Raad van State



Uitspraak

Zaaknummer: 200701439/1
Publicatie datum: woensdag 10 oktober 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Boxtel
Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Vee en andere dieren

200701439/1.
Datum uitspraak: 10 oktober 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

, wonend te ,

en

het college van burgemeester en wethouders van Boxtel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2007 heeft verweerder aan een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een melkrundveehouderij gelegen aan te . Dit besluit is op 18 januari 2007 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 26 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 maart 2007.

Bij brief van 17 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2007, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. P. Sipma, advocaat te Drachten, en verweerder, vertegenwoordigd door B.A.P. van de Staak en ing. R.J.A.M. van Wersch, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Bij het bestreden besluit is een vergunning verleend voor het houden van 95 stuks melkrundvee en 60 stuks jongvee.

2.2. Op 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: het Besluit landbouw) in werking getreden.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit landbouw is dit besluit van toepassing op een melkrundveehouderij.

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van het Besluit landbouw, voor zover hier van belang, is dit besluit niet van toepassing op een inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden die is gelegen op een afstand van minder dan 50 meter van een object categorie III of IV of V.

2.2.1. Ter zitting is gebleken dat de afstand tussen de dichtstbijgelegen woning aan de en het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stal meer dan 50 meter bedraagt. Deze woning moet worden aangemerkt als een categorie IV-object in de zin van het Besluit landbouw. Nu de inrichting aan de minimaal vereiste afstanden uit artikel 4, tweede lid, van het Besluit landbouw voldoet en voorts niet is gebleken dat één van de andere uitzonderingsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van het Besluit landbouw van toepassing is, moet worden geconcludeerd dat de inrichting onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw valt.

2.2.2. Gezien het voorgaande is met ingang van 6 december 2006 de vergunningplicht voor de inrichting vervallen. Door desalniettemin een vergunning te verlenen heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 8.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer.

2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Gelet op het voorgaande komt de Afdeling niet toe aan bespreking van de beroepsgronden.

2.4. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel van 9 januari 2007, kenmerk 2006756;

III. weigert de gevraagde vergunning;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boxtel tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van ¤ 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Boxtel aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de gemeente Boxtel aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van ¤ 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.

w.g. Boll w.g. Fransen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2007

407-517.