Partij van de Arbeid

Den Haag, 10 oktober 2007

Vragen van de leden Gill'ard en Van Dam aan de minister van Buitenlandse Zaken

over de naleving van artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst (TSO) met Suriname.


1. Kunt u een indicatie geven van het aantal Surinaamse Nederlanders en hun verwanten dat, conform artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst (TSO) tussen Nederland en Suriname, recht heeft op het Surinaamse staatsburgerschap, omdat zij daartoe vóór 1 januari 1986 hun wil te kennen hebben gegeven, maar de overgang van het Nederlandse in het Surinaamse staatsburgerschap van rechtswege nog niet concreet hebben (doen) laten ingaan?


2. Hebben leden van deze groep Surinaamse Nederlanders zich de afgelopen jaren tot de Nederlandse autoriteiten gericht met klachten over de interpretatie en/of uitvoering door de Surinaamse overheid van artikel 5 van de TSO?

Zo ja, in welk opzicht en hoe heeft u daarop gereageerd?


3. Heeft de regering van Suriname zich de afgelopen jaren tot de Nederlandse regering gewend met verzoeken en/of voorstellen om de voorrechten, die deze groep Surinaamse Nederlanders in Suriname geniet conform dit artikel 5 van de TSO, te doen inperken of beëindigen?

Zo ja, hoe heeft u daarop gereageerd?

­­­­­­­­­­­­­­­­­­­



Partij van de Arbeid