Ingezonden persbericht


TOEKOMSTPERSPECTIEF NOFA-GEMEENTEN
Notitie ten behoeve van overleg tussen colleges en gemeenteraden 9 oktober 2007

Inleiding
De colleges van B&W van de vier NOFA-gemeenten zijn van mening dat het verstandig is na te gaan of een nauwere samenwerking tussen Dongeradeel en Dantumadeel, respectievelijk Kollumerland c.a. en Achtkarspelen (mogelijk uitmondend in een fusie) voordelen biedt voor burgers en bedrijven die niet binnen de NOFA-samenwerking kunnen worden bereikt. Daarnaast zijn de colleges van mening dat de NOFA- samenwerking op verschillende terreinen van bedrijfsvoering en beleidsvoorbereiding en -uitvoering zijn meerwaarde bewezen heeft en met kracht moet worden voortgezet. Deze opvatting is bij monde van de NOFA-voorzitter, burgemeester Roel Cazemier van Dongeradeel, op d.d. 18 september in een persconferentie naar buiten gebracht.

Wat was daarvoor de aanleiding?
Reeds eind 2006 was binnen de NOFA-colleges de vraag aan de orde of op dat moment een duidelijke uitspraak moest worden gedaan over het bestuurlijke eindperspectief van NOFA. Uiteindelijk is besloten dat het daarvoor te vroeg was. NOFA zou zich moeten concentreren op het bereiken van concrete en aansprekende resultaten en het bereiken van voordelen in termen van kosten, kwaliteit en continuïteit. Die ambitie is vervat in het NOFA werkplan 2007 met duidelijke doelstellingen op allerlei terreinen. Daarmee bleef op dat moment de vraag onbeantwoord wat een verdere intensivering van de samenwerking binnen NOFA in organieke en politiek-bestuurlijke zin zou kunnen gaan betekenen. Er werd gekozen voor de 'werkende weg aanpak' met het voornemen de gemeenteraden ook frequenter te informeren over de voortgang en resultaten binnen de NOFA-samenwerking. De vier gemeentelijke organisaties zijn er onder aanvoering van de vier algemeen directeuren in geslaagd een belangrijk deel van de in het werkplan genoemde projecten op te starten of uit te voeren. Gemakshalve wordt verwezen naar de voortgangsrapportage die voor de zomer 2007 is verschenen en aan de raden ter kennisneming is toegezonden. Een aantal projecten (met name in de sfeer van bedrijfsvoering), vraagt om redenen van effectiviteit en efficiency een samenvoeging van nu bestaande teams of medewerkers in de vier gemeenten tot één voor alle gemeenten functionerende dienst. Dit geldt bijvoorbeeld voor de medewerkers die zich bezig houden met ICT, belastingen, basisregistraties, e.d. De ambities van NOFA op die terreinen vragen om een schaalvergroting om ook op langere termijn de taken goed aan te kunnen, aantrekkelijk te blijven als werkgever, de continuïteit te kunnen waarborgen en om substantiële kostenvoordelen te kunnen behalen. Tussen januari en juli 2007 kregen de vier gemeenteraden diverse malen de gelegenheid te spreken over NOFA en de activiteiten die binnen die samenwerking werden opgepakt. In alle vier gemeenteraden werd bij die gelegenheden in meer of minder krachtige bewoordingen gepleit voor een verbetering van de positie en zeggenschap van de gemeenteraden binnen NOFA. Daarvoor was ook wel enige aanleiding aanwezig omdat die samenwerking zich gaandeweg uitstrekte over steeds meer verschillende aspecten van beleidsvorming en - uitvoering. Uiteraard bleef de besluitvorming over die beleidsterreinen voorbehouden aan de gemeenteraden en dat is tot op de dag van vandaag het geval. Die activiteiten binnen de NOFA-samenwerking raken aan belangrijke beleidsterreinen die de onderscheiden gemeenten niet of moeizaam op eigen kracht aan kunnen. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt aan een gezamenlijk beleid in het kader van de wet op de openluchtrecreatie, regiomarketing, WSW, en andere terreinen.
Twee van de vier gemeenten: Dantumadeel en Dongeradeel, besloten in het voorjaar tot een fusieproces van hun afdelingen Beheer en Ruimte met als mogelijke consequentie dat ook de afdelingen financiële administratie zouden moeten worden samengevoegd. De doelstelling van beide gemeenten is dat proces in de eerste helft van 2008 af te ronden. Daarmee ontstond voor de gemeenten Kollumerland c.a. en Achtkarspelen een nieuwe omstandigheid die hen dwong zich te beraden op de implicaties van die versterkte Dan-Don samenwerking voor hun eigen onderlinge samenwerkingsrelatie. Die bestaat momenteel uit de samenwerking op het terrein van Werk, Inkomen en Zorg en Toezicht en Handhaving. Ieder project of beleidsterrein dat om goede redenen binnen de NOFA-samenwerking wordt ingebracht vraagt iedere keer de inzet van minimaal vier ambtenaren (plus overleg), vier directeuren (plus overleg), vier of meer portefeuillehouders (plus overleg), beraadslagingen in het DB van NOFA, vervolgens in de vier colleges van de NOFA-gemeenten om vervolgens het besluitvormingstraject via het AB van NOFA af te ronden, waarna tenslotte vier gemeenteraden tot finale besluitvorming komen met een beperkte ruimte tot afwijking omdat anders het geheel traject van voren af aan begint. Deze zogenaamde 'bestuurlijke drukte' en lange doorlooptijden in besluitvormingsprocessen werd door de colleges gaandeweg als een steeds belangrijker hinderpaal gezien bij de verdere vormgeving van NOFA en riep de vraag op of binnen de huidige bestuurlijke aanpak wel effectief en daadkrachtig gewerkt kon worden aan de ambities van de vier gemeenten voor burgers en bedrijven. Op terreinen van bedrijfsvoering, waar de kansen op het creëren van meerwaarde eveneens groot zijn, doen zich minder problemen voor omdat die activiteiten onder verantwoordelijkheid van de vier colleges, en onder regie van de NOFA-Directieraad, kunnen worden uitgevoerd en waarbij politiek-bestuurlijke voorkeuren veel minder gewicht in de schaal leggen.

Vlak voor de zomer 2007 verschenen het rapport van de VNG-commissie Van Aartsen "De eerste overheid" en het bestuursakkoord tussen rijk en gemeenten. Rode draad in beide richtinggevende documenten is, dat gemeenten de komende jaren nog veel meer taken op hun bordje krijgen, gemeenten in de eerste plaats de steeds ingewikkelder en meer samenhangende vraagstukken van burgers en bedrijven zal moeten behandelen en hun (digitale) dienstverlening op tal van terreinen zullen moeten verbeteren. Dit gevoegd bij een vergrijsd ambtenarenbestand, een afnemende aantrekkelijkheid als werkgever voor hoger opgeleide ambtenaren en tal van kwetsbare - want enkelvoudig bezette - posities binnen de gemeentelijke organisaties roept de vraag op of de vier NOFA-gemeenten de komende dertig jaar op hun taak zijn berekend, ook wanneer de NOFA-samenwerking binnen zijn huidige structuur wordt uitgebouwd. Die vraag kan niet zonder meer met 'ja' of 'nee' beantwoord worden. Wel is duidelijk dat de kleinere gemeenten binnen NOFA nu reeds een aantal knelpunten ervaren, die zij alleen binnen de NOFA-samenwerking kunnen oplossen. De grotere gemeenten binnen NOFA lopen de kans binnen enkele jaren in een vergelijkbare positie te geraken. De vier colleges trokken op dit punt een eensluidende en eenduidige conclusie: het is verstandig in het belang van burgers en bedrijven nu reeds dit vraagstuk onder ogen te zien en niet het moment af te wachten waarop die knelpunten de uitvoering van de gemeentelijke kerntaken wezenlijk gaan aantasten.

Waarom nu?
De afgelopen jaren is in verschillende provincies in Nederland een gemeentelijke herindelingoperatie uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een gemeentegrootte die zich gemiddeld beweegt tussen 35.000 en 50.000 inwoners. Dit is een schaal waarvan algemeen wordt aangenomen dat die de komende decennia voldoende voorwaarden schept om een hoge standaard van dienstverlening aan burgers te waarborgen met een voldoende professioneel toegeruste gemeentelijke organisatie. Ook op die schaal blijft intergemeentelijke samenwerking noodzakelijk maar worden meer taken en beleidsterreinen, dan nu bijvoorbeeld binnen NOFA het geval is, onder de rechtstreekse jurisdictie en democratische controle van gemeenteraden gebracht. Met het voornemen van het rijk om bij voortduring meer taken bij de gemeenten neer te leggen en de gemeenten meer als 'eerste overheid' voor burgers te positioneren is een schaalvergroting - vroeger of later - onontkoombaar, zo wijst de herindelingpraktijk in andere provincies uit. Fryslân is na de laatste ronde herindelingen in 1984 nu een provincie met verhoudingsgewijs veel gemeenten vergeleken met het aantal inwoners. De vraag lijkt gerechtvaardigd of het in belang van burgers is dat in Noordoost-Fryslân vier politiek-bestuurlijke stelsels functioneren en roept vragen op over de meerwaarde daarvan.

Zowel het kabinet als het nieuwe provinciebestuur benadrukken niet uit te zijn op gemeentelijke herindelingen, maar wel open te staan voor initiatieven 'die van onderop komen'. Het is volgens de vier colleges echter een illusie om te denken dat de provincie haar regisserende rol niet pakt wanneer in verschillende delen van Fryslân - zoals thans het geval is - herindelinginitiatieven worden gestart. Het is veeleer aan eerdere minder positieve ervaringen van het provinciebestuur op dit terrein te wijten dat ze nu een afwachtende houding kiest. De vier colleges hebben overwogen welke positie zij in het bredere perspectief van die discussie in Fryslân wilden innemen en menen dat de vier gemeenten er wijs aan doen het initiatief te nemen en een proactieve houding te kiezen in de discussies met gemeenteraad, bevolking en bedrijfsleven, zonder het proces aan de voorkant direct dicht te willen timmeren. Een meer afwachtende houding zou als resultaat kunnen hebben dat één of meer van de vier NOFA-gemeenten betrokken worden in discussies over 'opknipvarianten' waarvan de colleges de meerwaarde niet inzien en waardoor de regie van gemeenteraden op het proces zou verslechteren.

De beoordeling van de bereikte positieve resultaten binnen NOFA en de discussie over de ambities van NOFA voor 2008 heeft de vier colleges tot het inzicht gebracht dat opnieuw aarzelen rondom de vraag over het bestuurlijk eindperspectief van NOFA een miskenning van hun publieke rol en verantwoordelijkheid zou betekenen. Dit gevoegd bij de voornoemde overwegingen leidde tot de conclusie dat het langer vermijden van de discussie hierover met de raad onverantwoord zou zijn en andere nog meer prangende vragen zou kunnen oproepen met als uiterste consequentie het weggooien van alle voordelen die uit de samenwerking zijn en nog zullen worden bereikt. In de ogen van de vier colleges heeft de NOFA-samenwerking met name het laatste jaar zijn meerwaarde meer dan bewezen en komen de bij de start van NOFA beoogde (kosten)voordelen steeds scherper in zicht. Het stopzetten van de NOFA-samenwerking is dus voor de vier colleges geen optie meer. Maar de samenvoeging van de vier gemeenten tot één NOFA-gemeente wordt door hen niet haalbaar en wenselijk geacht De belangrijkste reden daarvoor is, dat bij een dergelijke grote schaal en oppervlakte de herkenbaarheid van het bestuur voor de burger een probleem wordt. De verdere ontwikkeling van één grote bestuursdienst met vier zelfstandige gemeenten met een beperkte beleidsstaf stuit ook op tal van bezwaren (o.a. blijvende bestuurlijke drukte) en verhoudt zich slecht met de inrichting van gemeentelijke structuren die op grond van voornoemde ontwikkelingen mag worden verwacht. Daarmee resteert de vierde en laatste variant waarin wordt nagegaan of de NOFA-samenwerking op een herkenbaar en voor alle vier gemeenten noodzakelijk aantal terreinen wordt voortgezet en geïntensiveerd, terwijl andere taken daarnaar juist niet overgaan en binnen een krachtige politiek-bestuurlijke aansturing blijven in het 2 x 2 scenario. Ook daaraan kleven voor- en nadelen die nader onderzoek rechtvaardigen. Echter, de betrokkenheid van de lokale bevolking, het bedrijfsleven en de gemeenteraden kan dan wel op het hoogst mogelijke niveau worden gegarandeerd. Iets wat in de scenario's waarin sprake is van één grote gemeente of één grote bestuursdienst met vier gemeenten naar de inschatting van de vier colleges minder het geval is.

Tenslotte speelt nog een rol dat ook andere uitkomsten dan het genoemde 2 x 2 scenario niet op voorhand kunnen en dienen te worden uitgesloten. Daarbij kan onder mee verwezen worden naar de oriëntatie van Dongeradeel in de richting van Ferwerderadiel. Hiervoor dient in de door de vier colleges voorgestelde aanpak uiteraard ruimte te blijven. Ook andere varianten worden niet op voorhand uitgesloten maar lijken met de kennis van nu minder reëel. Die keuzeruimte wordt slechts groter wanneer één of meer gemeenten het wenselijk vinden dat kan worden getornd aan hun eigen gemeentegrenzen waardoor in een proces van 'landjepik' met bijkomende emoties van inwoners en organisaties de uitkomsten ongewis zijn en aan het NOFA-gebied grenzende gemeenten ruimte wordt geboden die discussie te starten. De vier colleges zijn overigens van mening dat de argumenten voor dergelijke uitkomsten inhoudelijk mager zijn en betekent voorts dat de vier gemeenteraden in dat geval geheel de regie verliezen. Dat vinden de vier colleges buitengewoon ongewenst. Het ligt daarom juist in hun bedoeling de discussie tijdig te starten om de gemeenteraden en bevolking op tijd in positie te brengen om hun rol in de lokale democratie ook op dit punt ten volle inhoud te kunnen geven. Tenslotte wijzen de vier colleges er nog op dat die discussie niet alleen politiek-bestuurlijke implicaties kent en betrokkenheid van de bevolking vraagt. De colleges zijn gaandeweg het samenwerkingsproces binnen NOFA ook in de richting van de medewerkers in de vier ambtelijke organisaties verplicht helderheid te verschaffen over het bestuurlijk perspectief waarbinnen zij hun taak zullen moeten verrichten. Een voortdurende onhelderheid op dit punt is risicovol omdat dit kan betekenen dat bij gebrek aan politiekbestuurlijke daadkracht waardevolle medewerkers hun eigen conclusie trekken en 'met de voeten stemmen'. Dit is voor de vier colleges een belangrijke bijkomende overweging die maakt dat enig tempo in het proces van samenwerking dan wel samenvoeging dient te worden behouden om aan de finish niet met lege handen te staan, ongeacht de uitkomst. Het zijn tenslotte de gemeentelijke organisaties die de politiek-bestuurlijk ambities van de vier gemeenten dagelijks loyaal vorm geven en de dienstverlening aan burgers en bedrijven verzorgen.

Wat stelt het college nu precies voor?
Het college stelt de gemeenteraad voor nader onderzoek te verrichten naar de voor- en nadelen van het 2 x 2 scenario, onder de conditie dat de NOFA-samenwerking wordt voortgezet conform het conceptwerkplan 2008 dat als bijlage bij deze notitie is gevoegd. Het betreft een onderbouwd voorstel aan de raad om de beraadslagingen en het onderzoek naar dat bestuurlijke eindbeeld van de vier NOFA-gemeenten te openen, zonder een fusie in een 2 x 2 scenario op voorhand uit te sluiten. Hetzelfde geldt voor eventuele varianten op dat scenario waarvoor onder de bevolking en betrokken gemeenteraden (gaandeweg) voldoende draagvlak ontstaat.

Via welke aanpak en fasering?
Het college stelt de raad voor de gemeentelijke organisaties een eerste inventarisatie te laten uitvoeren naar de voor- én nadelen van een gemeentelijke fusie, alsmede een eerste opsomming op te stellen van de onderzoeksvragen die in dat verband van belang kunnen zijn. Die activiteiten worden verricht onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de burgemeester, tevens voorzitter van uw raad, uitgevoerd en tussentijds aan het presidium gerapporteerd. Het resultaat van deze eerste inventarisatie wordt in februari 2008 aan uw raad aangeboden met een voorstel terzake van de onderzoeksvragen die de gemeentelijke organisaties zelf kunnen beantwoorden en welke onderzoeksvragen - omwille van gebrek aan kennis of (onderzoeks)capaciteit - door een externe partij moeten worden onderzocht. De raad kan zich in een opiniërend debat uitspreken over dit tussenresultaat en het college vervolgens een vervolgopdracht geven. Afhankelijk van die aard en reikwijdte van die opdracht kunnen de aanvullende gegevens voor de zomer van 2008 of in het najaar aan de raad worden aangeboden, met een eventuele uitloop tot in 2009. Daarna volgt een besluitvormende raadsvergadering waarin één of meerdere uitkomsten aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Daarnaast worden vanaf heden activiteiten gestart en bijeenkomsten georganiseerd waardoor de betrokkenheid van burgers bij en kennis van burgers over dit onderwerp wordt gewaarborgd. In februari 2008 biedt het college de raad een serie voorstellen aan waarmee die belangrijke doelstelling kan worden bereikt. Die aanpak zal in ieder geval voorzien in allerlei vormen van moderne communicatie met burgers en toepassingen van interactieve opinie/beleidsvorming. De contacten met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties krijgen afzonderlijk de aandacht die ze verdienen. Het college benadrukt dat op dit moment nog slechts sprake is van een nulsituatie en dat de discussie en het onderzoek naar een intensievere samenwerking met de naburige gemeente, waarbij een samenvoeging op termijn niet wordt uitgesloten, nu slechts zijn startpunt kent. Voor alle betrokken actoren is de komende jaren ruimschoots en bij herhaling gelegenheid een inbreng te leveren. Besluitvorming is pas voorzien in najaar 2008 of voorjaar 2009.

Hoe kunnen we het één doen en het andere niet laten? De vier colleges hechten er aan te benadrukken dat de oriëntatie op het 2 x 2 scenario geenszins - herhaal; geenszins - betekent dat zij het belang van de onderlinge samenwerking binnen NOFA relativeren. Zij zien wel onder ogen dat ook het 2 x 2 scenario de nodige aandacht en bestuurlijke sturing zal vereisen. Om die reden heeft het dagelijks bestuur van NOFA een hervorming van de bestuurlijke structuur binnen NOFA voorgesteld die door de vier colleges is omarmd. Dit betekent onder meer dat - anders dan voorheen - alle vier burgemeesters zitting hebben in het dagelijks bestuur van NOFA. Dat biedt de beste waarborg dat zij zowel binnen NOFA als binnen het 2 x 2 scenario voor college, raad en bevolking hun bestuurlijke regierol naar behoren kunnen spelen en daar door de gemeenteraden ook op aanspreekbaar zijn. Het voorstel tot aanpassing van de bestuurlijke structuur is als bijlage bij deze notitie gevoegd.

Welke uitgangspunten hanteert het college?
Het college hanteert een aantal uitgangspunten die verschillend van aard zijn. Hieronder is een niet-limitatieve opsomming gegeven die gehoord de discussie met de raad of later na het verrichten van onderzoek kunnen worden aangevuld.
1. De gemeenteraad wordt gedurende het gehele proces steeds in de positie gebracht om haar rol en verantwoordelijkheid voor de publieke zaak en jegens de burgers ten volle te kunnen invullen;

2. Het college verricht een maximale inspanning om de betrokkenheid van en de communicatie met de inwoners op het hoogst denkbare peil te brengen;
3. Het handelen en nalaten en uitspraken van het college zijn gebonden aan het mandaat dat de gemeenteraad hen geeft;

4. De gemeenteraad is de eerste adressant van (tussentijdse) resultaten van inventarisatie en onderzoek, voordat die informatie aan de openbaarheid wordt prijsgegeven;

5. Het kunnen uitvoeren van alle (nieuwe) gemeentelijke kerntaken - in de komende decennia - is een belangrijk uitgangspunt bij de keuze van de gemeentelijke schaal waarbinnen dit binnen gangbare democratische spelregels kan worden gestuurd en beheerst.

6. De meerwaarde van de samenwerking binnen NOFA is een feit en vraagt een voortdurende inzet en betrokkenheid van de vier gemeenten in het belang van hun inwoners;

7. Naast synergie- en kostenvoordelen is er ook oog voor de kwaliteit van voorzieningen in dorpen en dienstverlening aan burgers. Publieke dienstverlening mag soms wat meer kosten indien het maatschappelijk rendement dat vraagt;
8. Er bestaat een 'open mind' voor de overige ontwikkelingen in Fryslân en onverdachte varianten worden in het proces meegenomen;
9. Indien majeure investeringen aan de orde zijn worden die met de beoogde samenwerkingspartner besproken.

Welke besluiten wordt van de raad gevraagd?

1. De raad verleent het college opdracht een eerste onderzoeksfase te starten binnen de kaders zoals verwoord in deze notitie.

2. De raad stemt in met het NOFA-Werkplan 2007 - 2008.
3. De raad vraagt het college met voorstellen te komen tot aanpassing van de gemeenschappelijke regeling NOFA en daar de voorgestelde aanpassing van de bestuursstructuur bij te betrekken.