Partij van de Arbeid

Den Haag, 16 oktober 2007

BIJDRAGE VAN NOTEN (FRACTIEVOORZITTER PVDA) AAN DE ALGEMENE POLITIEKE BESCHOUWINGEN IN DE EERSTE KAMER

GESPROKEN WOORD GELDT!!!!!

MdV, laat ik op voorhand maar de ergste spanning wegnemen: de leden van mijn fractie zijn tevreden over de keuzes die de regering heeft gemaakt. Uiteraard zijn we niet zonder kritiek en zeker niet zonder twijfel. Maar de hoofdlijnen van beleid heeft onze steun. De regering wil samen met anderen (en ik citeer) 'werken aan groei, duurzaamheid, respect en solidariteit. Aan een samenleving waarin oog is voor elkaar en waarin recht wordt gedaan aan ieders mogelijkheden en talenten'.(einde citaat). Deze formulering is ons Sociaal Democraten uit het hart gegrepen. De regering kiest voor een samenleving waarin mensen zich duurzaam met elkaar verbonden weten, vertrouwen hebben in elkaar én in de toekomst. Het is de samenleving waar ook de leden van mijn fractie naar verlangen. Maar willen we daar dichter bij die samenleving komen, dan zullen we blijvend moeten investeren en er gelijktijdig op vertrouwen dat de revenuen in de toekomst daadwerkelijk zichtbaar zullen worden. Wij zien dat ook de regering zich dit terdege beseft en daar zijn we verheugd over.

Maar noodzakelijke investeringen laten zich niet alleen in geld uitdrukken. Er zijn er die niet eens in de miljoenennota terug te vinden zijn. Investeren in de kwaliteit van de rechtstaat, investeren in tolerantie en wederzijds begrip, investeren in vertrouwen, vertrouwen in elkaar, de toekomst én de overheid, het laat zich slechts ten dele of zelfs helemaal niet uitdrukken in euro's. En juist hier hebben de leden van mijn fractie ook wat zorgen.

MdV, laten we niet beginnen met onze zorgen maar met onze zegeningen. De solidariteit is terug; misschien zelfs opnieuw is uitgevonden. Dat vergt enige toelichting. Solidariteit is naar de mening van mijn fractie ook in onze tijd nog steeds een buitengewoon intelligent idee. Solidariteit zorgt voor sociale samenhang in een samenleving, is de basis onder sociale arrangementen en geeft burgers de kans om hun talenten te ontwikkelen en die vervolgens ook te gebruiken. Het hanteert het principe van 'de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten' én, misschien belangrijker nog, het gaat uit van de gedachte 'samen sta je sterk'. Solidariteit gaat niet alleen over een gevoel van rechtvaardigheid maar is ook, plat gezegd, efficiënt en effectief. Er zit altijd een element van een transactie in verweven: je levert je bijdrage aan het collectief en in ruil krijg je kansen, zekerheid en veiligheid. Het is in die zin het fundament onder iedere beschaafde samenleving. Maar de solidariteit waar de regering nu om vraagt lijkt van een ander soort. De transactie, het platte eigen belang, lijkt te ontbreken. Het gaat dit keer namelijk niet alleen om de solidariteit tussen sterk en zwak en de solidariteit tussen generaties in het hier en nu, maar juist om de solidariteit met toekomstige generaties. De zowel politieke als principiële vraag in onze tijd is dan ook: Kiezen wij, de burgers in 2007, voor meer consumptie? Of kiezen we ervoor om te investeren in een leefbaar milieu, een robuuste overheidsfinanciering en de ontwikkeling van kennis en kunde. Dat laatste gaat ons zelf niet zoveel opleveren. Maar toekomstige generaties wel. Hier is, naar de mening van mijn fractie, solidariteit niet alleen een kwestie van welbegrepen eigenbelang. Het is een kwestie van fatsoen. Je eigen rekening betalen. De zaak netjes achterlaten, zoals je hem ook hebt aangetroffen.

MdV, we zien dat terug in de verschuiving van lastendruk. Meer op consumptie, en dan met name milieubelastende consumptie en minder op arbeid. Dat is verstandig. We mogen daardoor hopen dat de milieubelastende consumptie afneemt. Maar in hoeverre dat echt gaat gebeuren is natuurlijk de vraag. De regering probeert maatschappelijk draagvlak te vinden voor haar ambitieuze doelstellingen als het gaat om het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en de te realiseren energiebesparingen. Ze is bezig met het afsluiten van 'convenanten' en vertrouwt daarbij op 'inspanningsverplichtingen'. Dat is niet alleen sympathiek maar ook verstandig. Gelijktijdig blijft de vraag of het in een marktgedreven economie gaat werken. Wij ondersteunen het beleid, maar vragen ons af of er niet ook gewerkt moet worden aan een alternatief scenario zodra blijkt dat alle inspanningen niet het gewenste resultaat opleveren. En dat zal dan toch een beleid moeten zijn dat veel meer dwingend de markt ordent langs groene grenzen dan nu het geval is.

MdV, we zien het ook terug in zoiets prozaïsch als de verlaging van de lastendruk op arbeid. De armoedeval wordt verkleind en de kosten van arbeid worden verlaagd. Allemaal goed voor de arbeidsparticipatie. Want de leden van mijn fractie denken, met de regering, dat de mate waarin we er met zijn allen in slagen om meer mensen langer aan het werk te krijgen bepalend is voor de houdbaarheid, lees betaalbaarheid, van onze verzorgingsstaat. De verhouding actieven - inactieven verschuift dramatisch. De druk op de arbeidsmarkt zal daardoor verder toenemen. De tekorten die bijvoorbeeld in de zorg verwacht worden zijn fenomenaal. In het onderwijs, zo wijst het SER rapport uit, is het niet beter. De verwachte instroom van schoolverlaters in de beroepsopleidingen is absoluut onvoldoende. Dat we deze tekorten kunnen opvangen met een stijging van de arbeidsproductiviteit is onwaarschijnlijk. Juist in de semi-publieke sectoren gaat dat niet lukken; het gaat om 'de handen aan het bed, de agenten in de wijk, de leraar voor de klas'. Het werk aantrekkelijker maken is een noodzaak. Aantrekkelijker arbeidsvoorwaarden is een steun in de rug, maar dan komt het vraagstuk van de betaalbaarheid nog nadrukkelijker aan de orde.

MdV, vanwege die betaalbaarheid streeft de regering naar een begrotingsoverschot, juist om de te verwachten stijging in de collectieve lastendruk te kunnen financieren. Onze staatschuld komt onder de 38% van het bruto nationaal product, een fenomenale prestatie. Maar het is ook nodig. Toenemende kosten van zorg, zowel door vergrijzing als door autonome groei, toenemende kosten van oudedagsvoorzieningen, afnemende gasopbrengsten, toenemende schaarste op de arbeidsmarkt met de daarbij behorende opwaartse druk op de loonontwikkeling; kortom een buitengewoon giftig mengsel. Het antwoord van de regering luidt: participatie en een begrotingsoverschot van 1%. Maar is dat genoeg? Over het eerste, bevordering van participatie, is de Raad van State kritisch. Zij vindt het beleid niet overtuigend. En wat het begrotingsoverschot betreft: dat is volgens het CPB 2% te weinig. De leden van mijn fractie hebben grote waardering voor de inzet van het kabinetsbeleid, waardering voor de stappen die gezet zijn, maar vragen zich gelijktijdig af of het voldoende is. Een vraag die te belangrijk is onbeantwoord te laten.

MdV: Natuurlijk, met name als het gaat om participatie zien we sympathieke initiatieven terug in de begroting van Onderwijs en VWS. Bij Sociale Zaken mogen we hopen op de afspraken met Sociale Partners. We zien een pakket aan subsidies in 2008 van in totaal 165 miljoen. Dat is niet niks. Maar voor zover wij kunnen waarnemen is het wel nog wat stil bij Binnenlandse Zaken. De overheid is verreweg de grootste werkgever in dit land. Zeker als we de effecten naar de semi-publieke sector meenemen. Van die werkgever mogen we een voorbeeld verwachten. Een vergaand voorbeeld. Wij verwachten van de regering op korte termijn een visie hoe zij zich als werkgever gaat opstellen. Welke doorbraken in beleid zij op het oog heeft.

MdV: De Minister President heeft aangegeven 'nivelleren' een naar woord te vinden. De leden van mijn fractie hebben gelukkig wat minder moeite met het woord maar ik begrijp zijn weerzin wel. Nivelleren suggereert misschien teveel dat de norm is: 'alles en iedereen hetzelfde', dat prestaties niet beloond mogen worden, een afgunst voor het uitzonderlijke talent. In die zin zou nivelleren een politiek doel op zichzelf kunnen zijn. En dat is het natuurlijk niet. Maar het is wel een middel om onbegrepen inkomensverschillen in een samenleving te verkleinen. Het gaat hier echt om het woord 'onbegrepen'. Daarbij is niet de logica van de markt leidend. Wel de normen en waarden die de samenleving als geheel passend vindt. En op dat vlak is er echt iets mis aan het gaan. Wij zijn dan ook verheugd dat er nu eindelijk iets gebeurt aan het vraagstuk van de topinkomens. Te weinig nog wat ons betreft. Maar er is wel een begin. En overigens een begin dat ons alleszins redelijk lijkt. Het maximeren van pensioenopbouw bij ¤185.000 kan nnauwelijks op bezwaren rekenen vanuit een sociaal oogpunt. Want het is toch volstrekt logisch dat het faciliteren van een pensioen door de overheid ergens ophoudt. Op een bepaald moment kunnen mensen toch wel een beetje voor zichzelf gaan zorgen? De leden van mijn fractie blijven het overigens jammer vinden dat dezelfde gedachtegang niet gevolgd is bij de aftrek van de hypotheekrente. Maar wat niet is kan nog komen.

MdV, de leden van mijn fractie zijn tevreden dat er een begin is gemaakt, maar het mag echt nog wel wat tandjes meer. Teveel overheidsgeld gaat naar mensen en doelen die het niet nodig hebben. Dat verstopt de woningmarkt én het zet collectieve voorzieningen onder druk terwijl dat niet nodig is. Mogen wij hopen op meer?

MvdV, nog kort iets over de ambities om achterstandswijken om te toveren in prachtwijken. Het is goed dat de regering 'dood geld' bij woningcorporaties wil reanimeren en inzetten voor investeringen in achterstandswijken. En het is goed dat de regering geld van plekken waar veel is overhevelt naar plaatsen waar een schrijnende behoefte aan geld is. Maar het is wel de vraag of ze dat op een verstandige wijze doet. In de begroting 2008 wordt rekening gehouden met ¤ 500 miljoen aan innkomsten uit belastingheffing bij de woningcorporaties. Het gaat daarbij niet om een partiële belastingplicht voor aangegeven commerciële activiteiten maar om een integrale belastingplicht. Dat zorgt voor veel onrust en onbegrip in de sector. Niemand weet precies wat de gevolgen zijn van een integrale belastingplicht voor iets wat wij een maatschappelijke onderneming noemen. Simpele vraag: Mogen ze nu wel of niet winst maken? En als ze die mogen maken, mogen ze er dan ook mee doen wat ze willen? Als sociaaldemocraten hebben we ons meer dan 100 jaren lang sterk gemaakt voor een brede sociale huursector. Niet voor niets. Het kan volgens ons dan ook niet zo zijn dat de gevolgen van zo'n ingrijpende belastingmaatregel niet onderzocht zijn voordat tot invoering wordt overgaan. Daarom vragen wij de regering om een dergelijk onderzoek.

MvdV. Wat hier voor woningcorporaties geldt is ook van toepassing op zorgaanbieders en onderwijsinstellingen. Nadenken over fiscalisering van maatschappelijke ondernemingen hoort dan ook thuis in een bredere context dan nu gebeurt. Zeker nu er een discussie plaats vindt over het creëren van een aparte rechtspersoon voor maatschappelijke ondernemingen. Het is overigens, wat de leden van mijn fractie betreft, zeer de vraag of nut en noodzaak van een nieuwe rechtspersoon opwegen tegen de verzwaring van de regelgeving, die dat met zich meebrengt. De toegevoegde waarde van een eigen rechtspersoon waaraan voorschriften verbonden zijn naast voorschriften in sectorwetgeving komt ons vooralsnog als onvoldoende doordacht over.

MdV, tot zover de miljoenennota. Het document dat over de harde euro's gaat. Dan nu aandacht voor die andere doelstellingen van beleid: 'Investeren in de kwaliteit van de rechtstaat, investeren in tolerantie en wederzijds begrip, investeren in vertrouwen, vertrouwen in elkaar, de toekomst én de overheid'. En dan wil ik graag beginnen met ons zelf: de Senaat.

MdV, het is een van onze opdrachten, hier in deze kamer, om te waken over de grondrechten van onze burgers. Hoeders van het staatsrecht, zo zien we onszelf en zo zien wij ons graag. Een opdracht die we alleen mogen uitvoeren omdat wij daartoe democratisch zijn gelegitimeerd. Zijn we dat? Volgens artikel 53 van de grondwet worden de leden van beide Kamers der Staten Generaal gekozen op basis van evenredige vertegenwoordiging en worden de verkiezingen gehouden bij geheime stemming. Het is de vraag of daar, gezien de ervaringen van de afgelopen verkiezingen, nog wel sprake van is. Ervaringen overigens die door nagenoeg alle partijen heenlopen.
1)De positie van een Statenlid als kiezer weegt aanmerkelijk zwaarder dan bij andersoortige verkiezingen én verschilt bovendien sterk tussen de provincies. Zo is het door het systeem van stemwaarden al mogelijk om gekozen te worden als lid van de Eerste Kamer door de stem te verwerven van slechts 2 statenleden uit Zuid-Holland. Dat is wel heel erg weinig. Is hier nu nog echt sprake van een verkiezing op basis van evenredige vertegenwoordiging? Het gevolg overigens van de wijziging in de kieswet in 1989 toen er voor is gekozen om ook bij de Eerste Kamer, in navolging van de Tweede Kamer de halve kiesdeler te hanteren. De leden van mijn fractie vragen zich af of dat nog steeds wijs is.
2)Een ander bedenkelijk element is de mogelijke aantasting van het stemgeheim. Door de bekendmaking van de uitslag per provincie is, zeker voor wat betreft de leden van de kleinere Statenfracties, zonder al te veel problemen te achterhalen wie op wie gestemd heeft. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Als we al een systeem met voorkeurstemmen kennen en willen behouden, dan moet een geheime stemming toch zoveel als mogelijk verzekerd zijn.
3)De Eerste Kamer verkiezingen zijn de enige verkiezingen waarbij er onderhandeld wordt over de uitslag. Nadat de burger haar vertegenwoordigers in de Provinciale staten heeft gekozen ontstaat er een circus, gevoed door complexe rekenmodellen, waarbij de optimale lijstverbinding wordt gezocht. Een eventuele lijstverbinding wordt namelijk pas aangegaan nàdat de stemverhoudingen bekend zijn. Over de uitslag van een verkiezing moet niet worden onderhandeld. Op zijn minst dienen lijstverbindingen te worden aangegaan vóórdat de burger zijn stem heeft uitgebracht. Niet daarna. Is de regering bereid om over deze zaken na te denken en wellicht met voorstellen te komen?

MdV, wij beschermen de grondrechten, zo goed als het kan, en de grondrechten beschermen individuen en groepen burgers tegen de staat. En die bescherming is ook echt nodig. Er is altijd een spanning tussen enerzijds het zelfbeschikkingsrecht van het individu en anderzijds de plicht van de overheid om veiligheid en zekerheid voor burgers te waarborgen. En dat laatste kan ten koste gaan van de vrijheid van het individu. Misschien moet ik zeggen: kan niet anders dan ten koste gaan van de individuele vrijheid. In dit verband ligt het voor de hand om te denken aan de wetgeving die de afgelopen jaren in kader van terrorismebestrijding bij ons voorbij is gekomen. Wetgeving waarover wij zeer kritisch waren. Diezelfde spanning vinden we terug bij een veel minder spectaculaire wet zoals de BOPZ; gedwongen opneming, op gezag van de burgemeester, van mensen die er psychisch of anderszins ernstig aan toe zijn. We willen het nut en de noodzaak van deze wet op geen enkele manier betwijfelen maar dat neemt niet weg dat ook hier sprake is van een spanning tussen enerzijds het zelfbeschikkingsrecht van een individu, niet zomaar een recht maar een grondrecht, en anderzijds de plicht van de overheid om in te grijpen op het moment dat mensen zichzelf of hun omgeving in gevaar brengen. Hetzelfde zien we bij zo'n onopvallende wet als het verhogen van de leeftijd in de Gesloten Jeugdzorg, en we gaan het ongetwijfeld vaker tegenkomen bij de uitvoering van sommige plannen van de minister van Onderwijs en de minister van Jeugd en Gezin. Het kan nodig, zelfs noodzakelijk zijn dat de overheid achter de voordeur kijkt en vervolgens ingrijpt, daarover geen twijfel. Maar er is dan wel sprake van gedwongen vrijheidsneming en dat is bepaald geen sinecure, ook al gebeurt het met de beste bedoelingen.

MdV, iedere keer weer moet een afweging worden gemaakt tussen enerzijds het recht op zelfbeschikking en anderzijds de plicht van de overheid om in bepaalde situaties in te grijpen. Ik vraag de regering om dit debat niet alleen bij wijze van spreken 'toevallig' te voeren aan de hand van voorbij komende wetgeving maar om dat fundamenteler aan te pakken. Misschien is het wel een vraagstuk om eens advies over te vragen.

MdV, over advies gesproken. Een krachtig bestuur kenmerkt zich doordat zij bij voortduring haar eigen onafhankelijke tegenspraak organiseert. Dat komt, daar zijn wij zeker van, de kwaliteit van het beleid ten goede. In dat verband zijn wij dan ook ongerust over de plannen die de regering heeft met betrekking tot het adviesstelsel. Natuurlijk moet om de zoveel tijd alles opnieuw bekeken en beoordeeld worden dus ook het adviesstelsel. Dat mag ook met een zeer kritische blik gebeuren. Maar met als doel om geld te besparen? Dat begrijpen de leden van mijn fractie niet zo goed. Helemaal niet eigenlijk. Pennywise poundfoolish. Dat is wat het bij ons oproept. Goed beleid begint met het organiseren van tegenspraak. Tegenspraak van mensen die iedere keer weer informeren hoe het ervoor staat met de kleren van de keizer. Dat vereist onafhankelijk denkende mensen die de baas zijn over hun eigen agenda. Een paar schoten voor de boeg: we vragen ons af of een coördinatiefunctie in het adviesstelsel te combineren is met een onafhankelijke adviesfunctie. We hebben onze twijfels. Dat het financieel-economisch domein geen adviesraad nodig heeft omdat we daar de SER al hebben is wat ons betreft zeer de vraag. In de SER zijn advies en belangenbehartiging verstrengeld. Dat is goed voor de legitimatie van het beleid maar niet voor de onafhankelijkheid van het advies. We zullen de voorstellen van de regering afwachten en hopen in ieder geval dat de regering rond de tijd dat de voorstellen de Eerste Kamer bereiken, doordrongen zal zijn van het besef dat het adviesstelsel niet alleen van haar is, maar ook van het parlement. Dat besef lijkt nu te ontbreken.

MdV, een krachtig bestuur organiseert haar eigen tegenspraak maar is dat voldoende? Wellicht zijn er momenten denkbaar waarin een regering én volksvertegenwoordiging niet alleen de gelegenheid moet bieden om zich te laten tegenspreken maar ook om zich te laten tegenhouden. Dan gaat het om echte tegenmacht. En zo komen we onvermijdelijk op het onderwerp van het referendum. Een paar opmerkingen daarover.
1)Wij hebben grote twijfels bij zoiets als een raadgevend referendum, zeker als het om complexe politieke besluiten gaat. Het zal als juridisch construct vast bestaan, maar vanuit een sociologische én politieke werkelijkheid kunnen we er ons niet zoveel bij voorstellen. Is het denkbaar om een 'advies', uitgebracht door miljoenen burgers, te negeren? Volgens ons is dat politiek onbestaanbaar. Daarnaast, wij geloven in de waarde van onze representatieve democratie. Een democratie waarin de volksvertegenwoordiger het volk ook daadwerkelijk vertegenwoordigt en daarover verantwoording aflegt. Dat is iets anders dan napraten. Ook dat uitgangspunt verzet zich tegen zoiets als een raadgevend referendum. Bezwaren overigens die voor het 'correctieve' referendum niet of in ieder geval in veel minder mate gelden.
2)Een referendum moet geen 'tweede kans' zijn voor politici die het debat in het parlement verloren hebben. Dat lijkt ons een miskenning van het representatieve karakter van onze democratie en daarmee gevaarlijk. Politici doen hùn ding in het parlement. En de burgers doen het erbuiten. Een referendum moet geen speeltje zijn van politici maar een machtswoord van burgers. Dat pleit voor een referendum van onderop.
3)De leden van mijn fractie maken zich zorgen over het feit dat de discussie over een referendum op ad hoc basis gevoerd dreigt te worden. Dat is werkelijk niet goed. Op de proppen komen met initiatiefwetgeving zodra de politieke actualiteit daar aanleiding toe geeft, op dit moment de enige mogelijkheid, werkt opportunisme en populisme in de hand bij voor- én tegenstanders. Het onderwerp onwaardig. We gaan ervan uit dat de regering, mede naar aanleiding van de nationale conventie met voorstellen op dit gebied komt en zo duidelijkheid gaat verschaffen. Krijgen we zoiets als een referendum, ja of nee, en gaan we in beide gevallen, zowel bij ja als bij nee, dat in behoorlijke wetgeving vastleggen?

MdV, in de discussie over het referendum wordt wel eens het primitieve standpunt verkondigd (gelukkig niet al te vaak) dat democratie niet meer en niet minder is dan het nemen van politieke besluiten door de helft plus één (1). Ergo: 'alle besluiten direct door het volk zelf, dat is het democratische optimum'. In ons staatsrecht is niets minder waar. In tegendeel. Ons staatsrecht beschermt ons met recht en rede tegen de tirannie van de meerderheid en beschermt daarmee de vrijheid van de minderheid. De rechtstatelijke principes zijn er juist voor om de verscheidenheid van de vrije en open samenleving te bewaken. Ze kunnen derhalve ten principale niet samenvallen met de culturele voorkeuren van de meerderheid. Ze zijn er net zo goed om de meerderheid te binden als om de rechten van de minderheden te waarborgen.

MdV, als een christen in ons land zijn geloof mag beleven, dan mag een hindoe of moslim dat ook. En als iemand zijn geloof wil afzweren, dan staat hem of haar dat vrij. Geloven en niet geloven behoren tot het persoonlijke domein, niet tot het domein van de staat. Het staatsrecht en daarmee de staat moet ervoor zorgen dat iedere burger zijn eigen keuzes kan maken. Dat burgers gelijk zijn aan elkaar, in rechten en plichten, in vrijheid van mening en geloof. Gelijkheid voor de wet is daarom geen beperking van vrijheid maar een voorwaarde voor vrijheid. Onze grondwet zegt niet wat u en ik moeten geloven, wat we moeten denken en zeggen maar beschermt juist alle burgers in het maken van hun eigen keuzes. Wij zijn gelijk in onze vrijheid: de vrijheid om anders te zijn, je anders te kleden, je eigen seksualiteit te beleven, de vrijheid om je ongelijkheid te mogen vieren, je eigen mening, je eigen geloof, je niet geloven. Uiteraard behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. En daar, in dat laatste zinnetje, zit 'm nou precies de crux.

MdV, het integratiedebat dreigt zich te ontwikkelen tot een geloofsstrijd. Dat is beangstigend, destructief en heilloos. Het is onze taak te waarborgen dat burgers in ons land mogen geloven én niet geloven wat ze willen. Het geloof zelf, daar moeten we vanaf blijven. Er is geen alternatief. Met een geloof kun je niet discussiëren laat staan dat je een geloof zou kunnen overtuigen. Een discussie voer je met ménsen, misschien met instituties, niet met heilige boeken. Volgens onze overtuiging, en ook volgens ons recht, is ieder mens zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop hij zijn geloof interpreteert en beleeft. Er bestaat geen kerk of boek waarachter wie dan ook zich mag verschuilen. De kern van het integratiedebat zou moeten zijn dat iedereen, ongeacht afkomst en geloof, de plicht heeft om zijn bijdrage aan onze samenleving te leveren, door scholing, door te werken, door te zorgen. En dat iedereen, ongeacht afkomst en geloof, de plicht heeft om de vrijheid van anderen te respecteren.

MdV, die plicht houdt niet op bij de grens. In de afgelopen jaren heeft ons wel eens het gevoel bekropen dat in de ogen van sommigen het buitenland in de eerste plaats een vakantiebestemming is. Dat doet pijn. Voor sociaal democraten zijn is internationale samenwerking én solidariteit nog steeds de enige basis voor een vreedzame wereld. Het Nederland waarin we nu leven, en dat ons lief is, kan niet worden gekend en begrepen, los van het Europa waar zij deel vanuit maakt. Onze welvaart én onze culturele rijkdom is te danken aan onze wil en bereidheid om samen te werken, samen te leven met andere landen en culturen . Dat wil niet zeggen dat het altijd makkelijk is. We zien de angst voor de bureaucratie van Brussel, het gevoel van verlies van eigen identiteit en autonomie, de angst voor het verlies van banen en dat andere onbekende en onbegrepen geloof. En het wegnemen van die angst moet ook een van de pijlers van ons beleid zijn. Maar die andere pijler is het besef dat we het niet alleen kunnen. Dat vrede en veiligheid in onze tijd en wereld geen lokale vraagstukken meer zijn. Dat het openen van de markt ons welvaart brengt, dat het milieu zich niets aantrekt van grenzen die door mensen zijn bedacht. In dit verband willen de leden van mijn fractie de regering nog eens herinneren aan de millennium doelstelling: halvering van de armoede in de wereld in 2015. Ik wil het kabinet niet uitleggen hoe wezenlijk die opdracht is die we ons zelf gegeven hebben. Dat weet de regering namelijk zelf wel. Het betekent een duurzame wereldvrede, beheersbare milieuontwikkelingen, versterking van onze eigen economie. En...¦., dat fatsoen doen niet ophoudt bij je eigen voortuintje. Kortom, een doelstelling van betekenis. De leden van mijn fractie zijn erg benieuwd naar de voortgang. En zij vragen zich ook af of de regering er in slaagt om er een breed project van te maken; of de samenwerking tussen EZ, OS, Onderwijs en Landbouw, om er maar eens een paar te noemen, van de grond komt.

MdV, een duurzame wereldvrede. Iets waar we allemaal van dromen. Maar waar we . ook een bijdrage aan kunnen leveren. In dit verband vragen de leden van mijn fractie, niet de eerste keer, aandacht voor de situatie in het Midden Oosten. Wij vinden die aandacht namelijk onvoldoende. Veel van de spanningen in onze wereld, ook in ons land, vinden een deel van hun oorsprong in de onopgeloste conflicten in deze regio. Daarbij lijkt alle aandacht uit te gaan naar Irak en Iran, maar de uitzichtloze situatie, het uitzichtloze conflict tussen de Palestijnen en Israël is even reëel. Sterker nog, misschien ligt juist in dat conflict de bron van voortdurende haat en geweld elders. De ongelijkheid van, en het krachtsverschil tussen de partijen in het conflict sluit een oplossing zonder interventie van derden uit. Wij vragen de regering om een actievere opstelling, zowel in het bilaterale verkeer met Israël als in het verband van de EU. Dat mag zich niet beperken tot lovenswaardige initiatieven van de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Dat vergt ook een actief optreden van de minister van Buitenlandse Zaken en van de regering als geheel. Waarom is er kritiek op kamerleden die met Hamasvertegenwoordigers in gesprek gaan? Waarom hebben wij ons schijnbaar moeiteloos aangesloten bij de boycot van Hamas. Is dat nu werkelijk zo vanzelfsprekend? Kun je met je vijanden vrede sluiten zonder met ze te praten? Misschien kan de regering dan uitleggen hoe dat werkt? Wij denken zelf namelijk: zonder gesprek geen toenadering maar verharding.

MdV, wij wachten de reactie van de regering met vertrouwen af.