Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Toespraak minister Ter Horst bij congres Centrum
Arbeidsverhoudingen
10 oktober 2007
Minister Ter Horst gaf ter gelegenheid van het congres 'Vertrouwen in
professionals' van het Centrum Arbeidsverhoudingen (CAOP) Centrum
Arbeidsverhoudingen (CAOP) (extern) in een toespraak haar visie op
personeelsbeleid. "Het is een roerige periode voor de ambtenaren,
zeker op rijksniveau. We vragen veel van ze, en daar mag een
wedervraag tegenover staan: de vraag naar goed werkgeverschap."
Dames en heren,
Hoewel ik de laatste spreker ben vandaag, is mijn verhaal zeker niet
bedoeld als het laatste woord over vertrouwen in professionals.
Integendeel, ziet u mijn verhaal veeleer als een openingsbod voor de
komende periode. Wat mij betreft maakt het vraagteken achter de
centrale vraag van vandaag - vertrouwen in professionals - plaats voor
een uitroepteken.
Het is een roerige periode voor de ambtenaren, zeker op rijksniveau.
We vragen veel van ze, en daar mag een wedervraag tegenover staan: de
vraag naar goed werkgeverschap. Vertrouwen is wat mij betreft de
basis. Ik weet uit de praktijk dat er veel kennis is en heel veel
loyaliteit. Een gouden mix waar we meer mee kunnen doen.
Mijn stelling is dat we van de overheid een interessantere werkgever
kunnen maken. Interessanter door meer te werken in dienst van het
probleem en minder in dienst van de organisatie. Door mensen meer
ruimte te geven voor samenwerking. Door de veelzijdigheid van de
organisatie beter te benutten. Dat zie ik ook als goed werkgeverschap.
Ik neem afstand van het negatieve beeld dat is ontstaan over de
ambtenaar. Het was - vooral in de verkiezingstijd - prijsschieten op
de ambtenarij. De ambtenaar was niet meer dan een kostenpost.
Sommigen schrokken van dat beeld. De inmiddels helaas overleden
oud-topambtenaar Ad Geelhoed kwam na zes jaar aan het Europese Hof van
Justitie in Luxemburg terug en wist niet wat hij hoorde. De minachting
over het ambtenarendom heeft hij nergens in de omringende landen zo
sterk waargenomen als hier. Ik citeer: `Als overheid heb je first
class brains nodig maar die krijg je nooit als je blijft roepen dat
ambtenaren weinig betekenende pionnen zijn die je naar believen op de
stoeprand kunt zetten'. Hij was wel voor streven naar efficiëntie,
maar niet zonder gedegen analyse.
De `cri de coeur' van een van mijn voorgangers op het ministerie van
BZK, Klaas de Vries in Binnenlands Bestuur van 4 mei, liet ook niets
aan duidelijkheid over. De overheid houdt niet van haar mensen, stelt
hij. Ik citeer: `Ten onrechte is respect voor werknemers in het
publieke domein afgenomen. Ook door de werkgever. De ambtenaar is een
verweesde werknemer voor wie niemand echt opkomt.' Einde citaat.
Dit kabinet wil daar een breuk mee maken. Wij zien onze ambtenaren
niet als kostenpost maar als kapitaal. Wij zijn trots op onze
ambtenaren en zij zijn trots op het feit dat ze ambtenaar zijn. De rol
van ambtenaren is van onschatbare waarde. Zij zijn de dragers van de
publieke dienst en dragen bij aan een beter Nederland. Het streven
naar een efficiëntere overheid mag nooit leiden tot onverschilligheid
over de medewerkers. Dat staat voorop.
Een beeld zegt meer dan woorden. Het meest treffende beeld over de
relatie bestuur-ambtenaren komt wat mij betreft uit de wielerwereld:
bestuur en ambtenaren vormen één wielerploeg. De kopmannen - de
bewindspersonen - en de gewone wielrenners hebben een even belangrijke
rol. Het resultaat van de ploeg staat voorop. De kopman kan niet
winnen zonder zijn ploeggenoten en de ploeg kan geen succes hebben
zonder zijn kopman of vrouw.
We staan voor een gezamenlijke koers naar een moderne overheid die
past bij de samenleving van nu. Want er is wel wat te verbeteren bij
de overheid. Iemand die zich bijvoorbeeld al ruim twintig jaar
kritisch over de overheid uitlaat is de vice-voorzitter van de Raad
van State, Herman Tjeenk Willink. Volgens hem heeft het denken over
betrekkelijk nieuwe functies als management, beheer en toezicht de
laatste vijfentwintig jaar te zeer de nadruk gelegd op de overheid als
bedrijf. Daardoor is het evenwicht binnen het bestuur tussen
bestuurders, beleidsambtenaren en uitvoerders verstoord.
Uitvoerders kunnen in zijn ogen hun werk niet goed doen. Hij oordeelt
hard: "De bureaucratie heeft haar dienend karakter verloren, terwijl
binnen de bureaucratie de inhoudelijke deskundigheid en kwaliteit zijn
teruggelopen en de continuïteit onder druk staat." Een niet mis te
verstaan signaal, dat grotendeels is overgenomen door de Raad van
economisch adviseurs (REA) in hun advies `Lof der eenvoud' van 24
januari 2007. Waarschuwingen van formaat.
Die verstoorde balans wil ik herstellen op twee manieren. Ten eerste
door te werken aan een overheid die beter past bij de toekomst, en ten
tweede door te werken aan goed werkgeverschap en goed ambtenaarschap.
De overheid van de toekomst: wat is dat voor overheid? Hoe kijken
ambtenaren over een jaar of tien tegen hun werk aan? Voorop staat: ze
werken mee aan oplossingen voor maatschappelijke problemen. Dat doen
ze samen met ambtenaren van andere ministeries, gemeenten of
provincies. Ze hebben in de loop van hun carrière regelmatig
wisselende werkplekken en ze zijn gewend te werken voor verschillende
ministers en staatssecretarissen tegelijkertijd.
De overheid van de toekomst is een overheid die alerter en sneller kan
inspelen op maatschappelijke vraagstukken. Vraagstukken moeten we
aanpakken op het niveau waar ze zich voordoen: meer lokaal maar ook
meer Europees. De internationale ervaring wordt nadrukkelijker in
functieprofielen opgenomen.
De overheid van de toekomst is een netwerkoverheid die past bij de
netwerkmaatschappij. Een kleinere rijksoverheid die meer samenwerkt
met gemeenten en provincies aan oplossingen. U hebt vanmorgen de heer
Bekker gehoord over de vernieuwing van de rijksdienst.
Een betere en kleinere overheid is niet alleen een opdracht voor de
werkgevers en de medewerkers van de overheid. Als we een kleiner en
beter ambtelijk apparaat willen, moeten we ook toe naar een mindere
maar betere vraag vanuit het bestuur. Een regering en een parlement
kunnen een overheidsapparaat immers overvragen vanuit het idee dat
voor elk denkbaar probleem een oplossing moet worden gezocht. Politici
moeten ook worden aangesproken op hun politieke vermogen om nee te
zeggen als dat nodig is tegen de roep om overheidsbemoeienis,
bijvoorbeeld als gevolg van incidenten in de media.
Dan het punt van goed werkgeverschap en goed ambtenaarschap.
Uw vraag voor deze conferentie was: geeft u eens aan wat u verstaat
onder een goede ambtenaar. Geen makkelijke vraag. Het is net zoiets
als een goed schilderij of goed boek: je herkent het pas als je er een
tegenkomt.
Over de basis geen misverstand: de ambtenaar beseft dat hij werkt in
bijzondere omstandigheden. Hij heeft een politiek bestuurder die onder
democratische controle staat van de volksvertegenwoordiging.
Hij verricht vaak diensten vanuit een monopoliepositie. Democratisch
en rechtsstatelijk besef behoren tot de basisvereisten. En uiteraard
beschikt hij over de vereiste vakkennis. We zullen de komende jaren
ook weer meer aandacht geven aan de ontwikkeling van de specifieke
expert die naast de flexibele generalist evenzeer nodig is.
Maar er zijn meer eigenschappen die een goed ambtenaar kenmerken. Ik
geef er negen die voor zichzelf spreken; Klaas de Vries heeft me
beloofd er een tiende aan toe te voegen.
Een goede ambtenaar is:
1. integer
2. oplossingsgericht
3. proactief
4. kritisch
5. loyaal
6. inventief
7. op samenwerking gericht
8. zelfbewust
9. maatschappelijk betrokken
Voor wat hoort wat. Tegenover goed ambtenaarschap staat goed
werkgeverschap. Een goede overheidswerkgever zorgt ervoor dat
ambtenaren volop de ruimte krijgen om de genoemde eigenschappen te
ontwikkelen en te gebruiken.
Laat ik dit verduidelijken aan de hand van vijf vuistregels voor goed
werkgeverschap.
De eerste vuistregel is de basis: eerlijkheid en betrouwbaarheid.
Goed overheidswerkgeverschap wordt gekenmerkt door betrouwbaarheid en
het pal voor je mensen staan. De algemene beginselen van behoorlijk
bestuur zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel,
het motiveringsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, zijn leidend. Als
we willen dat ambtenaren open staan voor verandering, moeten we hen de
zekerheid bieden dat de basisbeginselen van fatsoenlijk werkgeverschap
diep geworteld zijn.
Tweede vuistregel. Bevordering van `professional pride', oftewel:
beroepstrots.
De overheid moet voorwaarden scheppen dat ambtenaren hun functie met
gepaste beroepseer en trots kunnen uitoefenen. Ik ga serieus aandacht
geven aan de bevordering van `professional pride'. Aan de sociale
partners verenigd in de Raad voor het overheidspersoneelsbeleid heb ik
advies gevraagd over een ambtenarenberoepscode als mogelijk hulpmiddel
hierbij.
Bij dit punt hoort ook bescherming. Geweld tegen medewerkers met een
publieke taak wordt niet getolereerd. Zoals burgers recht hebben op
een respectvolle bejegening van de overheid, zo hebben ambtenaren
recht op een fatsoenlijke bejegening door burgers. Steeds meer
leraren, politieagenten, baliemedewerkers en ambulancepersoneel
krijgen te maken met agressie en geweld.
Het kabinet maakt zich de komende jaren sterk voor het herstel van het
respect voor werknemers met een publieke taak en het terugdringen en
voorkomen van agressie en geweld. Er komt een landelijke norm waarin
helder staat wat van de burger verwacht wordt en welk gedrag niet
wordt geaccepteerd. Dit vanuit de gedachte dat boosheid op de overheid
mag, maar agressie en geweld altijd onacceptabel is.
Geen trots zonder prestaties. De overheid wil een dikke zeven voor de
kwaliteit van haar dienstverlening realiseren. Deze kwaliteit moet
zichtbaar zijn in het contact tussen burgers en professionals. Burgers
moeten weten wat ze kunnen verwachten van de overheid. Een code Good
Governance Publieke Dienst moet dit duidelijk maken. Niet een
ingewikkeld papieren apparaat, maar concrete kwaliteitscriteria
waaraan we onszelf houden, en waaraan mensen ons mogen houden.
Elementen zijn bijvoorbeeld: correcte bejegening, klanttevredenheid,
de omgang met informatie, maar ook het integriteitsbeleid.
Derde regel. Bevorderen van flexibiliteit. Ontkokering staat voorop.
Vraagstukken zijn leidend voor beleid en niet de indeling van
bijvoorbeeld ministeries. Op rijksniveau gaan we het
interdepartementaal werken makkelijker maken door ambtenaren nu echt
in dienst van het rijk aan te stellen. Rijksambtenaren zijn momenteel
weliswaar in dienst van het rijk maar tewerkgesteld bij een bepaalde
diensteenheid zoals een directie, een directoraat-generaal of in het
gunstigste geval een ministerie.
De bedoeling is om die koppeling met de diensteenheid los te laten
zodat het makkelijker wordt om te wisselen van DG of ministerie. Zo
wordt meer flexibiliteit en mobiliteit mogelijk gemaakt.
Flexibiliteit is het credo, maar niet zonder dat de noodzakelijke
veiligheid aan medewerkers wordt geboden. In de vernieuwing van de
rijksdienst is het uitgangspunt dat ambtenaren van wie de functie
vervalt, van werk-naar-werk kunnen gaan, en dus niet ontslagen worden.
Hierbij geldt wel de kanttekening dat dit alleen kan als men bereid is
om op een andere plek binnen de overheid te werken.
De overheid is een zeer gevarieerde werkgever die veel mogelijkheden
biedt voor een diverse werkervaring. Aangezien we willen stimuleren
dat beleid en uitvoering dichter op elkaar zitten, kunnen we die
mogelijkheden beter benutten. Waarom zouden we als overheidswerkgevers
niet stimuleren dat mensen banen hebben waarbij zij bijvoorbeeld voor
50% `voor de klas of aan het bed' en voor 50% in dienst van het rijk
kunnen zijn? Zulke banen bestaan her en der al wel, bijvoorbeeld
ambtenaren die als deeltijdhoogleraar of als docent verbonden zijn aan
een universiteit of andere onderwijsinstelling. Maar ik zou graag zien
dat dit veel breder en op grotere schaal wordt gestimuleerd.
Vierde vuistregel: diversiteit maakt de overheid sterker. De overheid
is van en voor ons allemaal. De overheid stelt regels op, ze handhaaft
die regels, ze verleent diensten waarvoor mensen ergens anders niet
terecht kunnen. Juist daarom moet de overheid een afspiegeling van de
samenleving zijn. Een witte overheid in een veelkleurige samenleving
is contraproductief. Bovendien is een divers samengestelde overheid
kwalitatief beter dan een eenzijdige samengestelde overheid. Daarnaast
hebben we het arbeidspotentieel van vrouwen, allochtonen en ouderen
gewoonweg hard nodig, gezien de vergrijzing.
We sturen erop dat in 2011 één op de vier topambtenaren in de Algemene
Bestuursdienst een vrouw is.
Het aandeel allochtonen in het personeelsbestand van de publieke
sector moet in 2011 met 50% zijn toegenomen ten opzichte van 2007. Ik
doe een oproep aan de sociale partners om werk te maken van
diversiteit.
Leeftijdsbewust personeelsbeleid is een onderdeel van goed
werkgeverschap. Oudere werknemers zijn waardevol voor de
overheidsorganisatie. We moeten écht een breuk maken met het verleden
waarin we veel oudere ambtenaren stimuleerden vervroegd met pensioen
te gaan. Daarmee is veel know how verloren gegaan. Er loopt momenteel
overleg met de bonden over de mogelijkheid van doorwerken na het 65e
jaar.
Tegelijkertijd moeten we jongeren boeien en binden. We moeten een
aantrekkelijke werkgever zijn en blijven voor jong en oud. Zo is het
last-in-first out principe in z'n zuivere vorm niet meer van deze
tijd. Dit najaar gaan we hierover in overleg met de bonden.
De vijfde en laatste vuistregel: bevorderen van het lerend en
presterend vermogen.
Als werkgever investeren we fors in de ontwikkeling van personeel en
het opdoen van verschillende ervaringen. Er komt extra aandacht voor
internationale oriëntatie- en dan vooral de EU-oriëntatie. De
internationale ervaring wordt nadrukkelijker in functieprofielen
opgenomen. Van de ambtenaren verwachten we eigen initiatief op het
vlak van loopbaanontwikkeling.
Als apart aandachtspunt noem ik de leidinggevenden. Zij hebben een
grote rol bij de kwaliteit van de overheid. Zeker bij het uitwerken
van vernieuwingswensen. De jaarlijkse arbeidsmarktmonitor laat
herhaaldelijk zien dat de tevredenheid van werknemers sterk samenhangt
met de direct leidinggevende. Ik wil hierin dan ook extra investeren,
in het bijzonder door uitwisseling te stimuleren tussen departementen
en andere overheidslagen.
Tot slot.
In het begin van mijn betoog had ik het over een openingsbod. Begrijpt
u mij niet verkeerd: ik zie dit niet als een schaakspel waarbij ik u
met een geraffineerde Siciliaanse opening de voet dwars wil zetten.
Het is eerder een open kaartspel waarbij mijn inzet is dat het beeld
dat de overheid niet van haar werknemers houdt, plaatsmaakt voor het
beeld dat de overheid vertrouwen heeft in haar werknemers.
Want laat ik daar helder in zijn: ik heb veel vertrouwen in de
professionals bij de overheid. Het zijn meestal mensen die bewust
hebben gekozen voor de publieke dienst. In alle sectoren blijkt - uit
onderzoek naar de public sector motivation - dat de inhoud van het
werk het belangrijkste motief is om bij de overheid te werken.
Dit is een hele stevige basis waar we als overheidswerkgevers trots op
kunnen zijn. Goed gemotiveerde ambtenaren verdienen respect maar ook
een overheid die ze serieus neemt en ze beter tot hun recht laat
komen. De ambtenaar moet niet - zoals Binnenlands bestuur van
afgelopen week kopte - in Frankrijk zijn, maar in Nederland. Dát,
dames en heren, is de inzet.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties