Ministerie van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Verordening overeenkomst inzake visserij met Mozambique


1. Algemene gegevens

Voorstel: Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mozambique
Datum Commissiedocument: 16 augustus 2007 Nr. Commissiedocument: COM(2007)472 en COM (2007)473 Pre-lex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196072 http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196073 Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld http://ec.europa.eu/governance/impact/cia 2007_en.htm Behandelingstraject Raad: RWG Visserij extern, via Coreper naar de Landbouw- en Visserijraad (data nog onbekend).
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV Rechtsbasis: COM (2007) 472: artikel 37, juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea EG-verdrag. COM (2007) 473: artikel 300, lid 2, juncto artikel 37 EG-verdrag Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: COM (2007) 472: Raad: gekwalificeerde meerderheid en EP: advies COM (2007) 473: Raad: gekwalificeerde meerderheid, geen rol voor EP. Comitologie: Geen. Instelling nieuw Comitologie-comité niet aan de orde.
2. Samenvatting BNC-fiche:
Het betreft een akkoord dat voor EU schepen die in het kader van de IOTC (Indian Ocean Tuna Commission) rechten hebben op de visserij van tonijn, toegang te verschaffen tot de wateren (200 mijl zone) van Mozambique. De Europese Commissie regelt dit via een standaard akkoord, zoals dat ook met andere landen in de regio wordt afgesloten. De Commissie is hiertoe bevoegd vanuit de exclusieve bevoegdheid voor het EU visserijbeleid De kosten van dit akkoord sporen met de internationaal gangbare tarieven; een verordening is hiertoe het meest geëigende instrument. Nederland steunt de goedkeuring van dit akkoord.
3. Samenvatting voorstel
In juli 2004 zijn de uitgangspunten voor de nieuwe partnerschapsovereenkomsten van de Unie met derde landen door de Raad goedgekeurd. In Raadsconclusies is vastgesteld dat een geleidelijke verschuiving van toegangsovereenkomsten voor Europese vissers naar samenwerkings- overeenkomsten met betrokken derde landen wordt beoogd. In dergelijke overeenkomsten moeten de doelstellingen van duurzame ontwikkelingen in de visserij worden geïntegreerd en de overeenkomsten dienen in overeenstemming te zijn met het coherentiebeginsel. Voorafgaand aan deze discussie en goedkeuring door de Landbouw- en Visserijraad (d.d. 19/7/2004) is de Tweede Kamer, door middel van een brief van de Minister van LNV, geïnformeerd (Kamerstuk 21501-32, nr.87, d.d. 15/7/2004). Op basis van deze afspraken hebben de Europese Gemeenschap en de Republiek Mozambique

op 21 december 2006 een partnerschapsovereenkomst inzake visserij geparafeerd die vissers uit de

Gemeenschap de mogelijkheid biedt in de visserijzone van Mozambique te vissen. De partnerschapsovereenkomst, vergezeld van een protocol en een bijlage (met technische modaliteiten), heeft vanaf de inwerkingtreding (1 januari 2007) een looptijd van vijf jaar en kan worden verlengd. Het voorliggende voorstel van de Commissie COM (2007) 472 strekt tot goedkeuring en uitvoering van deze overeenkomst.
Het type visserij in deze partnerschapsovereenkomst betreft alleen tonijnachtige. EU-landen die van deze overeenkomst gebruikmaken zijn Spanje, Frankrijk, Portugal, het V.K en Italië. In totaal gaat het om 89 schepen; de referentie hoeveelheid is 10.000 ton. De visserijrechten in dit gebied zijn eerder reeds vastgesteld in de IOTC (Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan), waarvan de Europese Gemeenschap lid is. Deze intergouvernementele organisatie heeft ten doel de bestanden met tonijn en andere tonijnachtigen in de Indische Oceaan en de naastgelegen zones te beheren. De IOTC probeert door middel van o.a. instandhoudings- en beheersmaatregelen een optimaal gebruik van de onder de onderhavige overeenkomst vallende bestanden te garanderen en een duurzame ontwikkeling van hun beheer te bevorderen.
De financiële tegenprestatie (een zogenaamd toegangsakkoord voor de visserij door Europese schepen in de wateren van Mozambique) aan Mozambique is 900.000. Het gaat hier om een vergoeding per gevangen ton tonijn ( 65 euro) en een algemene vergoeding van 250.000 per jaar. De vergoeding staat in relatie tot de verwachte vangsten en kan worden aangepast als de vangsten afwijken van de verwachting. De Commissie en Mozambique stellen in onderling overleg algemene doelstellingen vast op het gebied van duurzame visserij. De nieuwe overeenkomst omvat geen gerichte acties, maar een algemene financiële ondersteuning van de tenuitvoerlegging van initiatieven die in het kader van het door de regering van Mozambique uitgestippelde sectorale visserijbeleid worden genomen. De Gemeenschap en de regering van Mozambique zullen een dialoog voeren over de opzet van een meerjarig sectoraal programma voor deze financiële steun, waarin gestreefd wordt naar duurzaamheid. Naast de vergoeding door de EU betalen ook de reders van de vaartuigen van de Gemeenschap een vergoeding (35/ton, alsmede een administratieve vergoeding variërend van 1680 tot 4200/jaar,afhankelijk van de grootte van het vaartuig) voor het verkrijgen van de licentie.
Om te garanderen dat de communautaire vaartuigen kunnen blijven vissen in de visserijzone van Mozambique, is tevens een voorstel gedaan voor een besluit van de Raad inzake voorlopige toepassing van de nieuwe partnerschapsovereenkomst vanaf 1 januari 2007. b) Impact-assessment Commissie: niet opgesteld.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid: Artikel 37 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming); Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de EG. Aangezien externe bevoegdheden parallel lopen met interne bevoegdheden, is de EG ook exclusief bevoegd om (internationale) visserijovereenkomsten te sluiten. b) Functionele toets

- Subsidiariteit: N.v.t.

- Proportionaliteit: Positief.

- Onderbouwing: Het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap en een verordening is het geëigende middel om de sluiting van de overeenkomst te verwezenlijken. Tevens draagt het voorstel bij aan de geleidelijke verschuiving van toegangsovereenkomsten voor Europese vissers naar samenwerkingsovereenkomsten, waarbij de doelstellingen van duurzame

ontwikkelingen in de visserij in deze overeenkomst worden geïntegreerd en in

overeenstemming zijn met het coherentiebeginsel.

c) Nederlands oordeel:
De EU heeft met veel derde landen visserij overeenkomsten; deze overeenkomsten worden na afloop verlengd dan wel herzien; de principiële benadering van deze partnerschapsbenadering is vastgesteld in de betreffende Raadsconclusies (d.d. 19/7/2004). Het positieve is dat het land een vergoeding krijgt voor de tonijnvisserij in haar wateren, waarbij de Commissie en Mozambique tevens in onderling overleg algemene doelstellingen vaststellen op het gebied van duurzame visserij. Het OS land hoeft nu niet zelf met rederijen te onderhandelen.

5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: De financiële tegenprestatie is vastgesteld op 900.000 per jaar. Dit bedrag wordt voor 100% gebruikt om het visserijbeleid in Mozambique te ondersteunen met het oog op een duurzame en verantwoorde visserij. b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: n.v.t., Nederland betaalt niets omdat Nederland niet vist op tonijn. c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger : n.v.t. d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:n.v.t Nederland vist niet op tonijn.

6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: n.v.t., Nederland vist niet op tonijn en hoeft daardoor niets uit te voeren. b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid : n.v.t. is al per 1 januari ingegaan
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: n.v.t
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d. a) Uitvoerbaarheid: n.v.t.
b) Handhaafbaarheid : n.v.t.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Het huidige voorstel betreft een bilaterale overeenkomst met Mozambique en heeft een positieve uitwerking op de economie en het visserijbeleid. Zo moeten de reders verplicht 20 % zeelieden van Mozambikaanse nationaliteit aan boord nemen, zijn er permanent waarnemers aan boord en worden er activiteiten ontwikkeld om de integratie van deze visserij in de economie van Mozambique te bevorderen (aanlanding, verwerking, joint-ventures etc). Daarnaast is er sprake van een wetenschappelijke samenwerking (gemengd wetenschappelijk comité). Mozambique is een OS- partnerland van Nederland. In het kader van Nederlandse afspraken over interdepartementale beleidscoherentie zouden de effecten van het EU-visserijakkoord kunnen worden versterkt in de beleidsdialoog met de Mozambikaanse overheid. Het voorstel heeft voor zover valt te overzien geen consequenties voor andere ontwikkelingslanden.

9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft geen tonijnvloot en heeft daarmee geen directe visserijbelangen binnen dit akkoord. Bij de beoordeling van visserijakkoorden met derde landen en de interactie tussen visserij en ontwikkelingssamenwerking schenkt Nederland specifiek aandacht aan de positie van het betreffende ontwikkelingsland in een dergelijk akkoord. Het gaat daarbij met name om zaken die zijn vast gelegd in de Raadsconclusies uit 2004 inzake de partnerschapsakkoorden met derde landen.

Nederland is van mening dat het nieuwe protocol in overeenstemming is met de

partnerschapsbenadering zoals is vastgesteld in de Raadsconclusies (2004) betreffende de mededeling van de Commissie over een geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met derde landen. Verder zijn de visserijrechten die EU schepen hebben in deze regio op basis van wetenschappelijke adviezen, duurzaamheidscriteria en het voorzorgsbeginsel vastgesteld door de IOTC, waarmee ook tegemoet wordt gekomen aan de algemene doelstellingen op het gebied van duurzame visserij.

Fiche 2: Besluit participatie Europese Gemeenschap aan Eurostars


1. Algemene gegevens

Voorstel: Besluit van het Europees Parlement en de Raad over de deelname van de Gemeenschap aan een onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma gericht op de ondersteuning van het onderzoek en ontwikkeling uitvoerend MKB, dat door verschillende lidstaten is opgezet.
Datum Commissiedocument: 20.09.2007
Nr. Commissiedocument: COM(2007)514
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196140 Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Onderzoek, eerste behandeling Raad voor Concurrentievermogen 27-28 september, besluitvorming voorzien 22-23 november 2007. Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ
Rechtsbasis: artikel 169 juncto artikel 172, lid 2, van het EG-verdrag Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheid, medebeslissingsprocedure
Comitologie: niet van toepassing

2. Samenvatting BNC-fiche:
Dit voorstel beoogt de goedkeuring over deelname van de Europese Gemeenschap aan het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma Eurostars. Nederland hecht waarde aan betrokkenheid van de Gemeenschap omdat de bijdrage van de Gemeenschap meer publieke en particuliere investeringen zal aantrekken. Tevens zal het voorgestelde programma (en met name de deelname van de Gemeenschap) leiden tot sterkere harmonisatie en synergie van de nationale beleidsinzet ten aanzien van het onderzoek en ontwikkeling uitvoerend MKB.
In het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (KP7)wordt met name de nadruk gelegd op de coördinatie van nationale onderzoeksprogramma's. Een van de voornaamste mechanismen die hiertoe worden voorgesteld is de deelneming van de Gemeenschap aan gemeenschappelijk uitgevoerde nationale onderzoeksprogramma's op grond van artikel 169 van het Verdrag, de zogeheten artikel 169-initiatieven. Nederland heeft de artikel 169-initiatieven verwelkomd als een van de belangrijke vernieuwingen van het KP7.Ten aanzien van Eurostars is Nederland voorstander van een gezamenlijk intergouvernementeel programma en heeft Nederland zich gecommitteerd aan deelname hieraan. Financiële steun door Nederland is toegezegd voor de periode van 2007-2009. Het is de intentie van Nederland om bij succes de financiële deelname te continueren.


3. Samenvatting voorstel :

a) Inhoud voorstel:
Dit voorstel beoogt de goedkeuring van deelname van de Europese Gemeenschap aan het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma Eurostars, dat is opgezet door verschillende lidstaten en de Europese Commissie binnen het kader van het Eureka-netwerk1. Het programma is gericht op het vergroten van de internationale R&D samenwerking door het onderzoek en ontwikkeling uitvoerend MKB en daarmee versterken van het concurrentievermogen van de Europese economie. Deze doelstelling is in lijn met de zogenaamde Lissabonstrategie.
b) Impact-assessment Commissie: niet opgesteld.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid:
Het voorstel is gebaseerd op artikel 169 van het EG-verdrag. Nederland acht dit de juiste rechtsbasis. Op grond van artikel 169 EG kan de EG voorzien in deelneming aan door lidstaten opgezette programma's zoals Eurostars. b) Functionele toets
· Subsidiariteit: positief
· Proportionaliteit: positief
· Onderbouwing
Deelname van de Gemeenschap aan Eurostars heeft meerwaarde ten aanzien van reeds bestaande investeringen van de Gemeenschap en de lidstaten in de bevordering van innovatie. Eurostars richt zich op het onderzoek en ontwikkeling van het uitvoerend MKB. De gecombineerde inzet van de lidstaten en de Commissie binnen Eurostars zorgt voor kritische massa, een gezamenlijk strategie en geharmoniseerde en gezamenlijke (cross-border) financiering om de specifieke behoefte van de doelgroep te ondersteunen. Dit programma heeft als duidelijke meerwaarde dat het leidt tot een bundeling van nationale inspanningen in een Europese context. Hiermee is het complementair aan de huidige programma's binnen het Zevende Kaderprogramma ­ waarvoor een streven is geformuleerd van 15% deelname door MKB - en aan de nationale beleidsinzet. Nederland kan zich vinden in de voorwaarden waaronder de Gemeenschap zal deelnemen aan het Eurostars-programma. Deze voorwaarden vallen binnen de afspraken die binnen het Eureka-kader tussen de Commissie en de deelnemende lidstaten zijn gemaakt ten aanzien van Eurostars. De rol van de Gemeenschap is beperkt tot het verschaffen van stimuli voor een verbeterde coördinatie, bijdragen in de uitvoeringskosten en het zorgen voor synergie met de relevante complementaire activiteiten in het 7e Kaderprogramma (KP7) en het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP). De lidstaten zijn verantwoordelijk aan het ontwikkelen van een gemeenschappelijk werkprogramma en alle overige operationele aspecten. c) Nederlands oordeel: positief
Nederland heeft de artikel 169-initiatieven verwelkomd als een van de belangrijke vernieuwingen van het EU Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (KP7), gezien de te verwachten effecten op het gebied van schaalvoordelen (coördinatie, gezamenlijke uitvoering en tegengaan versnippering). Meer specifiek, ten


1 Eureka is een intergouvernementeel netwerk van 38 Europese landen en de Europese Commissie gericht op het stimuleren van industrieel R&D in Europa.

aanzien van Eurostars is Nederland voorstander van een gezamenlijk Europees

programma op dit gebied omdat het programma naar verwachting zal bijdragen aan het versterken van de gezamenlijk ondersteuning van het onderzoek en ontwikkeling van het uitvoerend MKB en door hen uitgevoerde internationale R&D projecten. Deelname aan dit programma door de Gemeenschap wordt door Nederland ondersteund. Nederland zelf heeft zich reeds gecommitteerd aan deelname aan het Eurostars- programma. Daartoe is al financiële steun toegezegd voor de periode van 2007-2013.
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting:
Binnen het specifieke programma "Capaciteiten" van KP7 is reeds rekening gehouden in de begroting voor de ondersteuning van het MKB met dit artikel 169-initiatief. De Gemeenschap zal aan het Eurostars-programma deelnemen met een financiële bijdrage van maximaal 100 mln voor de periode 2008-2013. Het Nederlandse aandeel is 4,6 mln (4,6% van de EU begroting).
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden:
Dit besluit zelf leidt niet tot extra kosten voor Nederland. Het eerder al bevestigde commitment van Nederland aan het Eurostars-programma wel. Nederland heeft zich via de EZ begroting gecommitteerd aan het Eurostars-programma met een bijdrage van 2 miljoen per jaar voor de periode 2007-2013. Deze bijdrage komt bovenop de EU bijdrage.
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: geen d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:
De voorgestelde organisatorische structuur zorgt voor een minimale administratieve belasting. De hoofdmoot van administratieve werkzaamheden zijn toevertrouwd aan het secretariaat van Eureka als uitvoerder van het programma. Het voorstel houdt een vereenvoudiging in van de administratieve procedures voor de particuliere sector, aangezien er in het kader van Eurostars één (Europese) procedure kan worden doorlopen, terwijl nu altijd afzonderlijke nationale procedures in de vestigingslanden van de projectpartners moeten worden gevolgd. Gelijkertijd is het voordeel voor de begunstigden van het nieuwe gemeenschappelijke programma dat zij alleen de nationale voorschriften in acht moeten nemen en geen apart, arbeidsintensief verslag hoeven op te stellen over de bijdrage van de Gemeenschap. Daarmee draagt Eurostars voor de potentiële begunstigden bij aan administratieve lastenverlichting.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: geen b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Het programma gaat in 2007 van start. De eerste committering van projecten is voorzien medio 2008. Dit is praktisch haalbaar gezien de al langer lopende voorbereidingen binnen het Eureka-secretariaat.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:

Het voorstel omvat een toetsingsclausule voor een evaluatie na twee jaar. De looptijd van

het programma zal beperkt worden tot zes jaar (2008-2013), gelijk aan de resterende looptijd van het Zevende Kaderprogramma.


7. Implicaties voor uitvoering en handhaving Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d.
a) Uitvoerbaarheid:
De organisatie SenterNovem wordt met de noodzakelijke nationale activiteiten in Nederland belast ter voorbereiding en uitvoering van het Eurostars-programma. Dit omvat twee taken: de ondersteuning van Nederlandse partijen die deelnemen aan een project en het uitvoeren, monitoren en evalueren van de subsidieverstrekking aan de Nederlandse deelnemers. Dit betekent geen verzwaring, maar een lichte verschuiving van de taken van SenterNovem.
b) Handhaafbaarheid: niet van toepassing

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
a) Wel / Geen: geen
b) Toelichting implicaties: niet van toepassing

9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: In december 2006 is overeenstemming bereikt over het 7e Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (2007-2013)2. In dit programma is een aantal nieuwe elementen opgenomen, waaronder art. 169-initiatieven. Nederland heeft deze initiatieven verwelkomd als een van de belangrijke vernieuwingen van KP7. Redenen hiervoor zijn de te verwachten effecten op het gebied van schaalvoordelen (coördinatie, gezamenlijke uitvoering en tegengaan versnippering). In KP7 wordt een vijftal initiatieven aangekondigd (Ambient Assisted Living, Eurostars, Imera, Bonus en voortzetting EDCTP). Voor de 169-initiatieven is nadere besluitvorming vereist in de vorm van beschikkingen van de Raad en het Europees Parlement. Eurostars is, na Ambient Assisted Living, het tweede aangekondigde initiatief waarvoor een besluit is gepresenteerd. Ruim 98% van de Nederlandse bedrijven zijn MKB en dragen substantieel bij aan de economische ambities van zowel dit kabinet als van de Gemeenschap (Lissabonstrategie). De (bescheiden) grootte en flexibiliteit van het MKB geeft deze bedrijven de mogelijkheid om snel en gericht in te spelen op economische kansen, die zich voordoen op de markt of voorkomen uit maatschappelijk behoeften. Met name het onderzoek en ontwikkeling uitvoerend MKB kan een belangrijke bijdrage leveren aan het omzetten van kennis en nieuwe technologieën in innovatieve producten, processen of diensten en substantieel bijdragen aan bovengenoemde ambities.
Nederland hecht waarde aan betrokkenheid van de Gemeenschap omdat de bijdrage van de Gemeenschap meer publieke en particuliere investeringen zal aantrekken en het voorgestelde programma (en met name de deelname van de Gemeenschap) zal leiden tot sterkere harmonisatie en synergie van de nationale beleidsinzet ten aanzien van het onderzoek en ontwikkeling van het uitvoerend MKB. De gecombineerde inzet van de lidstaten en de Commissie binnen Eurostars zorgt voor kritische massa, een gezamenlijke strategie en geharmoniseerde en gezamenlijke (cross-

2 Besluit nr. 1982/2006/EC van het Europees Parlement en van de Raad van 18 december 2006.

border) financiering om de specifieke behoefte van de doelgroep te ondersteunen. Dit

programma heeft als meerwaarde dat het leidt tot een bundeling van nationale inspanningen in een Europese context. Hiermee is het complementair aan de huidige programma's binnen het Zevende Kaderprogramma en aan de nationale beleidsinzet

Fiche 3: Mededeling participatie van jongeren


1.Algemene gegevens

Voorstel: Mededeling van de Commissie "Het bevorderen van de volledige participatie van jongeren in onderwijs, werk en samenleving"
Datum Commissiedocument: 5 september 2007 Nr. Commissiedocument: COM (2007) 498 Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196131 Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Jeugd- OJC Raad (15-16 november) Eerstverantwoordelijk ministerie: Jeugd en Gezin

2.Essentie voorstel:
Tegen de achtergrond van vergrijzing, de hoge jeugdwerkloosheid en verontrustende cijfers over schooluitval in veel lidstaten, hebben Commissarissen Figel en Spidla een mededeling over betere kansen voor jongeren gepresenteerd. In de mededeling geven ze aan dat onderwijs en werkkansen voor jongeren in Europa moeten worden verbeterd. Daarnaast wordt vrijwilligerswerk aangemerkt als een goede mogelijkheid voor jongeren om bij de samenleving betrokken te raken.
De Commissie moedigt de lidstaten aan om de schooluitval te bestrijden, onder andere door vroeg-en voorschoolse educatie om leerachterstanden tegen te gaan. Ook dienen onderwijs en arbeidsmarkt meer op elkaar aan te sluiten en kan de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit meer worden bevorderd om de hoge jeugdwerkloosheid te bestrijden. Daarnaast dienen de lidstaten de positie van jongeren expliciet mee te nemen in hun Lissabonplannen en flexicurity-initiatieven en wil de Commissie een gestructureerde dialoog aangaan met jongeren over de terreinen van deze mededeling.
De Commissie zal iedere drie jaar een Jeugdrapport publiceren. Voor 2008 staat een EU- "handvest" betreffende de kwaliteit en beschikbaarheid van stages gepland. Andere initiatieven van de Commissie betreffen een impact assessment over vrijwilligerswerk, een pilot "Your First Job Abroad" en een studie over de toegang van jongeren tot cultuur.
3.Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
De Commissie kondigt geen concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst. Het genoemde EU-"handvest" voor kwaliteit en beschikbaarheid van stages moet nog vorm krijgen, maar zal volgens de Commissie geen verplichtend karakter krijgen. De overige activiteiten en maatregelen sluiten nauw aan bij het reeds lopende Nederlandse beleid op deze onderwerpen en hebben geen verplichtend karakter. Deze mededeling heeft geen financiële gevolgen voor Nederland.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland staat positief tegenover deze mededeling, vooral ten aanzien van het

sectoroverstijgende karakter ervan. Het Kabinet heeft de participatie van jongeren hoog op de agenda staan en de voorgestelde activiteiten sluiten goed aan op het lopende Nederlandse beleid. De Commissie nodigt de lidstaten onder andere uit om: · in nationale hervormingsprogramma's meer aandacht te besteden aan onderwijs en opleiding, met het oog op betere aansluiting van het onderwijs op de eisen van de arbeidsmarkt;
· de strijd tegen kinderarmoede op te voeren, met name door gelijke kansen voor kinderen en jongeren ten aanzien van onderwijs, inclusief voorschools onderwijs, te bevorderen, alsmede de arbeidsparticipatie van ouders;
· jongerenorganisaties en jongerenwerkers de nodige steun en middelen te geven om ook gezondheidskwesties te kunnen behandelen;
· om programma's en strategieën te ontwikkelen, na te gaan hoe het wettelijk kader verbeterd kan worden, obstakels weg te nemen, en kansarme jongeren aan te moedigen om vrijwilliger te worden.
· Tenslotte concludeert de Commissie om een aantal maatregelen te nemen teneinde bestaande processen, zoals de Lissabonstrategie, gezondheidsstrategieën en verschillende open coördinatiemethoden meer aan elkaar te koppelen, zodat jongeren meer en betere mogelijkheden geboden kunnen worden.
Diverse Nederlandse activiteiten die zijn opgenomen in het beleidsprogramma Alle kansen voor alle kinderen sluiten hierbij aan, ondermeer Van school naar werk, Aanval op de uitval (leerwerkplicht voor jongeren tot 27 jaar, landelijke aanpak voor passend onderwijs, invoering campussen), Het gezin op de kaart (kindgebonden budget, verkenning aanvullende maatregelen op terrein inkomensbeleid/kindgerelateerde regelingen), Opgroei- en opvoedingsondersteuning in de buurt (Centra voor Jeugd en Gezin, verbetering van de werving en toeleiding naar VVE-voorzieningen) en Kindvriendelijke leefomgeving. Ook in het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) en de Nationaal Strategisch rapportage sociale bescherming en insluiting (NSR) wordt aandacht besteed aan participatie van jongeren.

Fiche 4: Beschikking voor meerjarenkader voor EU-Grondrechtenbureau


1. Algemene gegevens

Voorstel: Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 168/2007, wat de vaststelling van een Meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 betreft
Datum Commissiedocument: 12 september 2007 Nr. Commissiedocument: COM(2007) 515 definitief, 2007/0189 (CNS) Pre-lex: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2007/com2007_0515nl01.pdf Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld (http://ec.europa.eu/governance/impact/practice)
Behandelingstraject Raad: Conclusies voorzien voor de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 6 en 7 december 2007.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Rechtsbasis: Artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari
2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raadplegingsprocedure; Raad neemt op voorstel van Commissie - daartoe de raad van bestuur gehoord hebbende- en na raadpleging van het Europees Parlement een Meerjarenkader aan Comitologie: Nee

2. Samenvatting BNC-fiche:
Het voorstel presenteert de thematische werkterreinen waarbinnen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (het Bureau) zijn taken zal vervullen in de periode van
2007-2012. De volgens de verordening verplichte thema's voor een meerjarenkader (MJK) zijn in het voorstel opgenomen. Zij zijn in overeenstemming met de prioriteiten van de EU en betreffen vraagstukken die zich bij de uitvoering van het gemeenschaprecht kunnen voordoen. Het voorstel benadrukt dat het Bureau zijn activiteiten in het kader van deze thema's coördineert met onder andere die van de Raad van Europa. De EU heeft een exclusieve taak tot vaststelling van een MJK. Het kader toont gezonde ambitie en gaat niet verder dan nodig is om de verplichting van genoemde verordening na te komen en de doelstelling daarvan te verwezenlijken. Daarmee kan het grondrechtenbeleid van de EU en de naleving van grondrechten door de EU en haar lidstaten voor zover zij gemeenschapsrecht uitvoeren worden verstevigd. Een risico is dat het personeelsbestand van het Bureau onvoldoende is toegerust om andere vraagstukken dan racisme en vreemdelingenhaat voldoende snel op te pakken, wat het draagvlak voor en de beoordeling van het Bureau over vijf jaar niet ten goede kan komen. Nederland is positief over het voorstel met kanttekeningen ten aanzien van genoemd risico, afstemming met de Raad van Europa en reserve ten aanzien van onderdeel c) in verband met de relatie tot derde pijleronderwerpen, waartoe het Bureau niet bevoegd is.


3. Samenvatting voorstel:

a) Inhoud voorstel:
Het voorstel presenteert de thematische werkterreinen waarbinnen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (hierna het Bureau) zijn taken zal vervullen in de periode van 2007-2012. Genoemd worden:
a) racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid; b) discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid of van personen die tot minderheden behoren; c) schadeloosstelling van slachtoffers, criminaliteitspreventie en daarmee samenhangende aspecten die relevant zijn voor de veiligheid van burgers; d) bescherming van kinderen, met inbegrip van de rechten van het kind; e) immigratie en integratie van migranten; f) asiel; g) visum- en grenscontrole; h) deelname aan de democratische werking van de EU; i) mensenrechtenkwesties in verband met de informatiemaatschappij; en j) toegang tot efficiënte en onafhankelijke rechtspraak. Vaststelling van deze terreinen zal het Bureau in staat stellen alle problemen in verband met grondrechten te behandelen die kunnen optreden op een bepaald thematisch werkterrein. Voorts zullen alle hoofdstukken van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie min of meer worden bestreken en zal tegelijk het aantal thematische werkterreinen beperkt blijven. b) Impact-assessment Commissie: niet aanwezig

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid: Aanwezig, o.g.v. artikel 5, lid 1 van de Verordening neemt de Raad immers onder andere op voorstel van de Commissie het meerjarenkader aan. De vaststelling van het meerjarenplan is op grond van de verordening een exclusieve taak voor de EG. b) Functionele toets
Subsidiariteit: n.v.t. want exclusieve bevoegdheid Proportionaliteit: positief.
· Onderbouwing
Het voorstel voor een meerjarenkader gaat niet verder dan wat nodig is om de verplichting van genoemde verordening na te komen en de doelstelling daarvan te verwezenlijken. De voorgestelde thema's bestrijken een breed werkterrein, maar zijn toch beperkt in aantal. De volgens de verordening verplichte thema's voor een meerjarenkader zijn in het voorstel opgenomen. Zij zijn voorts in overeenstemming met de prioriteiten van de Unie en betreffen vraagstukken die zich bij de uitvoering van het gemeenschaprecht kunnen voordoen. Het voorstel benadrukt dat het Bureau zijn activiteiten in het kader van deze thema's coördineert met onder andere die van de Raad van Europa. Bijzonder aandachtspunt is evenwel thema c) "schadeloosstelling van slachtoffers, criminaliteitspreventie en daarmee samenhangende aspecten die relevant zijn voor de veiligheid van burgers" in verband met de vage formulering ervan en de mogelijke overlap met het werkterrein van de derde pijler ten aanzien waarvan het Bureau niet bevoegd is. Overigens kunnen lidstaten op grond van een verklaring bij de verordening het Bureau bevragen op 3e pijler-aangelegenheden. NB. Nederland heeft in een afzonderlijke verklaring aangegeven geen gebruik te zullen maken van deze mogelijkheid.
c) Nederlands oordeel:
Het is positief dat het voorstel voor thema's die het Bureau dient op te pakken de gewenste ambitie toont, waarbij de aandacht voor racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid duidelijk gewaarborgd blijft. Nadere programmering en accenten zullen worden gemaakt in

het kader van de jaarprogramma's van het Bureau. Bij de uitwerking van deze thema's zal de

complementariteit ten opzichte van de activiteiten van onder andere de Raad van Europa voortdurend in de gaten moeten worden gehouden. De mate waarin het Bureau de voorgestelde ambities kan waarmaken zal van groot belang zijn voor de beoordeling van het Bureau over vijf jaar. Hiervoor genoemd thema c) zal moeten worden gepreciseerd om de hiervoor gesignaleerde zorg betreffende overschrijding van bevoegdheden. Daarnaast verdienen de bronnen waaruit de prioriteiten van de Unie zijn gedistilleerd nadere specificatie en uitwerking, te meer omdat deze bronnen veelal (ook) grondrechtenonderwerpen bevatten die qua geografische3 en juridische reikwijdte de werkingssfeer van het Bureau te buiten gaan.
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: geen. Overigens is (in het kader van de Financiële Perspectieven 2007-2013) beoogd het Bureau achtereenvolgens te laten beschikken over een budget van 15 miljoen in 2008, 17 miljoen in 2009, 20 miljoen in 2010, wederom
20 miljoen in 2011 en 22 miljoen in 2012
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden:geen
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger:geen d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:geen

6. Implicaties juridisch
d) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: geen e) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Niet vermeld in het voorstel, doch de bedoeling zal zijn per direct, gelet op de periode waarop het programma betrekking heeft (2007-2012). f) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Overweging 29 van de verordening tot oprichting van het Bureau bepaalt dat het Bureau te gelegener tijd de nodige evaluaties van zijn activiteiten moet verrichten, op basis waarvan de werkingssfeer, de taken en de werkmethoden kunnen worden beoordeeld. Hoewel niet genoemd, is voorstelbaar dat met die evaluaties ook de werkterreinen kunnen worden beoordeeld. Om dit meer expliciet te maken, is het wenselijk een afzonderlijke bepaling daarover te laten opnemen in het voorstel. Daarbij denkt Nederland dat in elk geval na 5 jaar een evaluatie dient plaats te vinden.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d.
c) Uitvoerbaarheid: bij zijn werkzaamheden binnen de voorgestelde thema's zal het Bureau mede gebruik maken van nationale expertises, bestaande netwerken en internationale organisaties zoals de Raad van Europa.
d) Handhaafbaarheid: n.v.t.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
c) Geen


3 Het agentschap richt zich op de stand van zaken in de EU en haar 27 lidstaten inzake grondrechten. EU kandidaatlidstaten en landen waarmee Stabilisatie- en associatieakkoorden zijn gesloten, kunnen worden uitgenodigd deel te nemen mits een speciale procedure is gevolgd.

d) Toelichting implicaties: n.v.t.


9. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: Nederland hecht aan de bevordering van de naleving van grondrechten binnen de Europese Unie en haar lidstaten bij de uitvoering van het gemeenschapsrecht. Het Bureau voor de grondrechten heeft de taak om in dat kader activiteiten te ontplooien, een en ander ter realisering van zijn in de oprichtingsverordening vastgelegde doel. Dat doel houdt in (1) het bieden van bijstand en expertise op het gebied van de grondrechten aan de betrokken instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Gemeenschap en haar lidstaten wanneer zij het Gemeenschapsrecht uitvoeren en (2) hen helpen de grondrechten volledig te eerbiedigen wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsgebieden maatregelen of acties ontwerpen. Het Bureau houdt zich dus bezig met grondrechtenvraagstukken die zich bij de uitvoering van het Gemeenschapsrecht in de Europese Unie en in haar lidstaten kunnen voordoen. Om doublures te voorkomen en om complementariteit en meerwaarde te waarborgen, coördineert het Bureau zijn activiteiten met die van de Raad van Europa. Daartoe sluit de Gemeenschap een overeenkomst met de Raad van Europa voor nauwe samenwerking van deze Raad met het Bureau. Verwezen zij naar een toekomstig afzonderlijk fiche daarover. Het Bureau zal zijn taak operationaliseren binnen de kaders van het meerjarenkader, dat daartoe de geschikte aanknopingspunten biedt. Handhaving van de aandacht voor racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie zijn daarbij van groot belang, evenals - meer algemeen - de voorkoming van overlap met activiteiten van internationale organisaties, in het bijzonder die van de Raad van Europa. Onderwerpen die zich in potentie (mede) dreigen of lijken uit te strekken tot het terrein van de derde pijler, waarvoor het Bureau niet bevoegd is, behoeven echter een kritische benadering. Dit geldt in het bijzonder voor thema c): "schadeloosstelling van slachtoffers, criminaliteitspreventie en daarmee samenhangende aspecten die relevant zijn voor de veiligheid van burgers". Nederland zal aandacht vragen voor het risico dat het personeelsbestand van het Bureau onvoldoende is toegerust om andere vraagstukken dan racisme en vreemdelingenhaat voldoende snel op te pakken. Dat kan tot negatieve gevolgen voor het draagvlak voor en de beoordeling van het Bureau over vijf jaar leiden. Daarnaast verdienen de bronnen waaruit de prioriteiten van de Unie zijn gedistilleerd nadere specificatie en uitwerking, te meer omdat deze bronnen veelal (ook) grondrechtenonderwerpen bevatten die qua geografische en juridische reikwijdte de werkingssfeer van het Bureau te buiten gaan. Tot slot zal navraag worden gedaan naar de gewenste datum van inwerkingtreding, die niet is vermeld, maar naar mag worden aangenomen gelet op de periode waarop het programma betrekking heeft (2007-2012), per direct zal zijn.

Fiche 5: Verkort BNC-fiche: Dierengezondheidsstrategie

Voorstel: A New Animal Health Strategy for the European Union (2007-2013) where "Prevention is better than cure" (officiële NL titel nog niet beschikbaar) Datum Commissiedocument: 19 september 2007 Nr. Commissiedocument: COM(2007) 539 Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196180 Nr. Impact-assessment Commissie: SEC/2007/1189 en SEC/2007/1190 Opinie Impact-assessment Board http://ec.europa.eu/governance/impact/cia_2007_en.htm: Nog niet beschikbaar.
Behandelingstraject Raad: RWG Veterinaire experts en Chief Veterinary Officers; de Commissie zal het voorstel presenteren in de Landbouwraad van oktober, een eerste discussie is voorzien in de Landbouwraad van november 2007; de Raadsconclusies worden verwacht in de Landbouwraad van december 2007
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV

2. Essentie voorstel :
a) Inhoud voorstel:
Het voorstel geeft de strategie van de Commissie weer op het gebied van de diergezondheid voor de periode 2007-2013. Het Europese diergezondheidsbeleid is er primair op gericht om dierziekten binnen de EU te voorkomen en om veilige handel in dieren en hun producten binnen de EU te bevorderen. Daarnaast is het Europees diergezondheidsbeleid erop gericht om de gezondheid en het welzijn van dieren te bevorderen. Dit alles in goed partnerschap, ook met organisaties van belanghebbenden binnen een zo breed mogelijk terrein dat alle diercategorieën beslaat (hobbydieren, gezelschapsdieren, commercieel gehouden dieren en wilde dieren). De Commissie heeft vier einddoelen geformuleerd:
1. een hoog niveau van volksgezondheid en voedselveiligheid waarborgen door de biologische en chemische risico's voor mensen te minimaliseren;
2. het steunen van boeren en de plattelandseconomie door dierziektes zo min mogelijk voor te laten komen;

3. het verbeteren van de economische situatie binnen de sector door vrij verkeer van goederen in deze sector mogelijk te maken, alsmede een betere balans met diergezondheidsrisico's en dierenwelzijn bij veetransporten;
4. het verbeteren van veehouderijpraktijken en dierenwelzijn ter voorkoming van diergezondheidsbedreigingen en ter minimalisatie van milieugevolgen. b) Impact-assessment Commissie: SEC/2007/1189 en SEC/2007/1190. Het impact- assessment van de Commissie wordt thans nog bestudeerd.
3. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid: De Gemeenschap is bevoegd om activiteiten op de terreinen genoemd in het

voorstel (voornamelijk diergezondheid en dierenwelzijn en in mindere mate voedselveiligheid, volksgezondheid en milieu) te ontplooien. b) Functionele toets:
· Subsidiariteit: n.v.t.
· Proportionaliteit: n.v.t.
· Onderbouwing: Uit deze mededeling vloeien nog geen directe voorstellen voort m.b.t. wet- en regelgeving. Het is daarom ook nog te vroeg om een oordeel uit te spreken over de uiteindelijke beoordeling m.b.t. subsidiariteit en proportionaliteit. Wanneer de strategie wordt uitgewerkt in regelgeving zullen deze onderwerpen aan de orde komen. Desalniettemin kan opgemerkt worden dat, zoals de mededeling nu voorligt, het gevoelen van Nederland over de intenties m.b.t. subsidiariteit en proportionaliteit positief zijn. Nederland is van mening dat het voorkomen en bestrijden van dierziekten mede een internationale aangelegenheid is, aangezien dierziekten geen rekening houden met landsgrenzen..
c) Voorlopig Nederlands oordeel: Het huidige initiatief van de EU dat voortvloeit uit een eerder uitgevoerde evaluatie is een logisch gevolg dat door Nederland wordt gesteund. Daarnaast ondersteunt Nederland de vier einddoelen van de Commissie, waarin ook de verbetering van dierenwelzijn wordt genoemd ter voorkoming van diergezondheidsbedreigingen.De mededeling laat zien waar de EU op inzet en dat wordt gesteund door Nederland.

4. Nederlandse positie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: Het Europese diergezondheidsbeleid is direct van invloed op Nederland. De verplichtingen die in EU-verband worden opgesteld zijn van invloed op de bestrijding van dierziekten in Nederland en/of bepalen in belangrijke mate de mogelijkheden bij export van dieren en producten van dieren. Daarnaast stimuleert de EU financiële programma's om dierziekten uit te roeien en vergoedt de Commissie bepaalde kosten van de bestrijding bij dierziektenuitbraken. Bij de uitbraak van MKZ (Mond- en Klauwzeer) in 2001 en de uitbraak van AI (Aviaire Influenza/ vogelgriep) in 2003 heeft Nederland hiervan geprofiteerd. Het ministerie van LNV is bijna gereed met een Nationale Agenda Diergezondheid. Dit document kan mede worden ingezet voor input in het Europese beleid en kent voor een groot deel dezelfde elementen als de door de Commissie in haar mededeling beoogde communautaire diergezondheidsstrategie. Nederland hecht daarbij ook in Europees verband veel belang aan een grote rol voor de belanghebbenden en wil bovendien dat in de andere EU- lidstaten net als in Nederland de toerekenbare kosten voor de bestrijding van dierziekten door het bedrijfsleven worden gedragen.
Nederland kan de in de mededeling van de Commissie beoogde nieuwe diergezondheidsstrategie derhalve in grote mate steunen. Er zijn wel punten die bij de verdere uitwerking van de Europese diergezondheidsstrategie extra aandacht behoeven:
1. Differentiatie. Het is van groot belang dat de EU in haar nieuwe diergezondheidsbeleid ruimte biedt aan de lidstaten om, waar mogelijk, onderscheid te maken tussen verschillende 'houderijtypen' (commercieel, hobby en natuur). Uit de maatschappelijke consultatie in het kader van de Nationale Agenda Diergezondheid komt dit als een van de belangrijkste speerpunten naar voren. Differentiatie kan bijdragen aan een vermindering van spanningen tussen sectoren in geval van dierziektecrisissen


2. Vaccinatie. Nederland staat een verdergaande vaccinatiestrategie voor. De verbreding van

mogelijkheden voor preventieve vaccinatie en noodvaccinatie tegen dierziekten kan explicieter in de uitwerking van de Europese diergezondheidsstrategie genoemd worden. De mogelijkheid van noodvaccinatie draagt niet alleen bij aan een groter draagvlak voor bestrijdingsmaatregelen, maar vermindert ook de vaak aanzienlijke directe en indirecte kosten van uitbraken.

3. Harmonisatie. Een belangrijk onderdeel van de Europese diergezondheidsstrategie is het voorstel om de kostentoedeling van dierziektebestrijding te harmoniseren. Nederland ondersteunt dit voorstel, mits het principe van doorbelasting van de toerekenbare kosten aan het bedrijfsleven niet wordt verlaten.
Om de discussie over kostentoedeling zo goed mogelijk in EU-verband in deze richting te krijgen zet Nederland in op een categorisatie van dierziekten die bepalend moet zijn voor de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de bestrijding: de individuele dierhouders, houders gezamenlijk (sectoren) of de overheid. Criteria voor de beoogde categorisatie van dierziekten dienen o.i. te zijn: (i) risico voor de humane gezondheid, (ii) de aard van de toe te passen bestrijdingsmaatregelen en (iii) de mate van optreden van externe effecten van de dierziekte en/of de bestrijdingsmaatregelen. Op deze wijze wordt drie categorieën van dierziekten gecreëerd, lopend van een hoog naar een beperkt tot geen of nauwelijks publiek belang. Met name voor de categorieën van dierziekten met een beperkt of geen publiek belang kan dan worden getracht in EU verband afspraken te maken over een beperking van de betaling van de bestrijdingskosten door de overheid met publieke middelen. Als bij deze categorieën met beperkt of geen publiek belang het bedrijfsleven dan ook nog de uitvoerder is, ontstaat de mogelijkheid dat de financiering (risico-afdekking) van de bestrijdingsmaatregelen plaats kan vinden door middel van (private) verzekering. In het geval verzekeringen de financier worden van de bestrijding van dierziekten, hebben verzekeraars meer instrumenten tot hun beschikking om preventie af te dwingen bij de deelnemers (premiereductie, eigen risico, etc.). Nederland acht het wenselijk dat deze mogelijkheid geboden wordt.Van belang voor Nederland blijft dat het mogelijk moet blijven om alle toerekenbare kosten volledig door te belasten aan de sector.