Ministerie van Buitenlandse Zaken
24-09-2007 | Maastricht | Toespraak: Timmermans - Staatssecretaris voor Europese Zaken
Samenvatting:
Toespraak van staatssecretaris voor Europese Zaken Frans Timmermans bij de
opening van de tentoonstelling "Cuypers, architectuur met een missie" in het
Nederlands Architectuurinstituut te Maastricht.
Inhoud:
Om aan te sluiten bij de interessante woorden van Mgr. De Jong, wist u dat het
Rijksmuseum de spottende bijnaam "bisschoppelijk paleis" kreeg, meteen na de
opening in 1885? De opening werd zelfs een "wijding" genoemd. De
rooms-katholieke Cuypers werd door niet-katholieken beschuldigd van het gebruik
van gotische stijlelementen die in die tijd typerend waren voor het emanciperend
katholicisme. Het protestantse deel van Nederland vond dat totaal ongepast voor
een nationaal museum. En er waren dan ook uitgesproken critici, zoals schrijver
Carel Vosmaer die het museum omschreef als "de bontgesmukte woning van een rijk
geworden parvenu" en vond het gebouw "het droevigste gebouw dat men voor een
museum kan uitdenken". En het was koning Willem III die er niet over peinsde het
door een paapse architect gebouwde rijksmuseum te openen: 'ik zal nooit een voet
in dat klooster zetten.'
Breed respect voor Cuypers en zijn bouwkunst is er natuurlijk wel gekomen,
getuige ook de vele activiteiten en tentoonstellingen die in vele steden in het
land worden georganiseerd in dit memorabele Cuypersjaar. Prachtige
tentoonstellingen en voorstellingen, en zelfs een heuse musical over het leven
van Pierre Cuypers, volgend jaar in mei!
Kortom, we hebben het hier over een bijzondere man, in vele aspecten. En wat
heeft hem dan tot de bijzondere man gemaakt, die gebouwen heeft ontworpen
waarvan het cultuurhistorisch belang nationaal en internationaal wordt erkend?
Als lezend over Cuypers kom je tot de conclusie dat hij het best te typeren is
als een pragmatisch idealist. Idealist omdat hij niet zo maar ontwierp. Hij
probeerde met zijn werken de samenleving te beïnvloeden en een maatschappij in
verval te verbeteren. Fel gekant tegen industriële productie en tegen de opkomst
van het commerciële bouwbedrijf, zag Cuypers het gildenmodel als de hoeksteen
van de samenleving. Belangrijke drijfveer voor zijn visie was ook de toe
stemming van de overheid in 1853 aan het katholieke volksdeel om weer kerken te
bouwen. Iets wat hij met verve heeft gedaan, meer dan honderd, met torens die
telkens net ranker en hoger waren, zodat de gehele stadsbevolking niet om de
emancipatie van het katholicisme heen kon. Cuypers verwonderde zich over zijn
eigen tijd en probeerde dus houvast te vinden in de duidelijke verhoudingen van
de Middeleeuwen.
Een dergelijke zoektocht is vandaag de dag in Nederland ook zichtbaar.
Nederlanders zijn op zoek naar zekerheid, het zelfvertrouwen correspondeert niet
met de groeiende welvaart en de naar verhouding invloedrijke rol die we hebben
in Europa en de wereld. De veranderingen in de samenleving van vooral de
afgelopen twintig jaar hebben die onzekerheid in de hand gewerkt. Zo bestaat
voor miljoenen Nederlanders de indruk dat ze ineens zijn wakker geworden in een
land dat van kleur is verschoten. Het immigratievraagstuk is veel te lang buiten
de discussie gelaten. Werkelijke integratie betekent niet dat we elkaar met rust
laten en zodoende langs elkaar heen leven, zoals dat ook tijdens de verzuiling
gebeurde.
'If a building becomes architecture, then it is art' zegt de Deense
ontwerper/architect Arne Jacobsen. Cuypers' werk werd eerst verguisd als
politiek geïnspireerde katholieke bouw, maar in het laatste kwart van de
negentiende eeuw kreeg hij terecht meer erkenning als kunstenaar. Hij bouwde
niet als projectontwikkelaars en aannemers heden ten dage, die voldoen aan het
programma van eisen en dat is het dan.
Zijn Europese neogotiek kenmerkte zich door realistische en eerlijke bouw.
Zijn idealisme uitte zich niet in utopische bouw. Hij zette zich ook af tegen de
'stucadoorsgotiek' die uitsluitend op uiterlijke vormen was gericht.
Architectonische vormen dienden te worden gerechtvaardigd door een constructieve
noodzaak. En bij de verwerking van middeleeuwse facetten in zijn bouwkunst
verloor hij het pragmatisme en de moderniteit niet uit het oog. Hij gebruikte b
ijvoorbeeld moderne bouwtechnieken en technische installaties als verwarming en
warmwatervoorziening, zoals in het op deze tentoonstelling centraal staande
Kasteel ter Haar. Hij was ook pragmatisch bij het gebruik van verschillende
inspiratiebronnen en bouwstijlen zoals bij het eclectische ontwerp van het
rijksmuseum.
Zijn talent als architect bij het streven naar Gesamtkunst, het totaalconcept
voor architectuur en daaraan ondergeschikte kunst bij het interieurontwerp,
brengt hem in vele landen in Europa en leverde hem honderden opdrachten op.
Het moet gezegd dat eigenzinnigheid een bijzonder kenmerk van de man was. Dat
begon al bij zijn opleiding toen hij voor de Koninklijke Academie voor Schone
Kunsten in Antwerpen koos in plaats van de Universiteit Delft. Dat leverde hem
een flink meningsverschil op met Koning Willem III. Die vond dat échte
architecten uit Delft kwamen. Maar Cuypers vond dat je daar bouwkunde leerde, en
niet zoals in Antwerpen... bouwkunst.
Maar Cuypers is daarin niet de enige. Limburg grossiert in goede en vooral
eigenzinnige architecten. Neem bijvoorbeeld Jo Coenen, Francine Houben en Wiel
Arets, die alle drie een creatieve en innovatieve eigenheid hebben waar je
jaloers op kunt zijn!
Een belangrijke overeenkomst tussen Cuypers en deze drie architecten is volgens
mij dat ze een bouwwerk laten aansluiten bij het landschap en het karakter van
de omgeving. Zo was Cuypers zich er heel bewust van dat bouwen op de plaats van
het centraal station in Amsterdam voor de Amsterdammers als een traumatische
ingreep werd gezien. Het was namelijk sinds eeuwen het open havenfront, de
toegang van de schepen tot de stad. Met was bang dat het waarmerk van de stad
zou worden geruïneerd. Cuypers moest er iets markants voor in de plaats zetten.
Ook het rijksmuseum zou een breuk in de stad teweeg brengen. Om de stadsdelen
met elkaar te verbinden heeft Cuypers daarom een verbindingsweg dwars door het
gebouw gemaakt.
Ook Coenen, Houben en Arets sluiten aan bij kenmerken van de omgeving of
gebruiken materialen uit de streek of historische structuren. Bij Coenen gaat
het bijvoorbeeld om de wisselwerking tussen gebouw en stad die hij probeert te
verweven tot een nieuwe eenheid. Houben gaat uit van het 'geheim van de lokatie
' waarbij intuïtie en esthetiek een belangrijke rol spelen. Arets' ontwerpen
dragen duidelijk het besef van historische continuïteit. Hierin zijn dus
duidelijk overeenkomsten te ontdekken met het werk van Cuypers.
Cuypers greep ook terug op historische bouwwijzen. Hij ging met de rugzak het
Limburgse land in, wandelen en observeren. Zijn tijdgenoot Antonio Gaudi zei al:
'The architect of the future will build imitating nature, for it is the most
rational, long-lasting and economical of all methods'. Cuypers gebruikte
natuurlijke materialen uit de streek waar hij bouwde zoals hier in Limburg
bijvoorbeeld mergel. Ook verwerkte hij historische baksteenversieringen uit de
streek, zoals we die kunnen zien op het Cuypersmuseum in Roermond.
Een andere parallel die enorm belangrijk is voor de architectuur en de kunsten
in het algemeen is de wil om kennis over te dragen. Cuypers was een docent in
hart en nieren. Vele architecten heeft hij in zijn lange loopbaan enthousiast
gemaakt voor vernieuwende architectuur. In de tijd dat hij Kasteel De Haar
restaureerde in 1897 werd hij door zijn leerlingen op handen gedragen en door
sommige journalisten 'De Meester' genoemd. Een groter verschil met zijn
verguisde begintijd is nauwelijks denkbaar. Ook de drie genoemde hedendaagse
architecten hebben enorme geestdrift en enthousiasme voor lesgeven en hebben
daarbij zelf ook vast veel plezier in de uitwisseling met studenten.
En wat zij misschien niet beseffen is dat die kennisoverdracht meer doet dan
alleen het opleiden van jonge architecten. Zo is Cuypers met zijn grote drive in
lesgeven namelijk enorm belangrijk geweest voor de emancipatie van de architect
als kunstenaar.
Het gebruik van kleuren is ook een overeenkomst, een trend die je overigens meer
algemeen ziet tegenwoordig. Zo zijn heldere steriele museumzalen uit,
creativiteit met kleuren en gebruik van een hele zaal als beleving, is in.
Cuypers was een échte Europeaan. Uit de overlevering kan worden opgemaakt dat
hij 92 studiereizen heeft gemaakt, met name naar continentaal Europa. 31 keer
Duitsland, 23 keer Frankrijk, 22 België maar ook andere Europese landen. Daar
zijn de bezoeken aan de werkplaatsen van door hem in het buitenland gestarte
bouwwerken niet eens bij opgeteld. Cuypers biograaf Wies van Leeuwen sprak niet
voor niets van de 'vliegende architect'.
Dat is een vijfde overeenkomst. De wereld kent inmiddels vele voorbeelden van de
kwaliteit van Nederlandse architectuur. Ook Limburgse architecten laten zich
daarbij van hun beste kant zien.
En uiteraard mag ik hier een andere vermaarde Limburgse architect niet ongenoemd
laten: Frits Peutz. Vernieuwend waren veel van zijn ontwerpen van het 'Nieuwe
Bouwen', met gebruik van destijds nieuwe bouwmaterialen beton, glas en staal.
Het 'Glaspaleis' in Heerlen, enkele jaren geleden onder leiding van Jo Coenen en
Wiel Arets gerestaureerd, is daarvan een fraai voorbeeld. Kerken heeft hij ook
gebouwd, ook hier in Maastricht, waarbij hij door gebruik van mergel meer
aansloot bij traditionele architectuur.
Als architect is hij lang ondergewaardeerd. Dat kwam omdat hij niet
internationaal georiënteerd was en vooral in Limburg bouwde. Hij was zeker
eigenzinnig te noemen. Tijdgenoten wisten niet goed raad met zijn
veelzijdigheid: 'Alweer iets nieuws. Van Peutz kun je alles verwachten' was een
veel gehoord commentaar. De waardering is er nu gelukkig wel.
Ik loof kunstenaars in Nederland en ben groot voorstander van een divers en l
evendig cultureel leven in Nederland. Boeken, toneel, film, kunstwerken, design
en architectuur dagen de geest uit. Dragen bij aan de ontwikkeling van
ruimdenkende mensen. Mensen die de capaciteit hebben om innovatief en creatief
te denken, creëren dynamiek. En het is die dynamiek in kunst en cultuur die
aanjager is van dynamiek in de samenleving.
Op het terrein van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) werken collega
Plasterk en ik nauw samen, zoals de uitnodiging die u allen voor deze prachtige
dubbel tentoonstelling mocht ontvangen ook mooi illustreert.
We hebben direct na ons aantreden het internationaal cultuurbeleid krachtig
ingezet. Collega Plasterk heeft in zijn eerste beleidsstuk 'Kunst van leven'
het internationaal cultuurbeleid een prominente plek gegeven, en dat is wel eens
anders geweest. Het internationale cultuurbeleid is niet altijd een geï
ntegreerd onderdeel van het nationale beleid geweest. Ik ben dus zeer blij met
deze sterke start voor het ICB. Doel van het kabinet is - en zo staat dat
letterlijk op p5 van de nota- 'te zorgen dat Nederland op het gebied van de
kunsten zijn koppositie in internationaal opzicht behoudt, versterkt, dan wel
verkrijgt'. Architectuur wordt in het kader van dat internationale excelleren
met naam en toenaam genoemd.
Taak van de overheid is voorwaarden te scheppen waarin Nederlandse
kunstenaars, musea en instellingen kunnen excelleren. Een instelling als het NAi
heeft hierin een primaire taak. De locatie van het NAi op dit aloude kruispunt
van Europese wegen, biedt daartoe bij uitstek alle mogelijkheden. Etalage en
uitkijkpost tegelijk, zo zie ik de functie van het NAi in Maastricht.
Grensoverschrijdende samenwerking met de omliggende landen is een voor de
hand liggende en vaak vruchtbare vorm van samenwerking. Een mooi voorbeeld
daarvan ligt hier niet zo ver vandaan. Bij Essen in de Zeche Zollverein, heeft
het OMA van Rem Koolhaas een oud mijnen-complex mogen verbouwen tot een creat
ieve industrie pool. 'Ruhr 2010' zal architecten maar ook vele andere
Nederlandse kunstenaars de mogelijkheid bieden zich in het buurland én
internationaal te profileren. Het ligt in mijn intentie om de Nederlandse
culturele betrokkenheid bij deze activiteiten aan te moedigen en zo goed
mogelijk te faciliteren.
Bij architectuur kan de overheid echter ook meer direct en letterlijk haar '
steentje bijdragen'. De opdrachten die Cuypers kreeg, zijn daarvan goede
voorbeelden. Maar ook in deze tijd speelt de overheid een belangrijke rol als
opdrachtgever van vernieuwende, gedurfde bouw die ook een internationale
uitstraling hebben.
Buitenlandse Zaken draagt daaraan (bescheiden) bij met de bouw van ambassades
als visitekaartje van wat Nederland te bieden heeft. Berlijn natuurlijk, maar
ook op minder bekende plekken als Warschau, Kiev, en Maputo.
Als u mij toestaat, in mijn werk zie ik mijzelf ook een beetje als een
kunstenaar.
Europa is namelijk ook een 'gesamtkunstwerk' van formaat we hebben een mooi
maar realistisch ideaalbeeld. Veel moet er gebeuren om dat beeld te bereiken,
maar het is zeker de moeite waard om er hard aan te werken.
Maar volgens mij is het met architectuur net zo eenvoudig als werken aan Europa,
zoals Ludwig Mies van der Rohe als heel scherpzinnig zag: 'Architecture starts
when you carefully put two bricks together. There it begins.'
Ik wens u heel veel plezier op deze prachtige expositie en met het vervolg
van het Cuypersjaar! Dank u wel.
Ministerie van Buitenlandse Zaken