Radboud Universiteit Nijmegen


Migratie uit Afrika heeft menselijk afweersysteem veranderd

Het menselijke afweersysteem is door natuurlijke selectie veranderd nadat de vroege mens zich vanuit Afrika over de rest van de wereld verspreidde. Een opmerkelijk verschil in de verspreiding van genvarianten over de werelddelen is verklaarbaar met behulp van de evolutietheorie. Dat blijkt uit onderzoek van het Nijmegen Centre for Molecular Life Sciences (NCMLS) naar de genetische variatie van de receptor TLR4. Zij rapporteren hierover op de website van het wetenschappelijke tijdschrift PNAS (Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America).

Een klein onderdeel van het menselijke immuunsysteem, TLR4 (toll-like receptor 4) genaamd, speurt naar de aanwezigheid van bepaalde bacteriën in het lichaam en stelt het immuunsysteem daarmee in staat om deze bacteriën onschadelijk te maken. Het gen dat codeert voor TLR4, komt in drie vormen voor: het `gewone' wilde type; een variant met een afwijking op genlocatie 299 en een variant met twee afwijkingen: zowel op locatie 299 als op locatie 399. Deze drie vormen zijn niet gelijk over de werelddelen verspreid, ontdekten Bart Ferwerda, Mihai Netea en andere onderzoekers van het NCMLS en de afdeling Interne Geneeskunde van het UMC St Radboud. Met hulp van internationale collega's verzamelden ze genensets van vijftien bevolkingsgroepen in Afrika, Europa, Azië en Zuid-Amerika.

Netea: 'Algemeen wordt aangenomen dat de eerste mensen in Afrika woonden. Van daar verhuisden ze zo'n 55.000 jaar geleden naar Azië en 40.000 jaar geleden naar Europa. Vervolgens arriveerden 15.000 jaar geleden de eerste mensen in de Amerika's. Nu is het opvallend dat in Afrika alle drie de vormen van het TLR4-gen voorkomen, terwijl in Europa alleen het wilde type en de variant 299-399 aanwezig zijn. In Azië en Zuid-Amerika wordt uitsluitend het wilde type aangetroffen.'

Twee gezichten
Netea en Ferwerda hebben aanvullend onderzoek gedaan naar de functie van de genvarianten. Ze ontdekten dat de mutatie op locatie 299 de gevoeligheid voor sepsis (bloedvergiftiging) vergroot. Tegelijkertijd biedt deze mutatie juist bescherming tegen een ernstige, veelal dodelijke vorm van malaria, de cerebrale malaria.

Uit deze twee `gezichten' van de mutatie is te verklaren waarom hij in Afrika wel aanwezig is en in de rest van de wereld niet. In Afrika komt de parasiet voor die cerebrale malaria veroorzaakt. Daar kan de bescherming die de 299-variant biedt dus het verschil uitmaken tussen leven en dood. In de rest van de wereld komt deze ernstige malaria niet voor. Toen deze genvariant met de menselijke soort vanuit Afrika uitzwermde over andere werelddelen, verviel dus het nut dat hij bood. De extra gevoeligheid voor de veelal dodelijke sepsis leidde ertoe dat de 299-variant daar als gevolg van natuurlijke selectie uitstierf. In Afrika kon hij zich tot op de dag van vandaag in een stabiele verhouding met de andere vormen van het gen handhaven, dankzij de bescherming tegen de malariaparasiet.

Toeval
Netea ontdekte ook dat de variant met twee mutaties, op de locaties 299 én 399, qua functioneren niet afwijkt van het wilde type zonder mutaties. Blijkbaar neutraliseert de 399-mutatie het effect van de 299-mutatie. De variant 299-399 heeft dus geen evolutionair voordeel en ook geen evolutionair nadeel ten opzichte van het wilde type. Het kon zich naast het wilde type gewoon handhaven. Maar waarom is het dan helemaal afwezig in Zuid-Amerika? Netea: `De evolutietheorie is gebaseerd op twee principes: enerzijds de natuurlijke selectie, anderzijds het toeval. Dat de variant 299-399 in Zuid-Amerika niet gevonden wordt, kan het gevolg zijn van toeval. Het is heel goed mogelijk dat degenen die zich uiteindelijk in Zuid-Amerika vestigden, toevallig alleen mensen waren met het wilde type.'

Noot voor de pers