Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Dhr. V. Spidla PO Box 90801 Europees Commissaris voor 2509 LV The Hague The Netherlands Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Anna van Hannoverstraat 4 Gelijke Kansen The Hague Telephone +31 70 333 44 44 Wetstraat 200 Telefax +31 70 333 40 33 1049 BRUSSEL www.szw.nl BELGIË

Ons kenmerk IZ/EA/2007/27572 Datum 13 september 2007

Onderwerp Nationaal Strategisch Rapport

In 2006 heeft de Nederlandse regering een Nationaal Strategisch Rapport (NSR) ingediend. Volgens de Europese afspraken zou de eerstvolgende rapportage in 2008 aan de Europese Commissie worden aangeboden. Het aantreden van een nieuw kabinet op 22 februari 2007 is echter aanleiding om u tussentijds op de hoogte te brengen van de relevante ontwikkelingen in Nederland. De hoofdpunten van het Nationaal Strategisch Rapport 2006-2008 ter bestrijding van armoede en bevordering van participatie, alsook pensioenen en gezondheids- en langdurige zorg blijven onverkort gelden. Deze brief geeft een korte beschrijving van belangrijkste nieuwe beleidsaccenten op de gebieden sociale inclusie en bescherming, pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg. De brief is dus niet bedoeld als een geactualiseerd NSR. Een dergelijke rapportage zal conform de bestaande afspraken volgend jaar worden ingediend. Daarbij worden de hieronder beschreven aandachtspunten uiteraard nader uitgewerkt. Van belang is verder dat de thematiek in deze brief nauw samenhangt met die in het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) dat in oktober zal worden ingediend. De sociale partners zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op conceptversies van deze brief.

Sociale samenhang is een van de zes pijlers van het beleidsprogramma van het kabinet. Dit beleidsprogramma `Samen werken, samen leven' is tot stand gekomen na een uitgebreide dialoog van het kabinet met de samenleving, burgers, bedrijven, bestuurders, maatschappelijke organisaties tijdens de eerste honderd dagen na het aantreden van het kabinet. In het beleidsprogramma spreekt het kabinet onder de pijler sociale samenhang over haar inzet voor een samenleving waarin mensen kunnen participeren op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Het gaat dus zowel om arbeidsparticipatie als maatschappelijke participatie. Ook veel van de andere direct voor het NSR relevante thema's zijn onderdeel van de pijler sociale samenhang. Het gaat dan in het bijzonder om het waarborgen van inkomenszekerheid voor iedereen, de inzet voor een kind- en gezinsvriendelijk beleid, de inburgering van nieuwkomers en de toegankelijkheid en kwaliteit van de gezondheidszorg.

Hieronder worden de voor het NSR relevante beleidsterreinen langsgelopen. In het NHP zal

Ons kenmerk IZ/EA/2007/27572

uitvoerig worden ingegaan op andere beleidsvoornemens van het kabinet die met name zijn gericht op participatie op de arbeidsmarkt.

Sociale insluiting en bescherming: bestrijding van armoede en bevordering van participatie
De hoofdpunten van het Nationaal Strategisch Rapport 2006-2008 ter bestrijding van armoede en bevordering van participatie blijven onverkort gelden. Het kabinet heeft op een aantal punten de accenten verplaatst. Hieronder wordt de indeling aangehouden op basis van de vier prioriteiten die door Nederland in het Nationaal Strategierapport zijn gekozen. De doelstellingen uit het NSR zijn gelijk gebleven, er zijn met de accent verschuivingen echter meer acties opgestart om deze doelstellingen te bereiken.

I Bevorderen van participatie door werkaanvaarding, scholing en/of maatschappelijk zinvolle onbeloonde activiteiten
Ten aanzien van deze prioriteit heeft het kabinet duidelijke doelen geformuleerd. Zo zullen deze kabinetsperiode (2007-2011) 200.000 mensen extra aan de slag geholpen worden. Onder meer zullen daar voor participatieplaatsen, brugbanen en opstapbanen in het leven worden geroepen. Specifiek met gemeenten is afgesproken om in deze kabinetsperiode 75.000 mensen uit de bijstand naar werk te leiden en daarnaast 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden naar werk of maatschappelijke participatie te leiden. Evenals bij het armoedebeleid wordt bij het participatiebeleid de gemeenten meer ruimte geboden bij de uitvoering van het beleid. Om deze doelstelling kracht bij te zetten is het project "Iedereen doet mee" onder leiding van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgestart. Het project richt zich op het verder verhogen van de arbeidsparticipatie, vergroten van maatschappelijke participatie en bevorderen van ondernemerschap, met name vanuit een uitkeringssituatie. Bij de invulling en uitwerking zal het kabinet intensief optrekken met betrokken partijen, zoals gemeenten, uitvoeringsinstellingen en andere organisaties. Het uitgewerkte project verschijnt met Prinsjesdag 2007. In het NHP zal nader worden ingegaan op deze en andere maatregelen om de participatie te bevorderen.

Het kabinet geeft extra aandacht aan de participatie van etnische minderheden in de Nederlandse samenleving met het "Deltaplan inburgering". Het kabinet gaat analyseren wat de opbrengst is van inburgering. Deze analyse wordt gebruikt bij het opstellen en uitvoeren van een nieuw plan dat de kwaliteit van inburgering moet verbeteren. De hogere kwaliteit moet ertoe leiden dat meer mensen hun inburgering afronden met een hoger niveau en economisch, sociaal en cultureel participeren in de samenleving. Belangrijk hierbij is de onderkenning dat verschillende groepen inburgeraars verschillende wensen en behoeften hebben. Om meer maatwerk te kunnen leveren zal nadrukkelijker in beeld worden gebracht welke groepen inburgeraars onderscheiden kunnen worden en welke aanpak voor elk van deze groepen het meest geschikt is. In het NHP zal ook worden ingegaan op verdere maatregelen om de arbeidsparticipatie van minderheden te bevorderen.

---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/27572

II Bestrijden van armoede en bevorderen van participatie onder kinderen en jongeren Deze doelstelling krijgt een extra impuls. In het huidige kabinet is voor het eerst een Minister benoemd voor Jeugd en Gezin. De Minister voor Jeugd en Gezin heeft onlangs zijn beleidsprogramma voor de periode 2007-2011, getiteld "Alle kansen voor alle kinderen", met het parlement besproken.
Het kabinet wil investeren in jeugd en gezinnen. Zo wil het moeilijk bemiddelbare jongeren op de arbeidsmarkt aanpakken en activeren. De invoering van de maatschappelijke stage levert een concrete bijdrage aan de doelstelling van het programma om de jeugd ook een steentje te laten bijdragen aan de samenleving. Het beleidsprogramma is verder ook gericht op het voorkomen van jeugdcriminaliteit en maatschappelijke uitval.

Elke jongere moet goed worden voorbereid op zijn of haar toekomst. De aansluiting van school naar werk is daarbij essentieel. Om te voorkomen dat jongeren door vroegtijdig schoolverlaten of het niet halen van een startkwalificatie kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt zijn er drie belangrijke trajecten:

1. Het halen van een startkwalificatie en het voorkomen van uitval
2. Intensieve aanpak structurele jeugdwerkeloosheid, gekoppeld aan leer/werkplicht
3. Intensieve begeleiding- en opvoedingsprogramma's Het kabinet zal met een integrale aanpak inzetten op deze drie thema's, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Specifieke aandacht bij de aansluiting tussen school en werk is nodig voor drie groepen. Ten eerste de jongeren die geen startkwalificatie hebben, niet aan het werk zijn en niet ingeschreven zijn bij sociale dienst of onderwijs (circa 37.000 jongeren tot 23 jaar). Ten tweede de jeugdigen (18 t/m 26 jaar) die niet meer aan onderwijs deelnemen maar door hun persoonlijke (bijvoorbeeld gezondheidsproblemen) of gezinsproblemen, ongeschikt zijn voor de arbeidsmarkt en de jongeren die niet kunnen werken als gevolg van zorgtaken (circa 6.000) of die om andere redenen niet direct beschikbaar zijn voor arbeid. Voorkomen moet worden dat deze jongeren door hun (huidige) zorgactiviteiten voor de rest van hun leven ongeschikt zijn voor de arbeidsmarkt. In het NHP wordt nader ingegaan op de beleidsmaatregelen ten aanzien van verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, het voorkomen van uitval en het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren.

III Tegengaan van niet-gebruik van inkomensondersteunende maatregelen Het tegengaan van niet-gebruik van inkomensondersteunende maatregelen blijft een speerpunt. De gemeenten zullen meer ruimte krijgen om een langdurigheidstoeslag te geven aan mensen met een uitkering. Nadruk wordt gelegd op het uitkeren van bijstand in natura. Ook wordt extra aandacht gegeven aan het maken van nieuwe afspraken met de gemeenten om gezamenlijk het niet-gebruik terug te dringen.


---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/27572

IV Aanpak van problematische schulden
Ten aanzien van de vierde doelstelling is afgesproken dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en SZW in kaart brengen op welke wijze de effectiviteit en de kwaliteit van de minnelijke gemeentelijke schuldhulpverlening versterkt kan worden. In het kader hiervan wordt er nader onderzoek gedaan naar de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het hebben van schulden en schuldhulpverlening. Naar aanleiding van een bestuurlijke conferentie rond het thema schulden zijn diverse activiteiten opgestart. Meerdere partijen hebben bijvoorbeeld de intentieverklaring `Samenwerking ter voorkoming van problematische schulden' ondertekend, waarin zij afspreken intensief samen te werken ten behoeve van preventie en curatie van problematische schulden. Betrokken bij deze integrale aanpak zijn de branchevereniging van woningcorporaties (Aedes), de brancheorganisatie voor bedrijven actief in productie, transport, handel of levering van gas, elektriciteit en/of warmte (EnergieNed), Zorgverzekeraars Nederland, de VNG, de netwerkorganisatie van managers van gemeentelijke diensten voor werk en inkomen (Divosa) en de ministeries van VROM en SZW. Ook is er een subsidiebedrag toegekend ter ondersteuning van de certificering van schuldhulpverleners.

Pensioenen
Zoals ook zal worden gemeld in het NHP is het belangrijkste voornemen van het kabinet op het gebied van pensioenen de invoering van een participatiebonus en betaalbaarheidsheffing. Met respect voor de keuzevrijheid wordt aan ouderen met een relatief hoger inkomen gevraagd een steentje bij te dragen aan de financiering van een welvaartsvaste AOW door ofwel langer door te werken (tot aan hun 65ste) ofwel het betalen van een extra heffing. Deze maatregelen worden later dit jaar verder uitgewerkt.

Verder zijn door het kabinet geen grote maatregelen op het terrein van de aanvullende pensioenen voorzien. Relevant is wel dat op 1 januari 2007 met de Pensioenwet het Financiële toetsingskader (FTK) in werking getreden. Op grond van dit kader houdt de toezichthouder, De Nederlandsche Bank, toezicht op de financiële positie van pensioenfondsen. Pensioenfondsen voldoen thans aan het FTK.

In de Pensioenwet is een maximumtoetredingsleeftijd van 21 jaar opgenomen. Dat betekent dat het niet geoorloofd is werknemers van 21 jaar en ouder op grond van hun leeftijd uit te sluiten van deelname in een pensioenregeling. Hiermee neemt het aantal werknemers, dat geen aanvullend pensioen opbouwt, verder af.

Met de inwerkingtreding van de Pensioenwet en de lagere regelgeving, gelden verder nieuwe wettelijke verplichtingen op het gebied van informatieverstrekking, transparantie en toezicht hierop. Hiermee is een recht voor (gewezen) deelnemers gegarandeerd op een minimum aan voorlichting (minimumnormen). Beoogd is betere bescherming van deelnemers, omdat deze beter op de hoogte kunnen zijn van de pensioenregeling en de uitvoering daarvan.


---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/27572

Op 1 juli 2008 komt ten slotte een label beschikbaar, gericht op het inzichtelijk maken van het indexatiebeleid van pensioenuitvoerders. Doel is een kwalitatieve en beeldende maatstaf voor de te verwachten toeslagverlening in de komende jaren, die aangeeft hoe zeker de indexatie is en wat de wijze van indexatie is.

Gezondheids- en langdurige zorg

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
De toekomst van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de verzekering voor langdurige medische zorg, is een belangrijk thema voor dit kabinet. Het kabinet is van mening dat de AWBZ in zijn huidige vorm tekortkomingen kent en op de lange duur in deze vorm onhoudbaar is. De AWBZ heeft in de loop der jaren een te breed pakket gekregen en biedt ondersteuning aan veel uiteenlopende doelgroepen. Er dreigt overlap met andere voorzieningen en afwenteling van kosten op de AWBZ, wat de AWBZ op termijn zeer kostbaar dreigt te maken. Ook kent de uitvoeringsstructuur te weinig prikkels voor doelmatigheid en kwaliteit, is er te weinig zicht op de kosten en kwaliteit van de zorg en sluit de zorg onvoldoende aan bij de wensen en behoeften van de patiënten. Bij het vinden van de gewenste koers voor de ontwikkeling van de AWBZ in de komende periode, streeft het kabinet naar een breed maatschappelijk draagvlak voor inhoudelijke veranderingen in de AWBZ-zorg. Met name in relatie tot de gevolgen daarvan op het terrein van lastenverdeling, inkomenseffecten en solidariteitsverhoudingen is dit van belang. Om dit te bereiken heeft het kabinet de Sociaal Economische Raad (SER) gevraagd om in overleg met alle relevante partijen uiterlijk in december 2007 een advies uit te brengen, waarin zowel het vergezicht als de korte termijn aan bod komen.

Preventie
Hoewel de Nederlander veel waarde hecht aan een goede gezondheid, is hij niet zo gezond als hij mogelijk kan zijn. Veel mensen doen wel het nodige om gezond en fit te blijven, maar er zijn ook heel veel mensen die niet gezond genoeg leven. Teveel en verkeerd eten, roken en te weinig beweging leiden tot allerlei ongemakken en ziekten die eigenlijk zijn te voorkomen. Gevolgen hiervan zijn o.a. hoge zorgkosten, vermindering van kwaliteit van leven, een verslechterende arbeidsmarktpositie, druk op de werkgever of druk op het gezin. Op het gebied van preventie en gezondheidsbevordering gebeurt al heel veel. De initiatieven zijn echter vaak versnipperd en van een te kleine schaal, waardoor Nederland haar doel niet lijkt te bereiken. Daarom wil het kabinet de mogelijkheden voor een meer integrale benadering van preventie verkennen.
Aandachtspunten daarbij zijn dat artsen en verpleegkundigen in de eerste lijn en in ziekenhuizen zich meer met preventieve activiteiten moeten gaan bezighouden. Ook moet de verantwoordelijkheid voor preventie niet langer primair bij de rijksoverheid, zorgverzekeraars en zorgaanbieders liggen, maar nadrukkelijk ook bij werkgevers, scholen, gemeenten, sportverenigingen en het bedrijfsleven. Het gaat immers ook om hun belangen bij het voorkomen van schooluitval, ziekteverzuim, overlast en hoge zorgkosten.
---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/27572

Nieuw stelsel
Per 1 januari 2006 is het nieuwe zorgstelsel ingevoerd. De ontwikkelingen ten aanzien van het nieuwe stelsel worden beschreven in het Nationaal Hervormingsprogramma in het kader van de Lissabonstrategie.

Mede namens de dhr. dr. A. Klink, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en dhr. mr. A. Rouvoet, Minister voor Jeugd en Gezin.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)


---