Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MinLNV | Verslag Informele Landbouwraad en tijdelijke verlaging verplichte braak

Kamerbrief die informeert over de uitkomsten van de Informele Landbouwraad van 16 tot en met 18 september in Porto en waarin verzocht wordt om de braakligging van percelen tijdelijk te verlagen naar nul procent.

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE

Ons kenmerk IZ. 2007/2075 24 september 2007
Onderwerp Verslag Informele Landbouwraad en
tijdelijke verlaging verplichte braak
naar 0%

Datum 24 september 2007

Geachte Voorzitter,

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Informele Landbouwraad die van
16 tot en met 18 september 2007 in Porto plaatsvond. Daarnaast wordt ingegaan op het voorstel van de commissie om de verplichte braak van 10% voor komend marktjaar op 0% te stellen. De commissie geeft met dit voorstel gehoor aan het verzoek van veel lidstaten.

Verslag Informele Landbouwraad
De halfjaarlijkse Informele Landbouwraad in Porto van 16 tot en met 18 september jl. had als thema "Importance of agri-food sector to the sustainable development of rural territories" meegekregen. Het Portugees voorzitterschap had ter bespreking van dit thema een werkdocument opgesteld waarin het belang van de agri-food ketens voor de duurzaamheid van het platteland onder de aandacht wordt gebracht. Naast het belang van landbouw voor het platteland, wordt ook de aandacht gevestigd op de toegevoegde waarde van het platteland op het gebied van economie, toerisme en milieu, waaronder de bescherming van natuurwaarden. Het werkdocument benadrukt de duurzame ontwikkeling van de landbouwsector binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) georiënteerd op de markt en de consument. De uitdaging voor de Europese agrifoodketens is, volgens het voorzittersdocument, dan ook om de concurrentiekracht te behouden en te verbeteren, binnen een kader van duurzame kwaliteitsproductie, met aandacht voor de diversiteit van productiesystemen, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en tradities van het platteland.

De discussie in de Raad verliep aan de hand van een drietal vragen over het belang van agri-foodketens voor de duurzaamheid van het platteland, de mate van differentiatie en flexibiliteit in ondersteunende instrumenten en het belang van modulatie voor het GLB, inclusief de balans tussen de eerste en tweede pijler. De discussie is een voorzetting van de eerder tijdens Informele Landbouwraden besproken onderwerpen waarin de rol van het GLB in relatie tot het platteland en de plattelandsbevolking besproken werd.

Commissaris Fischer Boel opende de tafelronde en gaf bij de behandeling van de drie in het werkdocument opgenomen vragen aan dat agri-foodketens van groot belang zijn voor de duurzaamheid van het platteland. Niet alleen omdat het de kans biedt aan de landbouw om divers en duurzaam te werken, maar ook omdat, vergeleken met andere sectoren, de landbouw veel werkgelegenheid voor vrouwen met zich meebrengt, evenals deeltijdbanen. Op de vraag welke instrumenten ingezet zouden moeten worden, wijst de Commissaris op het belang van het behalen van de Lissabon-doelstellingen. De inzet van instrumenten zal tijdens de "Health Check" in 2008 terugkomen. Ten aanzien van het belang van modulatie wees de Commissaris op de uitdagingen waar de landbouw voor staat. Meer modulatie zal volgens haar noodzakelijk zijn.

Nederland heeft aangegeven dat het Nederlandse platteland zowel een economische als een maatschappelijke waarde heeft. In rurale gebieden onder stedelijke invloedssfeer voorziet de landbouw in een vraag van stedelingen naar diensten die nauw samenhangen met de 'agri-cultuur' van het platteland zoals landschap, cultuurhistorie, recreatie, zorg, educatie en groene en blauwe diensten. De ontwikkeling van de landbouw draagt dus op verschillende manieren bij aan duurzaamheid op het platteland.

Vervolgens heeft Nederland ten aanzien van flexibiliteit en differentiatie van ondersteunende maatregelen opgemerkt dat maatwerk van belang is. De verschillen tussen de lidstaten zijn groot. Door maatwerk te leveren kunnen lidstaten hun gewenste identiteit en diversiteit behouden. Daarbij heb ik ook gewezen op het feit dat het voor de toekomst van het GLB van belang is dat we doorgaan op de ingeslagen weg. Dit door de inkomenstoeslagen in de landbouw (nog) sterker te koppelen aan het realiseren van maatschappelijke waarden als voedselveiligheid, voedselzekerheid en de zorg voor landschap, milieu en dierenwelzijn. Op termijn moeten de resterende handelsverstorende elementen van het markt- en prijsbeleid worden afgebouwd.

Tenslotte heeft Nederland bij het bespreekpunt modulatie en de balans tussen de eerste en tweede pijler benadrukt dat de pijlers aanvullend op elkaar moeten zijn, uitgaande van dezelfde strategie. Behoud van een stevige eerste pijler, die meer georiënteerd kan worden op maatschappelijke waarden, is daarbij van belang.

Verplichte braak van naar 0% voor marktjaar 2007/2008 De Commissie heeft op 13 september jl. een voorstel gepubliceerd voor het vaststellen van het percentage voor de verplichte braaklegging voor het marktjaar 2007/2008 op 0%. Op de Landbouwraad van 26 en 27 september 2007 zal Commissaris Fischer Boel haar voorstel ter goedkeuring aan de Raad voorleggen. Het Europees Parlement komt op 25 september met een versneld advies. Ik verwacht dat de Raad meteen een besluit zal nemen omdat er zich een ruime gekwalificeerde meerderheid aftekent. Voor een dergelijk besluit is gekwalificeerde meerderheid vereist. Omdat er sprake is van een snelle besluitvormingsprocedure, onder meer met het oog op de zaaiplannen van de betrokken agrariërs en het voorstel pas na het Algemeen Overleg op 12 september jl. is gepubliceerd, licht ik u in deze brief mijn voorgenomen inzet toe.

Het betreft een voorstel voor een tijdelijke maatregel, waarmee de commissie gevolg geeft aan de oproep van een grote groep lidstaten in de Raad van juli 2007 om de verplichte braaklegging op 0% te stellen voor het marktjaar 2007/2008. De verplichte braaklegging heeft betrekking op arealen voor granen en oliehoudende zaden. Aanleiding voor het voorstel is de huidige marktsituatie. De markt wordt gekenmerkt door hoge prijzen als gevolg van internationale marktontwikkelingen (tegenvallende oogst en grotere vraag in Azië) die deze maatregel rechtvaardigen. Er is in 2008 geen reden overschotten op de markt te verwachten.

De commissie beoogt met dit voorstel landbouwers de mogelijkheid te bieden om in het marktjaar 2007/2008 de braakliggende hectaren te gebruiken voor landbouwdoeleinden, met name voor de productie van aanvullende hoeveelheden graan die de gespannen marktsituatie kunnen helpen verlichten. De verplichte braaklegging is ooit ingesteld als marktmaatregel om overschotproductie te beperken. De commissie geeft aan dat, om een permanent geldend besluit te kunnen nemen, dient te worden geanalyseerd hoe en met welke middelen het wegvallen van de positieve bijwerkingen van braaklegging voor het milieu kan worden opgevangen.

Zoals ik u reeds meldde in mijn brief van 13 augustus 20071 steun ik het voorstel van de commissie voor de afbouw van dit marktsturingsinstrument in 2007/2008. Het voorstel draagt bij aan een vermindering van administratieve lasten voor de betrokkenen en geeft agrariërs meer flexibiliteit. Ook vergroot het voorstel het inzicht in agrarische activiteiten en blijft vrijwillige braaklegging mogelijk. Ik zal bij de commissie aandacht vragen voor duurzaamheidscriteria bij de uitwerking van dit voorstel, zodat voorkomen wordt dat er negatieve gevolgen optreden voor natuur, milieu en biodiversiteit op marginale gronden of langs akkerranden en positieve effecten worden bevorderd. Ook zal ik de commissie vragen naar de mogelijke handelspolitieke consequenties van dit voorstel, in het bijzonder de mogelijke gevolgen van deze maatregel voor de positie van de EU in de WTO (-onderhandelingen).

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


1 TK 21 501-32 nr. 235, brief van 13 augustus 2007 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 juli 2007.