Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Antwerpse schilder en briljant marktdenker

11 september 2007
De succesvolle Antwerpse zestiende-eeuwse schilder Joos van Cleve had een goede werkwijze en een doordacht marketingplan. Dat ontdekte kunsthistorica Micha Leeflang tijdens haar NWO-onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van Cleve werkte met een vaste groep medewerkers, leverde altijd hoge kwaliteit en mikte zowel op opdrachtgevers als op de nationale en internationale vrije markt. Leeflang promoveert op 20 september op deze resultaten.

Micha Leeflang voerde een uitgebreide studie uit naar het werk van Joos van Cleve. Zij richtte zich op drie facetten van de kunst van deze vroeg zestiende-eeuwse Antwerpse schilder: hoe produceerde hij zijn schilderijen, wie nam ze af en hoe werden ze verspreid? Zo onderzocht zij onder meer hoe hij hij zijn atelier organiseerde, in hoeverre hij en zijn medewerkers in opdracht schilderden, en welke marktstrategieën hij ontwikkelde om zijn werk aan de man te brengen.

Van de ruim driehonderd schilderijen die bekend zijn van Van Cleve bestudeerde de promovenda met infraroodreflectografie er 107. Daarnaast werden er vijftig exemplaren met dendrochronologie gedateerd, waarbij de jaarringen van het paneel waarop de voorstelling is geschilderd wordt gebruikt als tijdsindicatie. Zo kon ze onder andere twee schilderijen toeschrijven aan twee van Van Cleves leerlingen, van wie er een zijn zoon was. De promovenda stelde ook vast dat de kwaliteit van de schilderijen die door zijn atelier werden gemaakt vrij constant is. Hieruit concludeert de kunsthistorica dat Van Cleve waarschijnlijk een vaste groep medewerkers in dienst had om de kwaliteit te waarborgen, waardoor hij zich kon onderscheiden van andere ateliers.

Marktstrategie

Joos van Cleve blijkt zich te hebben gericht op de nationale en internationale vrije markt, en op het verwerven van belangrijke opdrachten. Deze spreiding over verschillende markten heeft hem veel succes opgeleverd. Bovendien onderscheidde hij zich door enkel werken te maken van een ambachtelijke perfectie en van zeer hoge kwaliteit. Dit in contrast met het overgrote deel van de andere vroeg zestiende-eeuwse Antwerpse schilderijen. Bovendien had de kunstenaar belangrijke afnemers, zoals koning Frans I van Frankrijk en had hij een - voor die tijd - groot atelier. Dit alles verhoogde zijn status als kunstenaar, waardoor hij veel nieuwe opdrachten kon binnenhalen.

Leeflang ontdekte dat Van Cleve vaak zelf de grove schets, de zogenaamde ondertekening, maakte van het schilderij en zijn assistenten soms kleuraanwijzingen gaf. De assistenten maakten de schilderijen onder supervisie van hun meester vervolgens af. Ook kon zij met infraroodreflectografie vaststellen welke elementen aan de schilderijen later werden toegevoegd of gewijzigd, waarschijnlijk op wens van de opdrachtgever. Zo verschijnt op het drieluik met De Kruisiging in Napels (Museo di Capodimonte) een derde zoon, die in de eerste schets nog niet te zien is en enkel in de bovenste verflaag op het schilderij staat.

Dit promotieonderzoek maakte deel uit van het NWO-project 'Antwerpse schilderkunst voor de beeldenstorm: een sociaaleconomische benadering'. Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen hoe veranderingen in werkplaatspraktijken, de afzetmarkt en het gedrag van clientèle de Antwerpse middeleeuwse kunst hebben beïnvloed.

..............................

Meer informatie bij:

* drs. Micha Leeflang (Rijksuniversiteit Groningen, Inst. voor Kunst- en Architectuurgeschiedenis, inmiddels werkzaam bij het Museum Catharijneconvent te Utrecht en bij het Rijksmuseum te Amsterdam)

* t: +31(0)30 231 38 35

* m.leeflang@catharijneconvent.nl, michaleeflang@hotmail.com
* promotie 20 september 2007

* promotores prof. dr. M.A. Faries, prof. dr. M.P.J. Martens en dr. E.A. Koster