De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
Datum 8 oktober 2007
Onderwerp Vereenvoudiging premieheffing
werknemersverzekeringen
Aanleiding
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in 2006 is een motie van de Tweede
Kamerleden Verhagen en Rutte aangenomen waarin de regering onder meer wordt uitgenodigd
om met maatregelen te komen om de premieheffing voor werkgevers verder te
vereenvoudigen1. Bij brief van 4 oktober 2006 heeft de toenmalige minister van Financiën
mede namens de toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor dit
onderdeel van de motie zijn eerste reactie gegeven en toegezegd een notitie met mogelijke
vereenvoudigingsvoorstellen aan de Kamer te zenden2. Bij brief van 13 april 2007 hebben wij
u bericht dat de departementen van SZW en Financiën de mogelijkheden van verdergaande
vereenvoudiging met de daaraan verbonden implicaties nader verkend hebben en dat de aard
van het onderwerp en de reikwijdte van deze Verkenning afstemming met sociale partners
wenselijk maken3. Deze afstemming heeft plaats gevonden en met deze brief informeren wij u
mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de bevindingen zoals
vastgelegd in bijgesloten "Verkenning vereenvoudiging premieheffing" en over de resultaten
van de afstemming met sociale partners. Voorts wordt het kabinetstandpunt toegelicht dat
uitmondt in een aantal concrete beleidsvoorstellen. In grote lijnen stelt het kabinet voor de
aanbevelingen uit de Verkenning voor vereenvoudiging op de korte termijn integraal over te
nemen en tevens reeds per 1 januari 2009 een flinke stap te zetten richting een wezenlijke
vermindering van administratieve lasten op langere termijn door de AWF-werknemerspremie
volledig af te bouwen.
Afstemming met sociale partners
De afstemming met sociale partners heeft inmiddels plaats gevonden. Sociale partners
reageerden positief op de in de Verkenning geschetste analyse van de administratieve
lastenproblematiek en de mogelijke oplossingsrichtingen voor de korte en lange termijn.
Van werkgeverszijde is daarbij beklemtoond dat het van groot belang is de administratieve
lasten voor het bedrijfsleven verder te verminderen en daarbij niet alleen te kijken naar de
mogelijkheden binnen het huidige stelsel die op korte of middellange termijn gerealiseerd
kunnen worden, maar daarbij ook het lange termijn perspectief te betrekken. De bonden
beklemtonen dat bij de concrete uitwerking en realisatie van de verschillende voorstellen ook
de administratieve lasten voor burgers en de inkomenseffecten betrokken moeten worden.
1 Kamerstukken II 2006-07, 30800, nr. 13
2 Kamerstukken II 2006-07, 30 800, nr. 45
3 Kamerstukken II 2006-2007, 30800, nr. 58
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
Vooral bij de (middel)lange termijn voorstellen, die nog niet concreet zijn ingevuld, zijn deze
nog niet geheel te overzien.
Kabinetsstandpunt
In de Verkenning is aangegeven dat op het terrein van de loon- en premieheffing in de periode
2002 - 2007 al veel wijzigingen zijn doorgevoerd die de administratieve lasten verminderen.
De heffing wordt door werkgevers nog steeds als ingewikkeld en bewerkelijk ervaren. Gebrek
aan transparantie, gedetailleerde regelgeving en ogenschijnlijk onnodige verschillen tussen de
premie- en loonheffing leiden tot irritaties en een ervaren lastendruk die soms nog zwaarder
weegt dan een kwantitatieve benadering van de absolute omvang van administratieve
lastendruk doet vermoeden. Met een aantal wijzigingen is op korte termijn een beperkte
administratieve lastenwinst te bereiken. Een wezenlijke vermindering van administratieve
lasten vergt meer ingrijpende maatregelen die substantiële budgettaire effecten en gevolgen
voor de inkomens van burgers en de lasten van bedrijven kunnen hebben. Oplossingen liggen
in minder details en minder verschillen; dit leidt vanzelf tot minder handelingen van de
werkgevers voor hun loonadministratie. Niet alleen de werkgever is daar bij gebaat. Ook de
uitvoering van de loonaangifteketen door de Belastingdienst en het UWV wordt efficiënter en
robuuster als details en verschillen tussen loon- en premieheffing worden beperkt. De
loonaangifteketen wordt op dit moment gekenmerkt door complexiteit en een grote dynamiek.
Vereenvoudiging in wet- en regelgeving waardoor de loonaangifte eenvoudiger wordt,
vermindert de hoeveelheid te verwerken gegevens, hetgeen positief uitwerkt voor afhandeling
in de loonaangifteketen. De oplossingen in deze Verkenning komen daarom zowel de
werkgever tegemoet als de uitvoering door de Belastingdienst en het UWV en in het verlengde
daarvan ook de overige afnemers zoals het CBS.
Bij de oplossingen in bijgevoegde Verkenning is een onderscheid gemaakt naar mogelijkheden
op korte en op langere termijn. Voor de korte termijn noemt de Verkenning enkele voorstellen
voor `technische' vereenvoudigingen. Daarnaast zijn ook verdergaande vereenvoudigingen
beschreven, die leiden tot een wezenlijke vermindering van administratieve lasten, maar die
ook ingrijpende gevolgen hebben, waarvoor draagvlak aanwezig moet zijn. Voorts worden ook
mogelijkheden en perspectieven voor een lange termijn in beeld gebracht.
Gelet hierop stelt het kabinet volgende benadering voor:
· Allereerst wordt in de Verkenning een wenselijke ontwikkelingsrichting geschetst die
binnen het huidige stelsel leidt tot minder details, minder verschillen en een vermindering
van administratieve lasten. Het kabinet denkt voor de invoering van deze maatregelen aan
1 januari 2009.
· Parallel aan deze korte termijn oplossingen wordt onderzoek gestart naar de mogelijkheden
voor een verdere vereenvoudiging van het stelsel van de loonheffingen op langere termijn.
Daarbij kan gedacht worden aan het regime bij vergoedingen en verstrekkingen. In de
Verkenning wordt ook kort ingegaan op mogelijk verdergaande perspectieven met
betrekking tot de loonheffingen. Dit betreft geen uitputtende inventarisatie van mogelijke
toekomstbeelden. Deze inventarisatie zal nog gemaakt moeten worden. Bovenstaande
voorstellen voor de korte termijn passen hoe dan ook in het verdergaande perspectief ten
aanzien van de loonheffingen.
Onderstaand wordt op elk van deze onderdelen ingegaan. 2
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
Voorstellen die op korte termijn te realiseren zijn
In de Verkenning is aangegeven dat een wezenlijke vermindering van administratieve lasten
alleen te bereiken is met ingrijpende maatregelen, die substantiële budgettaire effecten en
gevolgen voor de inkomens van burgers en de lasten van bedrijven tot gevolg hebben. Ook zijn
knelpunten en oplossingen geanalyseerd die op korte termijn gerealiseerd kunnen worden. De
voorstellen die het kabinet al op korte termijn wil realiseren leiden tot meer transparantie,
minder irritatie en een beperkte vermindering van administratieve lasten van in totaal circa
20 tot 30 mln. Op deze voorstellen wordt hieronder ingegaan.
Minder verschillen, één tariefstructuur voor de premieheffing werknemersverzekeringen
De premies WAO/WIA en de sectorpremies WW/WIA kennen thans dezelfde structuur. Het
zijn werkgeverspremies die over hetzelfde loontraject worden geheven. De Awf-premie kent
een afwijkende structuur:
a. de Awf-premie is verdeeld over werkgever en werknemer; het werknemersdeel
Awf-premie is aftrekbaar voor de loonheffing;
b. zowel de werkgevers- als de werknemerspremie Awf kent een premievrije voet, de
franchise, ter hoogte van 90% van het minimumloon.
Het kabinet ziet mogelijkheden om deze verschillen binnen de premieheffing
werknemersverzekeringen op te heffen. Hierdoor kan één tariefstructuur en één tarief voor de
premieheffing werknemersverzekeringen gerealiseerd worden. Dit leidt niet alleen tot een
vermindering van administratieve lasten, maar zal het loonstrookje aanzienlijk transparanter
maken. Om te komen tot één tariefstructuur is het volgende noodzakelijk:
a. het afbouwen en op termijn afschaffen van het werknemersdeel Awf-premie;
zonder aanvullende maatregelen betekent dit een budgettaire derving en een
inkomensvoordeel voor werknemers vanaf het minimumloon;
b. het afschaffen van de franchise in het werkgeversdeel Awf-premie; zonder
aanvullende maatregelen betekent dit een loonkostenstijging voor laagbetaalde
arbeid en een loonkostendaling voor hoger betaalde arbeid.
Ad a) Het kabinet heeft in het kader van het totale aanvullende pakket voor 2008 er voor
gekozen het werknemersdeel Awf in twee stappen af te bouwen. Het werknemersdeel Awf
wordt in 2008 met 0,35% verlaagd en met ingang van 2009 volledig afgebouwd en daarna
afgeschaft.
Ad b) Tevens zal nu de franchise in het werkgeversdeel Awf bezien worden. Voor werkgevers
zou het afschaffen van de franchise en een compenserende lagere premie er toe leiden dat de
loonkosten van lager betaalden stijgen en van hoger betaalden dalen. Om dit te voorkomen
lijkt het beter de franchise te vervangen door een premiekorting die tot het minimumloon
oploopt met het inkomen. Deze algemene premiekorting kan gecombineerd en geharmoniseerd
worden met de reeds bestaande premiekortingen en premievrijstellingen. Op deze wijze opent
het kabinet de weg naar één gecombineerde premieheffing werknemersverzekeringen met één
tarief en één tariefstructuur.
Het kabinet acht het realiseren van één tariefstructuur en één tarief voor de premieheffing
werknemersverzekeringen een wenselijke en begaanbare optie, omdat dit niet alleen leidt tot
---
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
een vermindering van administratieve lasten, maar ook het loonstrookje aanzienlijk
transparanter zal maken. Het vereenvoudigt het bruto-netto-traject en de werkgever kan alle
premies werknemersverzekeringen in één bedrag afdragen; alle voor de werkgever geldende
premiepercentages worden tot één totaalpercentage opgeteld dat vervolgens wordt toegepast
op de totale SV-loonsom. Eén tariefstructuur houdt zo de mogelijkheid tot premiedifferentiatie
in stand: de premiepercentages voor het totaal van de werknemersverzekeringen kunnen per
werkgever verschillen. De loonaangifte zal eenvoudiger worden. Door het verdwijnen van de
franchise vereenvoudigt de wijze van berekenen van de verschuldigde premie (het
voortschrijdend cumulatief rekenen). Het loonstrookje zal ook inzichtelijker worden door het
vervallen van het werknemersdeel Awf-premie. Het afschaffen van de franchise past ook beter
binnen de verzekeringsgedachte; men is immers wel verzekerd vanaf de eerste euro. Voorts zal
door het vervallen van het werknemersdeel Awf-premie een verschil tussen de premieheffing
werknemersverzekeringen en de loonheffing worden weggenomen. Het ontstaan van één
tariefstructuur voor de werknemersverzekeringen, brengt vervolgstappen naar een
verdergaande vereenvoudiging eerder binnen handbereik. Met het voorgaande heeft het
kabinet een wenselijke ontwikkelingsrichting geschetst die binnen het huidige stelsel leidt tot
minder details, minder verschillen en een aanzienlijke reductie van administratieve lasten.
Eerste stappen binnen deze ontwikkelingsrichting worden binnen deze kabinetsperiode gezet.
Vereenvoudiging tarieven eindheffing
Bij eindheffing moet in beginsel per werknemer een tarief (afhankelijk van diens jaarloon)
worden toegepast. Indien door meerdere werknemers eindheffingsbestanddelen worden
genoten, kan een gemiddeld tarief worden berekend (een globale vaststelling die redelijkerwijs
overeenkomt met de eindheffing indien per werknemer het juiste tarief was toegepast). Het
kabinet stelt voor dat vaste eindheffingstarieven kunnen worden toegepast, waardoor de
eindheffing eenvoudiger wordt. Voor de eindheffing bij werknemers met lage lonen overweegt
het kabinet een ander, lager eindheffingstarief.
Onderscheid tussen loon uit tegenwoordige en loon uit vroegere dienstbetrekking
Voor de loonheffingen wordt onderscheid gemaakt tussen loon uit tegenwoordige
dienstbetrekking en loon uit vroegere dienstbetrekking. Bij het loon uit tegenwoordige
dienstbetrekking wordt de loonheffing verminderd met de arbeidskorting en worden premies
werknemersverzekeringen geheven. In de praktijk is niet altijd duidelijk of het loon van een
werknemer die op non-actief is gesteld, loon uit tegenwoordige of uit vroegere
dienstbetrekking is. Het kabinet stelt voor om in de eerste drie maanden van non-activiteit nog
uit te gaan van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, terwijl daarna sprake zal zijn van loon
uit vroegere dienstbetrekking.
Premiekortingen en vrijstellingen
Het kabinet stelt voor de premiekorting voor arbeidsgehandicapte werknemers en de
premievrijstelling bij het in dienst nemen of houden van oudere werknemers in één
geharmoniseerde regeling onder te brengen. Daarbij kan gedacht worden aan een systematiek
van een nominale korting op het totaal van de werkgeverspremies die door de werkgever
worden afgedragen. Hiermee wordt bij werkgevers een irritatiepunt weggenomen.
---
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
Loontijdvak bij heffing volgens tabellen en bij cumulatief rekenen
De inhouding van loonbelasting/premie volksverzekering vindt plaats aan de hand van tabellen
(meestal per loontijdvak), terwijl voor de andere loonheffingen over het gehele jaar het
systeem van voortschrijdend cumulatief rekenen geldt. Het kabinet stelt voor het begrip
loontijdvak te verduidelijken en transparanter te maken.
Herleidingsregels voor de loon- en premieheffing
Wettelijke jaarbedragen worden voor de loonheffing herleid op basis van 260 werkdagen en
voor de premies werknemersverzekeringen op basis van 261 werkdagen. Het kabinet stelt voor
hierbij altijd uit te gaan van 260 dagen. Hiermee wordt bij werkgevers een irritatiepunt
weggenomen. De inkomenseffecten van dit voorstel zijn beperkt.
Loonoverheveling en loonsamenvoeging
Met betrekking tot loonoverheveling en loonsamenvoeging bestaan verschillende regels voor
de loonheffing en de premies werknemersverzekeringen. Voorgesteld wordt deze regels te
stroomlijnen.
Teruggave boven maximum
Indien een werknemer gelijktijdig meerdere dienstbetrekkingen heeft, moeten de betrokken
werkgevers ieder inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en premies werknemersverzekeringen
inhouden. Zij kunnen geen rekening houden met het feit dat de andere werkgever(s) dat ook al
doen. Als de lonen in totaal de maxima van de jaarlijkse inkomensafhankelijke bijdrage ZVW
en premies werknemersverzekeringen overschrijden, wordt het meerdere naar evenredigheid
teruggegeven aan de verschillende werkgevers. De werkgevers verrekenen dit met hun
werknemers. Dit zijn bewerkelijke processen. De verrekening met betrekking tot de
inkomensafhankelijke bijdrage ZVW moet de werkgever verwerken als negatief loon; het
desbetreffende werknemersdeel van de Awf-premie wordt als belast loon uitbetaald.
Het kabinet stelt voor de bewerkelijke teruggaven aan de werkgevers af te schaffen. Hierbij is
in aanmerking genomen dat werkgevers bij de beoordeling van de loonkosten van een
werknemer geen rekening zullen houden met de omstandigheid dat een werknemer nog een
dienstbetrekking heeft (of kan krijgen) en dus ook niet rekenen op een dergelijke teruggave.
Het is niet redelijk dat de hoogte van de werkgeverslasten afhangt van de omstandigheid dat de
werknemer nog een andere dienstbetrekking heeft.
Met het afschaffen van de teruggaven aan de werkgevers is een bedrag gemoeid van ongeveer
275 mln. ( 175 mln. inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en 100 mln.
premies werknemersverzekeringen). De lastenverzwaring voor werkgevers wordt in een
totaalbeeld verwerkt en zal via een of meer generieke verlagingen van werkgeverslasten naar
de werkgevers terugvloeien. Vanwege de afbouw en op termijn afschaffen van het
werknemersdeel van de Awf-premie heeft deze maatregel geen inkomenseffecten.
Het kabinet stelt voor dat de van een werknemer teveel ingehouden belasting over de
werkgeversvergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW door de Belastingdienst
wordt teruggeven. Dit teruggaafproces wordt op een zodanige manier ingericht dat het
rechtvaardig is (de werknemer wordt zoveel mogelijk in dezelfde positie gebracht als de
werknemer met hetzelfde loon uit één dienstbetrekking), dat het doelmatig is (zo min mogelijk
---
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en zo min mogelijk administratieve lasten voor de
burgers) en dat de desbetreffende werknemers niet te lang op teruggaaf of verrekening hoeven
te wachten. Verder moet het zo zijn dat het huidige teruggaaf proces voor oudere verzekerden,
zoals dat thans is ingeregeld, ook in het nieuwe teruggaafproces gewaarborgd blijft. Het
complexe onderzoek naar de beste manier van uitvoering is nu in de afrondende fase. In ieder
geval moeten er daarvoor verschillende automatiseringssystemen worden aangepast of
ontworpen. De Kamer wordt daarover binnen een tot twee maanden geïnformeerd.
Resterende verschillen tussen de premieheffing en loonheffing
Naast de hiervoor genoemde verschillen binnen de premieheffing werknemersverzekeringen
zijn in de Verkenning ook drie verschillen tussen de loon- en premieheffing geanalyseerd.
Een eerste verschil betreft de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW). De
discoördinatie van de inkomensafhankelijke bijdrage betreft:
1. de vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW door de werkgever is geen
SV-loon (er is dus geen premie over verschuldigd), maar wel loon voor de loonheffing;
2. het inkomenstraject verschilt met dat van de werknemersverzekeringen.
Volledige coördinatie is mogelijk, namelijk door de inkomensafhankelijke bijdrage niet langer
mee te tellen bij het fiscaal loon. Zonder aanvullende maatregelen betekent dit voorstel een
belastingderving van 5,5 mld; hierbij is nog geen rekening gehouden met het effect op de
inkomensafhankelijke regelingen. Deze gevolgen kunnen worden ondervangen door middel
van belastingmaatregelen, maar er zullen wel forse inkomenseffecten resteren. Gezien deze
forse effecten stelt het kabinet voor de huidige vormgeving van de inkomensafhankelijke
bijdrage vooralsnog te handhaven.
Een tweede verschil betreft de inleg voor de levensloopregeling. Deze is wel aftrekbaar voor
de loonheffing, maar niet voor de premieheffing. Dit punt van discoördinatie is recent (2006)
ontstaan. Achtergrond hiervan is dat het niet wenselijk werd gevonden dat de inleg voor de
levensloop ten koste zou gaan van de uitkeringsgrondslag. In het Coalitieakkoord is een aantal
voornemens opgenomen voor aanpassing van de huidige levensloopregeling, waaronder de
integratie met het spaarloon. De uitwerking van deze voornemens wordt bezien in samenhang
met een bredere studie naar de mogelijkheden van een vereenvoudiging van de bestaande
fiscale regelingen voor inkomensreservering. De resultaten van deze studie worden begin 2008
verwacht.
Een derde verschil betreft de bijtelling privégebruik auto. Deze bijtelling is wel loon voor de
loonheffing en de ZWV, maar niet voor de premieheffing werknemersverzekeringen. Om dit
punt van discoördinatie weg te nemen zijn verschillende opties denkbaar. Deze opties kennen
echter alle aanzienlijke nadelen. Daarnaast geldt dat de bijtelling recent (2006) is
ondergebracht in de loonheffing. Voordien zat de bijtelling in de inkomstenbelasting, maar dit
leverde te grote problemen op bij de handhaving. Een mogelijkheid is om de bijtelling van het
privégebruik van de auto te verwerken in een globaler loonbegrip en dit ook toe te passen voor
de premieheffing werknemersverzekeringen. Op de mogelijkheden van een globaler
loonbegrip met minder details bij vergoedingen en verstrekkingen wordt hierna ingegaan.
---
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
Minder details bij vergoedingen en verstrekkingen
Werkgevers kunnen werknemers vergoedingen of verstrekkingen toekennen. Voorbeelden
hiervan zijn de reiskostenvergoeding, de verstrekking van werkkleding of de auto van de zaak.
De regelgeving op dit terrein kent een hoog detailniveau en leidt daarom tot hoge
administratieve lasten. Minder details zouden hier tot minder administratieve lasten leiden,
maar tegelijk zouden de loonheffingen een grover karakter krijgen, waarbij niet of minder
verfijnd rekening wordt gehouden met de kosten die werknemers voor hun dienstbetrekking
maken. Het meest verstrekkende voorstel tot vereenvoudiging zou zijn alle vergoedingen en
verstrekkingen buiten het fiscale loon te brengen. Een dergelijke vereenvoudiging kan tot
verschillende, nu moeilijk in te schatten, effecten leiden: een forse belastingderving zou het
gevolg kunnen zijn, maar ook kunnen er gedragseffecten ontstaan omdat werkgevers en
werknemers arbeidsovereenkomsten en afspraken over de beloningsstructuur afstemmen. Om
goed te kunnen bezien welke vereenvoudigingen mogelijk zijn in het regime voor
vergoedingen en verstrekkingen, is een beter inzicht in de huidige praktijk noodzakelijk.
Daarom stelt het kabinet voor te inventariseren wat de omvang is van de huidige vergoedingen
en verstrekkingen en welk fiscaal belang hiermee gemoeid is. Deze inventarisatie zal
plaatsvinden door middel van een representatieve steekproef en in overleg met een
werkgeverspanel. Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie zal worden bezien welke
uitruilmogelijkheden bestaan tussen loon en vergoedingen en verstrekkingen en waar de
grenzen tussen deze uitruilmogelijkheden liggen. Vervolgens kunnen vereenvoudigingen
binnen het regime van vergoedingen en verstrekkingen worden uitgewerkt, rekening houdend
met de gedragseffecten en de budgettaire gevolgen.
Mogelijk verdergaande perspectieven
In het voorgaande heeft het kabinet aangegeven hoe een zekere vereenvoudiging en reductie
van administratieve lasten binnen de contouren van het huidige stelsel mogelijk is als de
loonheffing en premieheffing afzonderlijk blijven bestaan en naar elkaar toegroeien door
zoveel mogelijk regelingen, begrippen en tarieven te harmoniseren en daar waar mogelijk
details weg te nemen.
Parallel hieraan wil het kabinet een onderzoek starten naar de mogelijkheden voor een verdere
vereenvoudiging van het stelsel van de loonheffingen op langere termijn. Daarbij is van belang
dat grote stappen pas mogelijk zijn indien de uitgangspunten en principes van de huidige
stelsels worden heroverwogen en de huidige structuur bijvoorbeeld zou worden vervangen
door een situatie waarin de loonheffing en premieheffing volledig geïntegreerd en
gecombineerd zijn. Duidelijk zal zijn dat één tariefstructuur voor de premieheffing
werknemersverzekeringen en één heffingsgrondslag voor alle loonheffingen een belangrijke
bijdrage zal leveren om tot een zo eenvoudig mogelijk systeem te komen. Alle hiervoor
genoemde voorstellen voor het opheffen van verschillen binnen de premieheffing en tussen
loonheffing en premieheffing vormen een noodzakelijke voorwaarde en zouden dan ook
moeten worden uitgevoerd. Ook zal de uniforme heffingsgrondslag minder details moeten
bevatten.
---
Ons kenmerk DEREG/2007/32947
Voor een toekomstig stelsel kan dus gedacht worden aan een vormgeving waarbij de loon- en
premieheffing verder geïntegreerd zijn en het niet meer noodzakelijk is te onderscheiden in
loonbelasting, premies werknemersverzekeringen, premies volksverzekeringen en
inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Er kan bijvoorbeeld geheven worden naar één
(meng)percentage en werkgevers kunnen volstaan met het overmaken van één bedrag per
werknemer of misschien zelfs één bedrag voor alle werknemers samen, waarbij de toedeling
van de premies aan de diverse fondsen op het niveau van de overheid plaatsvindt. Een
geïntegreerde loon- en premieheffing met deze karakteristiek zal een vergaande
vereenvoudiging voor burgers en bedrijven opleveren. Daarbij is ook een verschuiving in
verantwoordelijkheden en taakverdeling denkbaar tussen overheid, werkgevers en
werknemers.
Het integreren van de loon- en premieheffing al dan niet in combinatie met een andere
taakverdeling kan leiden tot een substantiële vermindering van administratieve lasten, maar
vraagt ook om ingrijpende keuzes. Bij het maken van die keuzes spelen dilemma's en er
zullen, afhankelijk van de keuze, verschillende gevolgen zijn. Zo zal een geïntegreerde loon-
en premieheffing inkomenseffecten hebben en gevolgen met zich brengen voor de heffing naar
draagkracht en de equivalentie tussen premies en uitkeringen en de preventieve en activerende
werking van het stelsel. Ook is sprake van een verlies aan instrumenten om de
inkomensontwikkeling te sturen en kunnen (administratieve) lasten verschuiven van de
werkgever naar de overheid of burger. Daarnaast is van belang dat een geïntegreerde loon- en
premieheffing ook houdbaar is in internationaal perspectief.
De Verkenning concludeert dat met de bovenstaande oplossingen een vermindering van
administratieve lasten bereikt wordt, maar dat ook op lange termijn sprake zal blijven van
administratieve lasten voor bedrijven die samenhangen met de heffing van collectieve
middelen De maximale administratieve lastenwinst zou worden bereikt wanneer werkgevers
voor de loon- en premieheffing geen andere administratie hoeven te voeren dan voor de eigen
bedrijfsvoering en loonbetalingen noodzakelijk is.
De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Financiën,
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner) (J.C. de Jager)
Bijlage(n):
Verkenning vereenvoudiging premieheffing
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid