Fiche 1: Verordening fysieke controles
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van verordening (EEG)
nr. 386/90 inzake de controle bij de uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor
restituties of andere bedragen
Datum Commissiedocument: 31 augustus 2007
Nr. Commissiedocument: COM(2007) 489 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196089
Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: CSA en Landbouwraad (het is nog onbekend op welke datum
dit onderwerp in de Raad wordt behandeld).
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV
Rechtsbasis: Artikel 37, lid 2, EG-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid.
EP: adviesrecht.
Comitologie: N.v.t.
2. Samenvatting BNC-fiche:
Met dit wijzigingsvoorstel wordt aan de lidstaten meer flexibiliteit gegeven om de verplicht te
verrichten fysieke controles op landbouwgoederen waarvoor bij uitvoer uitvoerrestituties worden
verleend, te spreiden over de douanekantoren. In plaats van de verplichting om 5% van de
aangiften per douanekantoor te onderwerpen aan een controle kan, onder bepaalde voorwaarden,
worden gekozen het percentage van 5% controles te hanteren op het niveau van de lidstaat.
De rechtsbasis van de verordening wordt gevormd door artikel 37 EG-Verdrag. Het betreft een
exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Een subsidiariteitsoordeel is daarom niet aan de
orde. De voorgestelde maatregelen zijn proportioneel.
Nederland staat positief tegenover dit voorstel omdat dit de mogelijkheid biedt de uit te voeren
fysieke controles op een effectievere manier te spreiden. Omdat deze mogelijkheid beperkt blijft
tot de situatie waarin met een specifieke risicoanalysemethode wordt gewerkt en Nederland een
andere, generieke methode van risicoanalyse toepast, zal deze wijziging voor Nederland op de
korte termijn geen gevolgen hebben. Echter, gezien het feit dat de regelgeving met betrekking tot
de toepassing van risicoanalyses in dit kader de komende jaren zal wijzigen, is het goed mogelijk
dat Nederland over enkele jaren wel gebruik kan maken van deze flexibilisering.
3. Samenvatting voorstel :
a) Inhoud voorstel:
Bij de uitvoer van bepaalde landbouwgoederen kan een exporteur onder bepaalde voorwaarden in
aanmerking komen voor uitvoerrestituties. In het kader van de controle op de rechtmatigheid van de
betaling van restituties bij uitvoer moeten de autoriteiten van de lidstaten op grond van de huidige
verordening (EG) nr. 386/90 fysieke controles op de goederen uitvoeren, die betrekking hebben op ten
minste 5% van de betrokken uitvoeraangiften per douanekantoor, per kalenderjaar en per
productsector. Wanneer de lidstaat controles uitvoert op basis van een specifieke risicoanalysemethode
zoals vastgelegd in verordening (EG) nr 3122/94 mag het minimumpercentage onder bepaalde
voorwaarden worden vastgesteld op 2% per productsector en 5% voor alle sectoren samen.
Met de onderhavige vereenvoudiging wordt voorgesteld om lidstaten die voor alle exporteurs
controles op basis van een risicoanalyse uitvoeren zoals neergelegd in verordening (EG) nr 3122/94 de
mogelijkheid te bieden het voor alle sectoren samen geldende gemiddelde percentage van 5 % toe te
passen voor de hele lidstaat in plaats van per douanekantoor.
De vereenvoudiging wordt voorgesteld in het licht van een aantal ontwikkelingen, waaronder de
afname van het aantal douanekantoren en een toenemend gecentraliseerd beheer van de
risicobeheerstechnieken in sommige lidstaten. Hierdoor kan het criterium van 5% per douanekantoor
een efficiënte spreiding van de controles belemmeren.
b) Impact-assessment Commissie: Niet opgesteld.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a) Bevoegdheid:De rechtsgrondslag is gelegen in artikel 37, lid 2, van het EG-Verdrag. Op het terrein
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft de Gemeenschap een exclusieve bevoegdheid.
b) Functionele toets
· Subsidiariteit: niet van toepassing
· Proportionaliteit: Positief
· Onderbouwing: Het voorstel geeft de lidstaten onder bepaalde voorwaarden meer ruimte bij
het spreiden van verplicht uit te voeren controles.
c) Nederlands oordeel: De onderhavige wijziging biedt meer flexibiliteit in het spreiden van de
controles waardoor controles effectiever kunnen worden ingezet. Nederland staat positief
tegenover het voorstel met de kanttekening dat onder de huidige voorwaarden Nederland nog geen
gebruik zal maken van de geboden flexibiliteit. Gezien een aantal te verwachten ontwikkelingen
op het gebied van de te verrichten risicoanalyses is het echter zeer goed mogelijk dat in de
toekomst wel gebruik kan worden gemaakt van deze mogelijkheid.
De voorgestelde wijziging past goed in de huidige reorganisatie van de douane en ontwikkelingen
in andere lidstaten. Door de toename van het (plaatsonafhankelijk) elektronisch doen van
aangiften is de toets van 5% per douanekantoor in toenemende mate achterhaald.
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: Geen consequenties.
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: Geen
consequenties.
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger:Geen consequenties
d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:
Geen consequenties.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Geen
consequenties
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:De
voorgestelde wijziging houdt een nieuwe mogelijkheid in voor de lidstaten om de controles op een
andere manier te spreiden. Van deze mogelijkheid behoeft geen gebruik te worden gemaakt. Er
zijn derhalve geen problemen met betrekking tot de haalbaarheid.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Geen.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid: Positief, Nederland voert de fysieke controles al uit. Met het onderhavige
voorstel wordt het alleen mogelijk de controles efficiënter te spreiden.
b) Handhaafbaarheid: N.v.t.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen
9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt:
Met de onderhavige vereenvoudiging wordt voorgesteld om lidstaten die controles op basis van een
risicoanalyse uitvoeren overeenkomstig verordening (EG) nr. 3122/94, de mogelijkheid te bieden om
de verplichting om 5% van de uitvoeraangiften te onderwerpen aan controles toe te passen voor de
hele lidstaat in plaats van per douanekantoor. Op dit moment zal de wijziging voor Nederland geen
gevolgen hebben, omdat Nederland niet werkt met de risicoanalysemethode conform vo. 3122/94.
Nederland past in algemene zin wel risicoanalyse toe, maar vo. 3122/94 voorziet in het uitvoeren van
een zeer uitgebreide en specifieke analyse per bedrijf. Omdat het totale aantal controles bij toepassing
van vo. 3122/94 niet vermindert, heeft de Nederlandse douane besloten deze methode tot nu toe niet te
gebruiken.
De verwachting is dat op korte termijn de Europese regels met betrekking tot de methode van
risicoanalyses op het gebied van de uitvoerrestituties bij landbouwgoederen worden herzien en dat
Nederland na deze herziening zijn risicoanalyses conform vo. 3122/94 zal moeten gaan uitvoeren. De
kans is dus groot dat op de langere termijn Nederland wel gebruik zal maken van de mogelijkheid die
het onderhavige voorstel biedt.
Nederland heeft eerder al aan de Commissie voorgesteld om bij toepassing van risicoanalyse een
substantiële vermindering van het totale aantal controles toe te staan. Daarmee zou een prikkel worden
gegeven die op dit moment ontbreekt in het voorstel. Het totale aantal controles blijft immers ook in
het voorliggende voorstel 5% van alle zendingen, ongeacht of er wel of niet risicoanalyse wordt
toegepast.
Een verdere vermindering van de controles is volgens Nederland mogelijk als een goede risicoanalyse
wordt toegepast. Aan de Commissie kan worden gevraagd of bijvoorbeeld intern contact is geweest
met de verantwoordelijken voor douanewetgeving (DG Taxud). De douaneautoriteiten hebben veel
ervaring met het toepassen van risicoanalysemethodes. Bij een betere inzet van risicoanalyses op het
gebied van uitvoerrestituties bij landbouwgoederen kan mogelijk het aantal controles per lidstaat
verminderd worden naar 2%. Op dit percentage kan Nederland inzetten.
Fiche 2: Verordening inzake Directe Betalingen GLB
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van verordening (EG)
nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake
rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot
vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en van verordening (EG)
nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO).
Datum Commissiedocument: 29 augustus 2007
Nr. Commissiedocument: COM (2007) 484 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196085
Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Horizontale Landbouwaangelegenheden, Comité
Spécial de l'Agriculture (CSA), Landbouwraad. Op 26 september j.l. heeft een eerste presentatie
in de Raad plaatsgevonden. Vooralsnog wordt besluitvorming in de Raad voorzien in november
2007 (of in oktober 2007 mits haalbaar). De werkzaamheden van de Commissie zijn erop gericht
alle wijzigingen op 1 januari 2008 in werking te laten treden.
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV
Rechtsbasis: Artikel 37, lid 2 EG-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid.
EP: adviesrecht.
Comitologie: N.v.t.
2. Samenvatting BNC-fiche:
Het voorstel behelst een beperkte wijziging van raadsverordening 1782/2003 (directe
betalingen) m.b.t. cross compliance1. De implementatie van cross compliance heeft de
lidstaten veel inspanning gekost en doet dat nog steeds, zo heeft de evaluatie van de
Commissie uitgewezen. Daarom heeft de Commissie een aantal vereenvoudigingen voor de
uitvoering voorgesteld. Een aantal daarvan vergt een wijziging van de raadsverordening. De
rechtsbasis wordt gevormd door artikel 37 EG Verdrag. Het betreft een exclusieve
bevoegdheid van de Gemeenschap. Een subsidiariteitsoordeel is daarom niet aan de orde. De
voorgestelde maatregelen zijn over het algemeen proportioneel.
Nederland kan zich in hoofdlijnen vinden in de voorgestelde maatregelen. Wel heeft
Nederland in het kader van de verkorting van de 10-maandenperiode een voorkeur voor de
datum van 15 mei in plaats van 15 juni. Nederland kan instemmen met de introductie van een
`de-minimis'-regel en van tolerantie met betrekking tot niet-nalevingen van gering
(financieel) belang. Nederland kan zich niet vinden in de verplichting de toepassing ervan te
1cross compliance is het stelsel aan 'randvoorwaarden' op het gebied van milieu, voedselveiligheid, dierenwelzijn en
diergezondheid, waaraan de boer moet voldoen wil hij zijn volledige bedrijfstoeslag (inkomenssteun) ontvangen.
koppelen aan verplicht vervolgonderzoek, omdat daarmee de uitvoering verzwaard in plaats
van vereenvoudigd wordt. De administratieve lasten stijgen navenant.
De overige punten zijn alleen van belang voor de nieuwe lidstaten (infaseren cross
compliance, differentiëren bedrijfstoeslagen over grasland en overige grond, bepalingen
t.a.v. betalingen Cyprus).
3. Samenvatting voorstel :
a) Inhoud voorstel: Het voorstel is erop gericht om met ingang van het jaar 2008 de volgende
specifieke verbeteringen toe te passen:
· overeenkomstig de desbetreffende conclusie in het verslag van de Commissie aan de Raad zullen
de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen die deel uitmaken van de randvoorwaarden,
slechts geleidelijk worden ingevoerd in de nieuwe lidstaten die voor de regeling inzake één enkele
areaalbetaling hebben gekozen;
· de in het kader van de bedrijfstoeslagregeling en de regeling inzake één enkele areaalbetaling
geldende subsidiabiliteitsregels zullen worden vereenvoudigd waar het gaat om de periode
gedurende welke de landbouwers de betrokken grond tot hun beschikking moeten hebben; de
verantwoordelijkheid van de landbouwer met betrekking tot de randvoorwaarden in het geval van
de overdracht van grond gedurende het kalenderjaar, zal worden verduidelijkt;
· een rechtsgrondslag zal worden geschapen om het in het kader van de randvoorwaarden mogelijk
te maken een de-minimisbepaling betreffende kortingen toe te passen en af te zien van kortingen
bij kleine overtredingen;
· bovendien wordt voorgesteld om voor alle nieuwe lidstaten die, in het kader van de
bedrijfstoeslagregeling, het eenheidsbedrag van de toeslagrechten wensen te differentiëren
naargelang het gaat enerzijds om hectaren grasland dan wel blijvend grasland, en anderzijds om
andere subsidiabele hectaren, uit te gaan van de percelen die zijn geïdentificeerd op 30 juni 2006
in plaats van op 30 juni 2003;
· tevens wordt voorgesteld de bijzondere bepalingen inzake de aanvullende nationale rechtstreekse
betalingen in Cyprus te wijzigen in verband met de op 19 december 2006 door de Raad
goedgekeurde verlenging van de periode waarin de regeling inzake één enkele areaalbetaling mag
worden toegepast.
b) Impact-assessment Commissie: Niet opgesteld.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a) Bevoegdheid:De rechtsgrondslag is gelegen in artikel 37 lid 2 van het EG-Verdrag. Op het terrein
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft de Gemeenschap een exclusieve bevoegdheid.
b) Functionele toets
· Subsidiariteit: Niet van toepassing.
· Proportionaliteit: Positief.
· Onderbouwing: De voorstellen hebben als doel het systeem van `cross compliance'
eenvoudig, transparant, uitvoerbaar en betaalbaar te maken en te houden. De voorgestelde
wijzigingen dragen hieraan bij. Aangezien het hier een wijziging betreft van een
Raadsverordening is daarvoor een Raadsverordening ook het geëigende middel. .
c) Nederlands oordeel: Nederland acht het zeer wenselijk dat de voorgestelde wijzigingen/
vereenvoudigingen worden geregeld in verordening 1782/2003. Zelf heeft Nederland daar geen
bevoegdheid voor. Doelstelling van deze voorstellen betreft het vereenvoudigen van cross-
compliance voor de lidstaten. Op enkele onderdelen (de minimis regeling en het niet opleggen van
kortingen bij kleine overtredingen) wordt deze doelstelling echter naar de mening van Nederland
niet gehaald. In het voorstel van de Commissie wordt de toepassing van de `de-minimis'-regel
gekoppeld aan een extra- verplicht- vervolgcontroleonderzoek door de controlediensten. Vanwege
het verplichte karakter acht Nederland dit, in verhouding tot de niet-naleving, een te grote
verzwaring van de controlelast en uitvoeringskosten zowel voor de overheid als voor de landbouwer.
Nederland kan echter op hoofdlijnen, met uitzondering van bovenstaande punten, instemmen met de
voorliggende voorstellen omdat ze in z'n totaliteit bijdragen aan de vereenvoudiging van de
uitvoering, leiden tot efficiëntere controles en handhaving en in beginsel tot een vermindering van
de administratieve lasten en uitvoeringskosten voor de uitvoeringsdiensten.
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: De Gemeenschap zal een voordeel voor haar begroting mislopen
wanneer kortingen in het kader van de randvoorwaarden achterwege blijven doordat de de-
minimisbepaling wordt toegepast of wordt afgezien van kortingen bij kleine overtredingen. Op
grond van artikel 9 van de verordening vloeit 75% van de ingehouden kortingen terug naar de
begroting van de Gemeenschap.
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: Het
directe gevolg voor de begroting is zeer beperkt. Evenals de EU zal de rijksoverheid een gering
voordeel mislopen wanneer kortingen in het kader van de randvoorwaarden achterwege blijven
doordat de de-minimisbepaling wordt toegepast of wordt afgezien van kortingen bij kleine
overtredingen. De totaal bedrag ingehouden inkomenssteun op grond van de
randvoorwaardenkorting bedroeg in Nederland in 2005 ongeveer 35.000 euro en in 2006 ongeveer
42.000 euro. Op grond van artikel 9 van de verordening mag de lidstaat 25% van de ingehouden
kortingen behouden. De voorstellen hebben geen of verwaarloosbare personele gevolgen.
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: een regeling voor niet-
nalevingen van gering belang en van een de-minimisbepaling zullen leiden tot minder en/of lagere
kortingen die aan boeren moeten worden opgelegd als gevolg van het niet voldoen aan
randvoorwaarden (cross compliance). De voorstellen hebben geen of verwaarloosbare personele
gevolgen.
d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:
Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor nationale
uitvoeringsinstanties. De afschaffing van de tienmaandenregel en de opneming in de verordening
van een regeling voor niet-nalevingen van gering belang en van een de-minimisbepaling
betekenen vooralsnog een vereenvoudiging wat de administratieve werklast en uitvoeringskosten
voor met name de uitvoeringsdiensten (Betaalorgaan Dienst regelingen (DR)) en de
controlediensten (m.n. Algemene Inspectiedienst (AID), provincies, waterschappen, gemeenten,
Centraal Orgaan voor de Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel (COKZ), Stichting Controlebureau
voor Pluimvee, Eieren en eiproducten (CPE), politie, Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) en
Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)).
De in het kader van de bedrijfstoeslagregeling en de regeling inzake één enkele areaalbetaling
geldende subsidiabiliteitsregels worden vereenvoudigd wat de periode betreft gedurende welke de
landbouwers de betrokken grond tot hun beschikking moeten hebben.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Wijziging van
de verordening brengt met zich mee dat de betrokken nationale regelgeving dienovereenkomstig
moet worden aangepast. Het betreft n.m. de regeling GLB-Inkomenssteun 2006 en de daarop
gebaseerde beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB, waarin de kortingsregels zijn
opgenomen.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De
voorgestelde implementatietermijn/inwerkingtreding is kort, namelijk 1 januari 2008. Deze datum
is mede op aandringen van de lidstaten gekozen. De gewijzigde Raadsverordening zal ook leiden
tot wijziging van de Commissieverordening 796/2004. Als beide verordeningen zijn vastgesteld
kan de nationale regelgeving worden aangepast. Gelet op het feit dat de uitbetaling van de steun
voor 2008 op z'n vroegst in december 2008 plaatsvindt is dit een haalbaar traject.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Geen.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid: Positief. De introductie van de voorstellen leidt tot een werkwijze op
communautair niveau die beter in overeenstemming is het gangbare uitvoerings- en
handhavingsbeleid dat de controlediensten in het kader van de reguliere handhaving van nationale
regelgeving hanteren. Dat geeft een positieve stimulans aan de inzet en samenwerking met en
tussen de controlediensten.
b) Handhaafbaarheid: Positief. De introductie van de voorstellen leidt tot een werkwijze op
communautair niveau die beter in overeenstemming is het gangbare uitvoerings- en
handhavingsbeleid dat de controlediensten in het kader van de reguliere handhaving van nationale
regelgeving hanteren.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen
9. Nederlandse positie
a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: De voorstellen zijn in beginsel in
overeenstemming met de Nederlandse uitgangspunten om het systeem van `cross compliance'
eenvoudig, transparant, uitvoerbaar en betaalbaar te maken en te houden. Vanuit deze
uitgangspunten heeft Nederland al dan niet in samenwerking met andere lidstaten een
substantiële vereenvoudiging van de uitvoering van cross compliance bij de Europese Commissie
bepleit. Deze voorstellen zijn door de Europese Commissie betrokken bij haar eigen
evaluatierapport over de uitvoering van cross compliance (COM(2007) 147 definitief). Deze
rapportage van de Commissie heeft geleid tot een aantal concrete conclusies van de Raad van
Minister van Landbouw en Visserij (11 juni 2007). De uitwerking van een aantal van de
conclusies vergt wijziging van Raadsverordening 1782/2003. De uitwerking van de overige
conclusies zullen een plaats krijgen in een wijziging van Commissieverordening 796/2004,
strekkende ter uitvoering van de Raadsverordening. De nu voorliggende voorstellen van de
Commissie hebben betrekking op wijziging van Raadsverordening 1782/2003.
Nederland kan in hoofdlijnen instemmen met de voorliggende voorstellen. Ze dragen bij aan
vereenvoudiging van de uitvoering, leiden tot een efficiëntere controle en handhaving en in
beginsel tot een vermindering van de administratieve last en uitvoeringkosten voor de
uitvoeringsdiensten. Op onderdelen worden evenwel vraagtekens gezet bij de huidige uitwerking
door de Commissie:
· 10-maandenperiode: De Commissie stelt voor deze periode te vervangen door één enkele
datum van 15 juni. Hoewel de wijziging in lijn is met de wens van Nederland om de
10-maandenperiode te beperken tot een zo kort mogelijke periode, geeft de Commissie geen
uitleg of onderbouwing voor de keus van 15 juni. Vanwege de parallelliteit in Nederland met
procedurele verplichtingen rond de verzamelaanvraag, de landbouwtelling en de
mestwetgeving, heeft Nederland een expliciete voorkeur voor de datum van 15 mei (of de
mogelijkheid dat de lidstaat zelf in analogie met hetgeen bepaald is in verordening
(EG)795/2004, lid 11, de datum binnen zekere marges vaststelt).
· de-minimis-regel: De introductie van een de-minimis (drempelbedrag) is in lijn met de wens
van Nederland en is in lijn met de conclusies van de Ministers van Landbouw en Visserij. De
Commissie stelt voor om een drempelbedrag van 50 euro toe te passen. De Commissie heeft
haar keuze voor 50 euro evenwel niet nader toegelicht of onderbouwd. De Raad had de
Commissie echter verzocht te onderzoeken of een drempelbedrag van 100 euro een geschikte
drempel zal zijn. Nederland kan zich daarom wel vinden in de introductie van een de-minimis,
doch vooralsnog niet in het voorgestelde bedrag.
In het voorstel van de Commissie wordt de toepassing van de de-minimis -regel echter
gekoppeld aan een extra verplicht vervolgonderzoek door de controlediensten. Nederland
kan niet instemmen met deze koppeling. Ze is in strijd met de Raadsconclusie met betrekking
tot de de-minimis en leidt in de praktijk niet tot een vereenvoudiging, maar vanwege haar
verplichte karakter - juist tot een verzwaring/intensivering van de huidige controlesystematiek.
Ook neemt de controledruk op de landbouwsector toe. Daardoor wordt ook niet voldaan aan
de conclusie van de Raad dat de administratieve lasten voor boer en nationale autoriteiten niet
moeten toenemen, en waar mogelijk juist zullen moeten verminderen.
· Tolerantie: De Commissie stelt voor dat een lidstaat geen randvoorwaardenkorting hoeft op te
leggen bij niet-nalevingen van de randvoorwaarden GLB (cross compliance) die gelet op hun
aard en omvang als van gering belang kunnen worden beschouwd. Hiervan uitgezonderd zijn
niet-nalevingen op het gebied van volks- en/of diergezondheid. Nederland kan in beginsel
instemmen met dit voorstel. Ook hier stelt de Commissie voor om de toepassing ervan te
koppelen aan verplicht vervolgonderzoek door de controledienst. Naar de mening van
Nederland druist dit in tegen het principe van `tolerantie', dat immers veronderstelt dat de
feiten en omstandigheden die een controleur op een landbouwbedrijf aantreft en die als van
gering belang beschouwd kunnen worden, ook geheel zonder gevolg voor de boer kunnen
blijven. De noodzaak tot vervolgonderzoek ontbreekt dan. Ook hierbij geldt dat er spanning
ontstaat met de wens om te komen tot vereenvoudiging en vermindering administratieve lasten
en uitvoeringskosten, terwijl de toepassing in de praktijk zal leiden tot een verzwaring van de
controlelast en controledruk op de boer.
· Infaseren `cross-compliance' voor nieuwe lidstaten: De Commissie stelt voor dat de nieuwe
lidstaten evenals de oude EU-15 de mogelijkheid krijgen om cross compliance fasegewijs
in te voeren over een periode van drie jaar. Nu nog geldt voor de meeste nieuwe lidstaten dat
zijn ingaande 2009 `cross compliance' in één keer volledig moeten toepassen. Nederland heeft
hierbij evenwel geen direct belang.
Nederland zal de Commissie op bovengenoemde terreinen vragen om nadere onderbouwing en zo
nodig aandringen op een aantal aanpassingen, zoals meer flexibiliteit voor de referentiedatum van
15 juni, het de-minimis -bedrag en het laten vervallen van de verplichting tot vervolgonderzoek bij
élke niet-naleving.
Fiche 3: Mededeling E-vaardigheden ter bevordering van concurrentiekracht
1. Algemene gegevens
Voorstel: E-vaardigheden voor de eenentwintigste eeuw: bevordering van concurrentiekracht, groei en
werkgelegenheid
Datum Commissiedocument: 7 september 2007
Nr. Commissiedocument: COM (2007) 496 final
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=fr&DosId=196124
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: 28 september 2007 Raad voor Concurrentievermogen (presentatie), in de
RWG Concurrentievermogen en Groei, naar verwachting raadsconclusies in de Raad voor
Concurrentievermogen van november.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken
2. Essentie voorstel
Om huidige en toekomstige werknemers (en burgers) de juiste vaardigheden om met ICT te kunnen
omgaan te laten ontwikkelen acht de Europese Commissie het noodzakelijk dat de individuele
lidstaten een langetermijnstrategie ontwikkelen voor het verhogen van het niveau van e-vaardigheden
binnen hun landsgrenzen. Met de mededeling wil de Commissie de lidstaten aanmoedigen beleid te
maken of reeds bestaand beleid verder uit te werken. De Commissie wil de lidstaten voor hun
langetermijnstrategie inspireren aan de hand van vijf hoofdpunten: samenwerken op langere termijn
tussen overheden en stakeholders; investeren in personele middelen; bevorderen aantrekkelijkheid
ICT- en gerelateerde opleidingen en loopbanen; inzetbaarheid van werkzoekenden en
laaggekwalificeerde werknemers en sociale integratie (e-inclusie), met nadruk op MKB en de
vaardigheidsbehoeften van achterstandsgroepen zoals werklozen en ouderen en Een leven lang e-
vaardigheden opdoen.
De lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor de ontwikkeling en toepassing van een
langetermijnstrategie. Deze mededeling legt geen verplichting op aan lidstaten om een langetermijn
strategie te ontwikkelen.
Daarnaast kondigt de Commissie op een aantal terreinen van e-vaardigheden acties aan op EU-niveau,
die vooral bewustwordingscampagnes en het in kaart brengen van best practices betreffen.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de
toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële
gevolgen in?
Op Europees niveau zal de Commissie in de periode 2007-2010 actiepunten uitwerken. Deze hebben
betrekking op:
1. bevordering van samenwerking tussen lidstaten en belanghebbenden op lange termijn
(uitwisselen van best practices en informatie) en toezicht op de vorderingen door middel van
peiling vraag/aanbod e-vaardigheden en effectmeting van inhuur van e-vaardige
arbeidskrachten elders in de wereld (global sourcing);
2. ondersteunende acties en hulpmiddelen, zoals het opzetten van een Europees
kwalificatiekader, een Europees portaal voor e-vaardigheden en loopbanen en een handboek
voor samenwerkingsverbanden en best practices;
3. bewustmaking- en voorlichtingscampagnes gericht op ouders, leraren en leerlingen, met name
op grond van het 7e Kaderprogramma en het programma voor een leven lang leren;
4. bevordering van inzetbaarheid en sociale integratie: de Commissie zal in 2008 een initiatief op
het gebied van e-inclusie starten met een looptijd tot en met 2010 (details worden in een
separate mededeling bekend gemaakt).
Het uitwisselen van best practices en informatie-uitwisseling betreft met name initiatieven van
lidstaten ter bevordering van natuurwetenschappen, wiskunde en ICT, rolmodellen, functie- en
loopbaanprofielen en perspectieven en van de opleiding van leraren op het gebied van ICT-
vaardigheden.
Het bevorderen van e-vaardigheden behoeft een nationale aanpak omdat het algemene niveau van e-
vaardigheden van zowel werknemers als burgers per lidstaat verschilt. Een Europese aanpak van
bewustwordingscampagnes is bijvoorbeeld niet wenselijk, deze zijn nl. voor succes afhankelijk van
nationale sociale en culturele omstandigheden. Deze mededeling moet er dan ook niet toe leiden dat de
Commissie haar rol op dit terrein verder uitbreidt. Nederland beoordeelt de subsidiariteit van de
maatregelen op EU niveau dan ook als twijfelachtig. Alleen op het gebied van de uitwisseling van best
practices en ervaringen is sprake van meerwaarde van een Europese aanpak. Nederland meent te
kunnen leren van de praktijken van andere lidstaten en ervaringen te delen en uit te wisselen. Dit kan
een nuttige aanvulling vormen op het nationale beleid.
Voor die maatregelen waar Nederland meerwaarde ziet in een EU-aanpak beoordeelt Nederland de
proportionaliteit als positief.
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland onderschrijft het belang van een lange termijn strategie voor e-vaardigheden, die vooral in
samenspraak met het georganiseerde middenveld moet worden ontwikkeld en toegepast. Een aantal
activiteiten die de Commissie noemt, vindt al plaats in Nederland, bijvoorbeeld het `e-vaardiger'
maken van het MKB en docenten. Nederland ziet op Europees niveau vooral een rol voor de
uitwisseling van best practices en het delen van ervaringen. Nederland staat gezien de nationale
verschillen, kritisch tegenover een rechtstreekse stimulering van e-vaardigheden op Europees niveau.
De concrete aanpak van e-vaardigheden is afhankelijk van de specifieke nationale situatie, Nederland
zal zich daarom kritisch opstellen tegenover nieuwe acties op Europees niveau en zal dit bij de verdere
uitwerking actief uitdragen. Ook zal Nederland kritisch kijken naar de voor te stellen
financieringsbronnen van nieuwe acties. Tevens is Nederland kritisch op elk mogelijke verzwaring van
administratieve lasten die het gevolg kunnen zijn van EU acties op dit gebied. Europese maatregelen
moeten daadwerkelijk meerwaarde bieden en dienen enkel als aanvulling op reeds in gang gezette
acties bij zowel de overheid (bijv. e-vaardiger maken van docenten en MKB) en het veld (bijv.
arbeidsmarktcampagne, certificerings-initiatieven in de ICT-sector). Een nationale aanpak geeft
daarnaast, in tegenstelling tot Europese acties, Nederland de mogelijkheid om de activiteiten zoveel
mogelijk in overleg met het georganiseerde middenveld te ontwikkelen. Het primaat van de uitvoering
dient bij het georganiseerde middenveld te liggen, daar moet het immers gebeuren.
Nederland ziet e-vaardigheden breder dan alleen e-vaardigheden voor werknemers: het gaat niet
alleen om werknemers in de private sector maar ook om ambtenaren. De ontwikkeling van
elektronische overheid vereist ook e-vaardige ambtenaren. Daarbij gaat het om e-vaardigheden
die nodig zijn om de dienstverlening én processen van burgerparticipatie in beleid- en
besluitvorming via elektronische kanalen te kunnen bieden. Het gaat verder ook om e-
vaardigheden van toekomstige of potentiële werknemers, of beter gezegd: iedere burger in
Nederland zou e-vaardigheden moeten hebben en kunnen inzetten voor het verbeteren van eigen
welzijn en welvaart. Nederland ziet graag dat een duidelijke relatie wordt gelegd tussen de
voorgestelde activiteiten van de Commissie in deze mededeling en het programma E-participatie
van de EU en de nog aan te kondigen initiatieven op het gebied van e-Inclusie en Media
Literacy. De werelden van benodigde e-vaardigheden voor werknemers/ambtenaren en de
digitale geletterdheid van burgers zijn niet gescheiden. Sterker nog, zij staan in wisselwerking tot
elkaar. Ook hier zal Nederland kritisch kijken naar de subsidiariteit. Daar waar een Europese
aanpak meerwaarde heeft is samenhang noodzakelijk op bovengenoemde gebieden. Nederland
zal dit standpunt in de onderhandelingen uitdragen.
Fiche 4: Mededeling `Een Europa van resultaten toepassing van het gemeenschapsrecht'
1. Algemene gegevens
Voorstel:Mededeling van de Commissie `Een Europa van resultaten toepassing van het
gemeenschapsrecht'
Datum Commissiedocument: 5 september 2007
Nr. Commissiedocument: COM(2007) 502 final
Pre-lex:
Mededeling: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2007/com2007_0502nl01_01.pdf
Annex: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2007/com2007_0502nl01_02.pdf
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: (nog) niet beschikbaar
http://ec.europa.eu/governance/impact/practice_en.htm
Behandelingstraject Raad: onbekend
Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ, in nauwe samenwerking met JUS
2. Essentie voorstel
Naleving van Europese verplichtingen door de lidstaten en toezicht daarop is essentieel voor het
realiseren van de doelstellingen van de EU. In deze mededeling presenteert de Commissie een aantal
voorstellen die moeten leiden tot een betere toepassing van het gemeenschapsrecht. Volgens de
Commissie is het met het oog op better regulation van groot belang prioriteit toe te kennen aan de
toepassing van het gemeenschapsrecht, in kaart te brengen waar en waarom problemen met de
implementatie en naleving van het gemeenschapsrecht ontstaan en te onderzoeken of de procedures
betreffende de toepassing en naleving van het gemeenschapsrecht kunnen worden verbeterd.
De Commissie identificeert vier terreinen waar ruimte voor verbetering bestaat:
· preventie: meer aandacht voor implementatie (in brede zin) bij de totstandkoming van
regelgeving;
· efficiënt en doeltreffend reageren op klachten van burgers en bedrijven;
· verbetering van werkmethoden, onder meer door prioritering van inbreukprocedures;
· dialoog en transparantie, tussen lidstaten en instellingen, maar ook naar het publiek.
Op deze terreinen wordt een aantal maatregelen aangekondigd, die hieronder nader aan de orde
komen.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de
toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële
gevolgen in?
De Commissie kondigt geen concrete wet- of regelgeving aan. Wel wordt een aantal maatregelen
aangekondigd, die uitvoering vergen deels door de Commissie, Raad en Europees Parlement en deels
door de lidstaten.
Preventie:
Gedurende het gehele totstandkomingsproces van Europese regelgeving moet meer aandacht worden
geschonken aan implementatie, beheer en handhaving. De impact assessment bij nieuwe regelgeving
dient de gevolgen voor burger en bedrijfsleven in kaart te brengen. Ook de keuze voor het
rechtsinstrument moet worden onderzocht: met het oog op de effectiviteit van de regelgeving heeft de
Commissie een voorkeur voor verordeningen boven richtlijnen.
Ten aanzien van nieuwe regelgeving wil de Commissie standaard de lidstaten vragen per regeling een
contactpunt aan te wijzen. De Commissie wil behulpzaam zijn bij de implementatie, bijvoorbeeld door
het organiseren van expert-bijeenkomsten en administratieve samenwerking. Ook zal de Commissie
aangeven op welke wijze zij zal toezien op de correcte toepassing van de betreffende regelgeving.
Hiertoe zal (mede) een verbeterde informatie-uitwisseling tussen gemeenschap en de nationale
autoriteiten worden opgezet.
De Commissie zal bij richtlijnvoorstellen standaard de verplichting voor de lidstaten opnemen een
transponeringstabel aan te leveren, waarin is aangegeven op welke wijze de richtlijnverplichtingen hun
weg hebben gevonden in nationale wet- en regelgeving.
De Commissie zal nagaan of lidstaten Europeesrechtelijke opleidingen aan hun ambtenaren aanbieden.
Het oplossen van klachten:
Ondanks de verschillende mechanismen die bestaan om vragen en klachten van burgers en bedrijven
te beantwoorden en te behandelen, kunnen niet alle klachten worden afgedaan. Te vaak resulteren
klachten in een inbreukprocedure.
Door verbetering van werkmethoden kunnen klachten beter en sneller worden afgedaan. De
Commissie stelt voor dat door haar ontvangen klachten worden doorgestuurd naar de betreffende
lidstaat als voor de behandeling van de klacht verduidelijking vereist is van de feitelijke of juridische
situatie in de lidstaat. Als de Commissie denkt dat contact tussen lidstaat en klager kan bijdragen tot
een oplossing en geen sprake is van een urgente situatie, wordt de lidstaat een korte termijn vergund
om de klager toelichting, gegevens en mogelijk oplossingen te bieden en de Commissie hierover te
informeren Als sprake is van inbreuken op Europeesrechtelijke verplichtingen wordt van lidstaten
verwacht dat zij het probleem binnen vastgestelde termijnen wegnemen of een oplossing voorstellen.
De Commissie volgt het proces en grijpt in wanneer geen oplossing wordt gevonden, bijvoorbeeld
door een ingebrekestelling.
Deze werkwijze vereist volgens de Commissie een centraal contactpunt in iedere lidstaat. Dit
contactpunt moet de bevoegde nationale autoriteiten aanzetten tot een constructieve, snelle reactie op
vragen en klachten, die leidt tot een oplossing van het probleem of op z'n minst een uitleg geven.
Bedoeling is dat deze werkwijze zal leiden tot een afname van het aantal inbreukprocedures. De
Commissie stelt voor in 2008 een pilot met een aantal lidstaten te organiseren. Uiteindelijk zullen
lidstaten en Commissie voldoende capaciteit ter beschikking moeten stellen om deze nieuwe
werkwijze tot een succes te maken.
Inbreukprocedures:
Naast het terugdringen van het aantal inbreukprocedures, wil de Commissie ook prioriteiten stellen in
de behandeling van inbreukprocedures. Alle inbreuken zullen worden behandeld, maar de zwaarste
inbreuken zullen daarbij voorrang krijgen. Als prioritaire inbreuk kwalificeren onder meer:
· het niet melden van nationale maatregelen tot omzetting van richtlijnen of niet-nakoming van
andere mededelingsverplichtingen;
· inbreuken op het gemeenschapsrecht met een principieel karakter of inbreuken met vergaande
(negatieve) gevolgen voor de burgers; en
· het niet-naleven van uitspraken van het Europese Hof van Justitie (artikel 228-EG zaken).
Ingeval van niet-melding van implementatiemaatregelen streeft de Commissie naar een termijn van
maximaal 12 maanden tussen de ingebrekestelling en het verhelpen van de inbreuk, danwel het
voorleggen van de inbreuk aan het Europese Hof. In artikel 228-EG zaken zal een termijn van 12 tot
24 maanden worden aangehouden. Ten aanzien van andersoortige prioritaire inbreuken kan geen
streef-doorlooptermijn worden gesteld.
Dialoog en transparantie:
Alle Europese instellingen hebben belang bij een goede toepassing van het gemeenschapsrecht. De
Commissie wil daarom komen tot een interinstitutionele dialoog over de doelstellingen van Europees
recht, de geconstateerde problemen en de eventuele oplossingen. In de annex bij de mededeling
identificeert de Commissie een aantal richtlijnen en verordeningen die in dit kader geëvalueerd zouden
kunnen worden.
De Commissie zal meer transparantie nastreven. Ten aanzien van inbreukprocedures zal de Commissie
beknopte informatie publiceren in alle stadia van de procedure, beginnende met de formele
ingebrekestelling. Ook zal Commissie naderende implementatie-deadlines van de lidstaten gaan
publiceren en daarnaast een overzicht hoe de lidstaten voldoen aan hun verplichting
transponeringstabellen betreffende implementatiewetgeving aan te leveren. Op termijn zal de
Commissie de implementatiemeldingen van de lidstaten en de aangeleverde transponeringstabellen
publiceren.
Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit
Het betreft een mededeling. De Commissie doet geen voorstellen voor concrete regelgeving. De door
de Commissie aangekondigde maatregelen vormen voor het grootste deel een nadere invulling van de
al bestaande taken en bevoegdheden van de Commissie. De lidstaten hebben hierover geen
zeggenschap. Het behalen van de beoogde doelen is echter sterk afhankelijk van de medewerking van
de lidstaten.
Financiële gevolgen
Het eventueel instellen van een centraal contactpunt voor de behandeling van klachten kan,
afhankelijk van de wijze waarop vorm wordt gegeven aan dit contactpunt, financiële consequenties
hebben. Indien het voorstel budgettaire gevolgen heeft, worden deze ingepast op de begroting van de
beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland onderschrijft in grote lijnen het door de Commissie gesignaleerde belang prioriteit toe te
kennen aan de toepassing van het gemeenschapsrecht, in kaart te brengen waar en waarom problemen
met de implementatie en naleving van het gemeenschapsrecht ontstaan en te onderzoeken of de
procedures betreffende de toepassing en naleving van het gemeenschapsrecht kunnen worden
verbeterd. Nederland ondersteunt in het bijzonder de voorstellen van de Commissie om meer aandacht
te schenken aan implementatie, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid tijdens de voorfase en het
totstandkomingsproces van nieuwe regelgeving. Preventieve en proactieve maatregelen van
Commissie en lidstaten gezamenlijk kunnen de toepassing van het gemeenschapsrecht verbeteren. De
suggesties van de Commissie sluiten aan bij vergelijkbare acties op mileuterrein (IMPEL netwerk) en
passen bij de doelstellingen van het Better Regulation Project: uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en
transparantie.
Nederland steunt een proactieve houding van de Commissie om samen met de lidstaten en in een
vroegtijdig stadium na te gaan hoe de regelgeving zo kan worden ingericht dat deze ook uitvoerbaar en
handhaafbaar is. De ex-ante gevolgen van een voorstel kunnen door de Commissie al in kaart worden
gebracht met behulp van de impact assessment (IA) en toepassing van de criteria van betere
regelgeving. De IA en het advies van de Impact Assessment Board (IAB) dienen zwaarwegend
meegenomen te worden bij de beslissing over een wetgevingstraject. Voorwaarde is dat IA's ook
kwalitatief goed zijn.
In het algemeen acht Nederland wel nader overleg tussen de Commissie en de lidstaten noodzakelijk
om te bespreken op welke wijze invulling kan worden gegeven aan uitvoering van de voornemens van
de Commissie.
Ten aanzien van de wens van de Commissie zoveel mogelijk het rechtsinstrument verordening toe te
passen stelt Nederland dat de voordelen van het instrument richtlijn, namelijk optimaal rekening
kunnen houden met specifieke nationale omstandigheden, niet uit het oog moeten worden verloren.
Per geval moet een goed gemotiveerde afweging worden gemaakt indien een keuze tussen diverse
rechtsinstrumenten mogelijk is. Rekening houdend met het beoogde doel en werking van het
instrument moet worden bepaald welk instrument het meest geschikt is om die doelstelling op juiste
wijze te realiseren.
Nederland kan zich vinden in het voornemen van de Commissie stelselmatig bij nieuwe Europese
regelgeving de lidstaten te verzoeken een contactpunt aan te wijzen. Een dergelijk netwerk kan nuttig
zijn, maar moet wel een informeel karakter hebben.
Nederland steunt de voorstellen van de Commissie voor een snellere informatie-uitwisseling en
probleemoplossing en ziet voor burgers en ondernemers een duidelijk toegevoegde waarde wanneer
snelle en constructieve oplossingen kunnen worden gevonden. Voordeel is ook dat de Commissie in
eerste instantie de lidstaten de kans biedt klachten op te lossen, zonder dat direct door de Commissie
een procedure wordt gestart. Wel plaatst Nederland een aantal kanttekeningen.
In de door de Commissie voorgestelde werkwijze is de verhouding tussen Commissie, lidstaat en
klager onvoldoende helder, met name omdat niet meer alle contacten met de klager via de Commissie
verlopen. Onderzocht moet worden in hoeverre het rechtstreekse contact tussen klager en lidstaat
doorwerkt in het nationale bestuursrecht. Ook dient de Commissie duidelijker aan te geven hoe de
door haar voorgestelde procedure zich verhoudt tot de bestaande ingebrekestellingsprocedure.
Daarnaast moet voorkomen worden dat zonder meer een nieuwe klachtinstantie in het leven wordt
geroepen. Eerst moet nader worden onderzocht in hoeverre de bestaande klachtmechanismen zouden
kunnen worden verbeterd, alvorens een nieuwe structuur in het leven te roepen.
Nederland is bereid mee te doen aan de door de Commissie voorgestelde pilot in 2008, nadat van de
Commissie meer duidelijkheid is verkregen op de genoemde punten, om mee te kunnen denken over
de vormgeving van de nieuwe werkwijze. Daarnaast zal van de zijde van de Commissie in de nieuwe
werkwijze de bereidheid moeten bestaan snel en effectief de lidstaten bij te staan en in alle opzichten
behulpzaam te zijn bij het afwikkelen van klachten.
Tevens kan de Commissie worden meegegeven initiatieven te ondersteunen die de lidstaten zelf
nemen om de naleving van Europese regelgeving te bevorderen, zoals bijvoorbeeld het Kenniscentrum
Europa Decentraal.
Ten aanzien van de prioritering van inbreukprocedures door de Commissie zal Nederland zich, net als
alle andere lidstaten, erop in moeten stellen dat in veel gevallen de Commissie sneller naar het Hof zal
gaan, indien in de voorfase geen bevredigende oplossing kan worden gevonden.
De Commissie kondigt aan ten aanzien van inbreukprocedures beknopte informatie over het verloop
van alle fasen van lopende procedures bekend te willen gaan maken. De Commissie moet aangeven
wat zij hieronder verstaat. Nederland is weliswaar voorstander van meer transparantie, maar vindt ook
dat procesbelangen van de lidstaten in deze juridische procedures die uiteindelijk mogelijk aan het
Europese Hof van Justitie worden voorgelegd, moeten worden beschermd.
Ministerie van Buitenlandse Zaken