SERV

Minaraad en SERV pleiten voor volwaardig algemeen oppervlaktedelfstoffenplan

Het voorontwerp van algemeen oppervlaktedelfstoffenplan (AOD) is een eerste stap om meer planmatig om te gaan met ontginningen. In het plan wordt de behoefteraming aan oppervlaktedelfstoffen geanalyseerd voor de komende vijf jaar. Ook schrijft het AOD studies voor om belangrijke kennisleemtes en knelpunten nader te onderzoeken of weg te werken. Het plan bevat eveneens een 'actieplan ter aanmoediging van volwaardige alternatieven en het maximaal hergebruik van afvalstoffen'. Toch komt het, na een lange voorbereidingsperiode, nog niet tegemoet aan alle verwachtingen.

AOD is een economisch plan

SERV en Minaraad vinden het AOD in essentie een economisch plan. De behoefteraming is immers gebaseerd op de ontgonnen hoeveelheden en op de huidige verwerkingscapaciteit bij de sector. In het plan wordt de duurzaamheid van het huidige ontginningstempo niet ter discussie gesteld. De ramingen zijn zelfs vrij ruim, omdat het plan uitgaat van een verdere groei in de bouwsector. De mogelijke efficiƫntiewinst door innovaties of door beleidsopties voor zuinig en doelmatig gebruik worden echter niet verrekend. De behoeftebepaling houdt bijvoorbeeld geen rekening met het feit dat een geperforeerde baksteen met ca. de helft minder klei gemaakt kan worden Volgens Minaraad en SERV moet het AOD stimuli voor ecodesign en dematerialisering aanreiken, zodat minder grondstoffen gebruikt worden om een gelijkwaardig product te produceren.

Toetsen aan sociale en ecologische aspecten

De hoeveelheid delfstoffen die op een geologische, ecologische en maatschappelijk verantwoorde wijze kan ontgonnen worden, is eindig. Het nastreven van economische aspecten zoals ontginnen, moet dus steeds afgewogen worden ten opzichte van de sociale en ecologische aspecten. De algemene behoeftebepaling op Vlaams niveau in het AOD zal nog verder bijgesteld worden in de cascade van plannen die zullen volgen op het plan. De toetsing aan sociale en ecologische aspecten is een essentieel onderdeel in de ontwikkeling van duurzame ontginning en moet op elk planningsniveau gebeuren, dus ook op niveau van het Vlaamse Gewest.

Milieueffectrapportering beperkt ingevuld

De effecten van het AOD op het milieu moeten eveneens onderzocht worden. Het integratiespoor voor de milieueffectrapportering (m.e.r.) wordt immers gevolgd. Hierdoor moet geen afzonderlijk MER opgemaakt worden, maar wordt dit in het plan zelf opgenomen. Dit integratiespoor is nog maar beperkt ingevuld.

Ook de impact van het plan op de werkgelegenheid is zeer vaag.

Meer concrete acties nodig

De acties in het actieplan 'alternatieve materialen' zijn voornamelijk gericht op onderzoek en informatie. SERV en Minaraad pleiten ervoor om concrete acties en maatregelen op te nemen in het actieplan. Deze moeten het gebruik van alternatieven effectief stimuleren en aansturen op een zuiniger en voorzichtiger gebruik van primaire delfstoffen. Dan pas kan sprake zijn van een volwaardig actieplan. De Raden vragen hier zo snel mogelijk werk van te maken en deze acties en maatregelen ook in de praktijk te brengen.

Grinddecreet regelt grind

De Raden vragen uitdrukkelijk dat het AOD enkel ingaat op oppervlaktedelfstoffen, zoals gedefinieerd in het Oppervlaktedelfstoffendecreet. Grind wordt via het Grinddecreet geregeld en valt dus niet onder het Oppervlaktedelfstoffendecreet. Toch bevat het AOD een indicatief voorstel om grindontginningsgebieden over te dragen naar ontginningsgebieden voor kwarts- en bouwzand.


----------
Bron: Gezamenlijk advies van Minaraad en SERV van 27 september 2007, respectievelijk 3 oktober 2007 over het voorontwerp algemeen oppervlaktedelfstoffenplan. U kan dit advies raadplegen op www.minaraad.be of www.serv.be

Meer info: Anneleen De Smedt - 02 558 01 36 - anneleen.de.smedt@minaraad.be

Christine Jacobs 02 20 90 188 - cjacobs@serv.be

Annick Lamote - 02 22 95 202 - alamote@serv.be