Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over sterftegevallen en patiëntveiligheid in ziekenhuizen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2793804
17 september 2007
Antwoorden van minister Klink op de vragen van het Kamerlid Van Gerven
(SP) over sterftegevallen en patiëntveiligheid in ziekenhuizen
(2060723240).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de tv-uitzending waarin gesteld wordt dat het kan
voorkomen dat bij medische fouten medische informatie wel bij de
ziekenhuisdirectie bekend is maar niet bij de patiënt, de betrokkenen
of nabestaanden waardoor een goede verwerking van de gevolgen van
medisch handelen en een goede rechtsgang worden gefrustreerd? 1)
Antwoord 1
Die informatie zou bij patiënt, betrokkenen of nabestaanden bekend
moeten zijn.
Vraag 2
Deelt u de mening dat als er evidente fouten zijn gemaakt die bekend
zijn bij de directie en de behandelaars van een ziekenhuis dat
patiënten, betrokkenen en nabestaanden recht hebben op deze
informatie? Zo ja, hoe gaat u bevorderen dat dit ook daadwerkelijk
gebeurt? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
Ik deel die mening. Deze informatieplicht is onderdeel van de algemene
informatieplicht van hulpverleners zoals deze in de WGBO is geregeld.
De Inspectie, die bij calamiteiten wordt geïnformeerd, ziet ook toe op
de communicatie met de patiënt.
Vraag 3
Onderschrijft u de stelling dat de medische wereld nog te veel een
gesloten bolwerk is waardoor de patiëntveiligheid in gevaar kan komen?
Wat kan uw bijdrage zijn om een meer open cultuur te scheppen in de
medische wereld?
Antwoord 3
Ik onderschrijf die stelling niet. Ik onderken wel dat er meer
openheid moet zijn en heb dan ook mijn volle steun gegeven aan het
initiatief van de veldpartijen om het melden van incidenten zo
laagdrempelig mogelijk te maken (zie het beleidsdocument veilig
melden, dat de veldpartijen op 2 februari 2007 aan mijn voorganger
overhandigden).
Vraag 4
Deelt u de mening van deelnemers aan het debat dat repressie en boetes
geen oplossing bieden om de handelwijze van artsen te verbeteren en de
patiëntveiligheid te vergroten, maar dat ingezet moet worden op een
cultuuromslag waardoor fouten veilig kunnen worden gemeld en waarbij
het belang van de patiënt nadrukkelijker in beeld komt?
Antwoord 4
Ik steun het belang van meer openheid, maar ook sancties kunnen
bijdragen aan verbetering van kwaliteit en veiligheid in de zorg.
Vraag 5
Wat is de huidige stand van zaken op het
cardiochirurgie/hartlongcentrum van het Universitair Medisch Centrum
Radboud (UMC)? Kunnen mensen die zich daar laten behandelen ervan op
aan dat de kwaliteit zich niet in negatieve zin onderscheidt van
vergelijkbare hartchirurgische centra?
Antwoord 5
De stand van zaken in het cardiochirurgisch centrum van het UMC St
Radboud is kwalitatief op het peil dat we van een Nederlands
cardiochirurgisch centrum mogen verwachten.
Vraag 6
Wat zijn de huidige morbiditeits- en mortaliteitsgegevens in
vergelijking met andere centra? Kunt u daar cijfers over geven?
Antwoord 6
De huidige mortaliteitscijfers zijn in vergelijking met andere
cardiochirurgische centra, gemeten aan de EuroSCORE, gunstig. Op het
totale aantal operaties vanaf 1 oktober 2006 tot en met 31 juli 2007
van 415 bedraagt de ziekenhuismortaliteit 1,9%. Wat betreft de
morbiditeit is een vergelijking met andere centra niet mogelijk.
Vraag 7
Wat zijn de persoonlijke consequenties geweest voor de leden van de
Raad van Bestuur, het management van de betrokken afdeling en de
betrokken specialisten vanwege de tekort schietende zorg op de
cardiochirurgische afdeling? Kunt u een overzicht geven van de mensen
die vanwege deze perikelen zijn opgestapt en van de regeling die zij
hebben meegekregen? Wat waren de kosten van deze regelingen?
Antwoord 7
De minister is niet verantwoordelijk voor de persoonlijke gevolgen
voor medewerkers van het UMC St Radboud. Voor informatie van het UMC
St Radboud over gevolgen en regelingen verwijs ik u naar het
jaardocument van het UMC St Radboud op de website
www.jaarverslagenzorg.nl.
Vraag 8
Wat is uw mening over de juridische afwikkeling voor patiënten of hun
nabestaanden door het UMC Radboud inzake de tekort schietende zorg van
de cardiochirurgische afdeling waardoor mensen zijn overleden dan wel
lichamelijk letsel hebben opgelopen?
Antwoord 8
Het onderzoek waarin de Inspectie was betrokken, heeft geleid tot
zeven gevallen waarbij sprake was van mogelijk vermijdbaar overlijden.
Het ziekenhuis heeft samen met de Inspectie de nabestaanden over deze
conclusie geïnformeerd. De afwikkeling van eventuele
aansprakelijkheidsstellingen is de verantwoordelijkheid van het
ziekenhuis en van betrokkenen zelf.
Vraag 9
Is het waar dat betrokkenen en nabestaanden bedragen van 1000 tot
enkele duizenden euro's worden geboden door het UMC Radboud als
coulancevergoeding, waarbij zij dan moeten afzien van verdere
procedures?
Antwoord 9
De afwikkeling van klachten en eventuele aanprakelijkheden behoren tot
de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis en van betrokkenen zelf.
Vraag 10
Vindt u deze bedragen niet buitengewoon laag in een situatie waarbij
sprake is van (mogelijke) verwijtbaarheid van medisch handelen door
het UMC Radboud met in een aantal gevallen een dodelijke afloop?
Antwoord 10
Bij coulancevergoedingen gaat het om gevallen waarbij geen fouten
konden worden vastgesteld. In Nederland bestaan voldoende
mogelijkheden om aangetoonde vermijdbare en/of verwijtbare schade
vergoed te krijgen. De afwikkeling van klachten en eventuele
aansprakelijkheden behoren tot de verantwoordelijkheid van het
ziekenhuis en van betrokkenen zelf.
Vraag 11
Hoe groot is de groep nabestaanden en betrokkenen die met betrekking
tot deze affaire een geschil hebben met het UMC Radboud?
Antwoord 11
Volgens het UMC St Radboud is er op dit moment geen sprake van een
geschil in juridische zin.
Vraag 12
Deelt u de mening dat mensen die zich niet kunnen vinden in de
schikkingsvoorstellen van het UMC Radboud en en bij wie financiering
van het doorzetten van procedures ondanks de huidige wet- en
regelgeving op financiële bezwaren stuit, toch een procedure zouden
moeten kunnen starten?
Antwoord 12
In beginsel dient ieder voor zijn eigen rechten op te komen. Minder
draagkrachtige rechtzoekenden kunnen in aanmerking komen voor door de
overheid gesubsidieerde rechtsbijstand. Wel dient daarbij te worden
voldaan aan de eisen die de wet stelt aan draagkracht en de inhoud van
de zaak.
Vraag 13
Bent u bereid in deze bijzondere kwestie erop toe te zien dat
betrokkenen die niet akkoord gaan met het huidige aanbod door het UMC
Radboud de (financiële) mogelijkheid wordt geboden voor verdere
gespecialiseerde juridische bijstand? Bent u bereid hierover in
overleg te treden met het UMC Radboud? Zo ja, hoe borgt u dit? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord 13
Voor mijn antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 12.
Vraag 14
Wat is uw mening over de vorming van een medisch slachtofferfonds
vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Instituut Asbestslachtoffers of het
Schadefonds Geweldsmisdrijven, waarbij mensen sneller tegemoet kunnen
worden gekomen bij bewezen medische fouten? Kan een dergelijk fonds
niet de toch al moeilijke gang naar de rechter vergemakkelijken en de
positie van patiënten versterken? Bent u bereid dit idee verder uit te
werken?
Antwoord 14
In ons rechtstelsel staat het burgerlijk recht open voor mensen die
een juridisch geschil hebben met een zorgaanbieder over het medisch
handelen. Modernisering van het klacht- en geschillenrecht zal
onderwerp zijn in het Wetsvoorstel Cliënt en Kwaliteit van Zorg dat ik
u in de brief van 6 juli 2007 heb toegezegd. (TK 2006-2007, 28439, nr
18)
1) Spraakmakende Zaken, 14 augustus 2007