Algemene Rekenkamer

Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen.

4-10-2007

De Algemene Rekenkamer heeft vandaag, 4 oktober 2007, het rapport Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen gepubliceerd.

Detentie criminele jeugdigen leidt tot mager resultaat

Nazorg loont, maar wordt beperkt ingezet

Van de helft van de criminele jongens die meer dan twee maanden in een justitiële jeugdinrichting hebben gezeten, is niet bekend hoe het ze zes maanden na ontslag vergaat. Van de andere helft pleegt tweederde binnen een half jaar na vertrek weer een delict of zij verkeren anderszins opnieuw in problemen. Dit blijkt uit een steekproef van de Algemene Rekenkamer. Het is in veel gevallen niet duidelijk wat met criminele jeugdigen bereikt wordt tijdens en na hun verblijf in een justitiële jeugdinrichting. Een mager en kostbaar resultaat volgens de Algemene Rekenkamer. In 2006 spendeerde de (rijks)overheid namelijk gemiddeld ruim ¤ 250.000 euro per criminele jeugdige. Uit het onderzoek blijkt ook dat criminele jongens die scholing en nazorg krijgen tijdens en na verblijf in een inrichting minder vaak opnieuw vervallen in crimineel gedrag. Deze scholing en nazorg wordt echter beperkt ingezet. Tot deze conclusies komt de Algemene Rekenkamer in het onderzoek Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen.

De Algemene Rekenkamer heeft alle veertien justitiële jeugdinrichtingen onderzocht; acht zijn particulier en zes zijn rijksinrichting. Op 1 januari 2005 verblijven er 2278 jongeren, van wie 554 op strafrechtelijke basis (26%). Deze 554 criminele jeugdigen, met 'jeugddetentie' of een maatregel tot 'plaatsing in een jeugdinrichting' (PIJ-maatregel), vormen de doelgroep van dit onderzoek. Buiten ons onderzoek vallen 499 jeugdigen in voorlopige hechtenis en 1053 civielrechtelijk of vanuit vreemdelingenbewaring geplaatste jeugdigen. Van 172 jongeren is geen verblijfstitel bekend. Vanaf 2008 worden jeugdigen met civielrechtelijke of strafrechtelijke plaatsing in verschillende inrichtingen ondergebracht. In het onderzoek is onder meer een steekproef uitgevoerd naar 102 jongens die meer dan twee maanden in een inrichting hebben gezeten.

Hoewel de inrichtingen met inzet en gedrevenheid werken, ziet de Algemene Rekenkamer veel ruimte voor verbetering. De justitiële jeugdinrichtingen werken namelijk onvoldoende planmatig aan voorbereiding op terugkeer in de maatschappij van criminele jeugdigen om recidive te beperken.

Planmatig werken komt onvoldoende van de grond
Volgens de wet moet een jeugdinrichting planmatig met een criminele jeugdige aan de slag. Uit de steekproef blijkt dat het gemiddeld twee jaar duurt voordat een plan voor behandeling tot stand komt. Voor de jongens met een PIJ-maatregel duurt het gemiddeld 298 dagen voordat zij geplaatst worden op een behandelplaats, daarna duurt het nog 321 dagen voordat het behandelplan er is. Dit komt door lange wettelijke termijnen en wachttijden. Als er wel plannen aanwezig zijn, schiet de evaluatie tekort. Het is onduidelijk of de inrichtingen handelen volgens de eigen pedagogische uitgangspunten voor heropvoeding van de jeugdigen. Oorzaken hiervoor zijn: de grote stroom van kort blijvende jeugdigen, het verzuim en verloop van personeel en het te lage opleidingsniveau van het aanwezige personeel.

Geleidelijke overgang ontbreekt vaak
De justitiële jeugdinrichtingen moeten zorgen voor geleidelijke overgang van gesloten naar vrijere plaatsing van de jeugdigen. Dit kan door middel van scholings- en trainingsprogramma's, open plaatsingen en begeleiding door de jeugdreclassering tijdens het verblijf. Uit de steekproef van de Algemene Rekenkamer blijkt dat 72% van de jongens met een detentiestraf in aanmerking komt voor een scholings- en trainingsprogramma. Slechts 15% van die groep krijgt echter daadwerkelijk een programma. De Algemene Rekenkamer pleit voor meer mogelijkheden om verschillende soorten sancties gericht op geleidelijke overgang te ontwikkelen en om de praktische problemen rond scholings- en trainingsprogramma's op te lossen.

Nazorg loont
Het uitgangspunt van de minister van Justitie is dat alle jeugdigen nazorg moeten krijgen om terugval in crimineel gedrag te voorkomen. De wettelijke regelingen voorzien hier op dit moment niet in. Uit de steekproef blijkt dat van de helft van de onderzochte jongens niet bekend is of zij wel of geen nazorg hebben gehad. Eenderde van de jongens van wie gegevens bekend zijn, maakt het zes maanden na vertrek goed. 80% van hen heeft nazorg gehad, 38% kreeg scholing tijdens het verblijf. Tweederde van de jongens heeft weer een delict gepleegd of verkeert anderszins in problemen. Van deze groep jongens heeft slechts 55% nazorg gehad en slechts 9% heeft scholing gehad in de inrichting. Kortom: nazorg loont.

Reactie bewindspersonen en nawoord Algemene Rekenkamer De staatssecretaris van Justitie, mede namens de minister van Justitie en de minister voor Jeugd en Gezin, wijst er op dat een aantal aanbevelingen uit het onderzoek al aansluit bij ontwikkelingen die in gang zijn gezet in de sector en zegt toe de andere aanbevelingen op te pakken. De bewindsvrouw is het niet eens met de berekening van ¤ 250.000 per jeugdige per jaar, zij gaat uit van ¤ 110.000.

De Algemene Rekenkamer schrijft in haar nawoord dat de bewindspersoon ten onrechte uitsluitend de dagprijs voor verblijf en behandeling in de inrichting aanvoert. Naast deze dagprijs zijn ook de kosten voor strafzaken en jeugdreclassering van belang en dat leidt tot een bedrag van ruim ¤ 250.000. De Algemene Rekenkamer is van mening dat het voor ¤ 250.000 mogelijk moet zijn om een effectievere aanpak te organiseren en maakt zich dus grote zorgen. Actiever werken aan wetenschappelijke onderbouwing van behandeling en detentie draagt bij aan gewenste effectiviteit. De Algemene Rekenkamer vindt het daarnaast van groot belang dat betrokken partijen eenduidig zicht krijgen en houden op de jeugdige, ook na vertrek uit de inrichting. De Algemene Rekenkamer heeft grote twijfels of de huidige verbeterplannen afdoende zijn om de geconstateerde problemen op te lossen.



Algemene Rekenkamer