewel alle politieke partijen in Burundi een duidelijke etnische affiniteit hebben, beschikken
de belangrijke partijen in Burundi allen over leden van de andere bevolkingsgroep.
52
Algemeen ambtsbericht Burundi - September 2007
PRP
De Parti pour la Réconciliation du Peuple (PRP) is een kleine pro Tutsipartij,
opgericht in 1992.
PSD
De Parti pour la Socio-Démocratie (PSD) is een kleine pro Tutsi-partij, opgericht
in 1993.
Raddes
De Rassemblement pour la Démocratie, le Développement Economique et Social
(Raddes) is een kleine pro Tutsi-partij, opgericht in 1993.
MRC
De Mouvement de Réhabilitation du Citoyen (MRC) is officieel toegelaten op 20
november 2002. De MRC maakt deel uit van de huidige regering.
53
Ministerie van Buitenlandse Zaken