Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Directie Uitvoeringsbeleid

Aansturing

Veertiende Voortgangsrapportage Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Implementatie SUWI Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon (070) 333 44 44
Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl

11 oktober 2007

Directie Uitvoeringsbeleid

Aansturing

Inhoud
Inleiding 3
1 Managementsamenvatting 4
2 Effectiviteit 8 2.1 WWB en WW: instroom voorkomen en uitstroom bevorderen 8 2.2 Voorkomen van doorstroom van de WW naar de WWB 10 2.3 Gemiddelde verblijfsduur fase-1-cliënten 12 2.4 Aantal re-integratietrajecten en plaatsingspercentage AG en WW 12 2.5 Rechtmatigheidscores per wet 13
3 Doelmatigheid 15 3.1 Totale kosten van de SUWI-organisaties in meerjarig perspectief 15 3.2 Verhouding personeel (in fte's) front-office /staf SUWI-organisaties 16 3.3 Huisvestingskosten 17 3.4 ICT-kosten 20 3.5 Resultaten verrichte benchmarks 21 3.6 Volledige en tijdige overdracht dossiers van CWI naar UWV / gemeenten 21
4 Klantgerichtheid 23
5 De implementatie van SUWI 25 5.1 Stand van zaken samenvoeging uitvoeringsinstellingen tot UWV 25 5.2 Stand van zaken implementatie Bedrijfsverzamelgebouwen 26 5.3 Stand van zaken privatisering re-integratiemarkt 27 5.4 Stand van zaken cliëntenparticipatie 27
6 Financieel overzicht 28 6.1 UWV 29 6.2 CWI 31 6.3 SVB 32 6.4 BKWI 32 6.5 IB 33 6.6 Meerjarig perspectief 33

Inleiding
Dit is de veertiende voortgangsrapportage Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI), die in het kader van de procedureregeling grote projecten van de Tweede Kamer is opgesteld. De voortgangsrapportage is opgezet volgens de gewijzigde procedureregeling grote projecten (Kamerstukken II 2001/02, 28 247, nr. 1). Met de voortgangsrapportage wordt tegemoetgekomen aan de informatiebehoefte van de Kamer, zoals deze is weergegeven in de brief van 7 oktober 2004 (kenmerk: 114-04-SZW) van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De commissie wil inzicht verkrijgen in de realisatie van de SUWI-doelen aan de hand van concrete (genormeerde) prestatie-indicatoren. Dit leidt tot de volgende opzet:

1. Managementsamenvatting. Dit hoofdstuk bevat het oordeel van de bewindslieden over de implementatie van SUWI tot aan de periode waarover gerapporteerd wordt;
2. Effectiviteit. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag of en in hoeverre de SUWI-organisaties erin slagen om de doelstelling "werk boven uitkering" alsmede een rechtmatige uitvoering te realiseren;

3. Doelmatigheid. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de SUWI- organisaties erin slagen om de SUWI-doelen te realiseren tegen zo laag mogelijke kosten;

4. Klantgerichtheid. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag in hoeverre de SUWI-organisaties erin slagen om de klantgerichtheid te verbeteren;
5. De implementatie van SUWI. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de stand van zaken ten aanzien van de implementatie(processen) van SUWI;

6. Financieel overzicht. In dit hoofdstuk wordt, redenerend vanuit de startsituatie in 2001, een meerjarig financieel overzicht gepresenteerd, waarbij bijstellingen ten opzichte van de startsituatie worden toegelicht. Overeenkomstig de toezegging in het AO van 15 september 2005 is een uitsplitsing van de reguliere kosten en de transformatiekosten en de aansluiting met de verschillende documenten gepresenteerd.
7. Kwaliteit en betrouwbaarheid informatie. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de gepresenteerde informatie betrouwbaar is.

Bij de informatieverzameling is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van de jaarverslagen 2002-2006 en de halfjaarverslagen 2007 van het UWV, de CWI, de SVB, het IB en het BKWI. Over de RWI wordt niet gerapporteerd. De Tweede Kamer ontvangt jaarlijks de begroting, het jaarplan en het jaarverslag van RWI en wordt op die manier over de budgettaire zaken geïnformeerd. De rapportage bevat wel informatie over de re- integratiemarkt. Zoals eerder aangegeven (Kamerstukken II 2004/05, 26 448, nr. 165) kan informatie over nagenoeg alle door de Tweede Kamer gewenste indicatoren worden gegeven. Per hoofdstuk wordt vermeld hoe deze indicatoren - indien beschikbaar - worden ingevuld.
Een deel van de informatie wordt geleverd in de vorm van prestatie-indicatoren en een deel in de vorm van beleidsinformatie. De resultaten van de SUWI-organisaties worden in een meerjarig perspectief geplaatst. Daarbij is zoveel mogelijk gekozen voor de periode 2002 tet en met medio 2007. De gevraagde informatie betreft grotendeels de prestatie- indicatoren die de SUWI-organisaties sinds 2003 in gebruik hebben.
3


1 Managementsamenvatting
Effectiviteit
In hoeverre de SUWI-organisaties effectief zijn, wordt onder meer bepaald door de mate waarin zij slagen de doelstelling "werk boven uitkering" alsmede een rechtmatige uitvoering te realiseren.
Op het terrein van werk boven uitkering heeft de CWI in 2006 door het vervullen van 104.844 vacatures de doelstelling van 95.000 vacatures ruimschoots behaald. De CWI heeft voor 2007 eveneens een doelstelling van 95.000 vacatures vastgelegd. De taakstelling is ten opzichte van 2006 met gelijkblijvende middeleninzet niet verhoogd, vanwege de dalende klantstromen en de toenemende fricties op de arbeidsmarkt. Hierdoor is het moeilijker om de match tussen vraag en aanbod tot stand te brengen. In het eerste halfjaar 2007 zijn door de CWI's 57.100 vacatures vervuld. Hiermee ligt de CWI ruimschoots op koers.
De preventiequote Wwb en de uitstroomquotes WW en Wwb zijn gestegen. De norm voor de preventiequote WW was in 2006 niet behaald, maar de daling is in de tweede helft van 2006 omgebogen. In het eerste halfjaar van 2007 zit de CWI met een score van 22% op de preventiequote WW ruim boven de streefwaarde van 19%.

Het UWV heeft in 2006 als doelstelling geformuleerd om 27.500 klanten te plaatsen door de inzet van een re-integratietraject. Deze doelstelling heeft UWV ruimschoots behaald met een totaal aantal plaatsingen in 2006 van 28.466. In het eerste halfjaar van 2007 heeft het UWV 13.000 klanten geplaatst door inzet van een re-integratietraject. Het UWV verwacht ook in 2007 de norm van 27.500 te halen.
Helaas bleef het plaatsingspercentage WW in 2006 nog beneden de norm. De lage scores betreffende het plaatsingspercentage WW voor de kalenderjaren 2002 en 2003 is het gevolg van de conjuncturele ontwikkelingen in die periode. Het kalenderjaar 2004 vertoont een stijging, alhoewel de norm van 40% nog niet wordt gehaald.

De rechtmatigheidsscores zijn eveneens een graadmeter voor de effectiviteit. De SVB voldoet sinds 2003 aan alle wettelijke vereisten op het gebied van rechtmatigheid. Ook de voorlopige realisaties in het halfjaarverslag 2007 zien er weer goed uit bij de SVB. Bij het UWV is beeld genuanceerder. In 2006 lag de overall score rechtmatigheid bij het UWV nog onder de gestelde norm van 99%. Ten opzichte van 2005 was er echter wel sprake van stabilisering. In het halfjaarverslag 2007 is er ten aanzien van de financiële rechtmatigheid met een realisatie van 98,6% sprake van een verbetering ten opzichte van 2006 (98,4%). Hier staat tegenover dat het aantal onzekerheden in het halfjaarverslag 2007 (1,2%) een stijging vertoont ten opzichte van 2006 (1,0%). Wij hebben er bij het UWV op aangedrongen om de ingezette verbetermaatregelen dit jaar voort te zetten. De inzet is om de stijging in de financiële rechtmatigheid vast te houden. De onzekerheden dienen minimaal op het niveau van 2006 te komen, maar idealiter dient ook hier sprake te zijn van een verbetering ten opzichte van het vorige jaar.

Doelmatigheid
Bij de start van SUWI is voorzien in een reductie van de reguliere uitvoeringskosten van de CWI (20%) en het UWV (25%). Deze doelmatigheidsbesparingen zijn ingeboekt in de 4

financiële kaders. Daarnaast hebben aanpassingen van de kaders plaatsgevonden die betrekking hebben op onder meer beleidseffecten, volume-effecten en loon/prijseffecten. Volgens de evaluatie "Doelmatigheid SUWI" heeft het UWV in de periode 2002 ­ 2005 een efficiencyresultaat van 18% á 19% ( 299 miljoen) gehaald. Hierbij zij aangetekend dat met het UWV is afgesproken de voor 2005 geplande efficiencytaakstelling door te schuiven naar 2006. Dit is het gevolg van de keuze om in 2005 voorrang te verlenen aan de invoering van het beleidsprogramma en het waarborgen van het going concern. In 2006 heeft het UWV de afgesproken efficiencytaakstelling van 25% behaald.
De CWI is in 2006 binnen de beschikbare budgetten gebleven. Voor het realiseren van de SUWI-taakstelling van 20% heeft de CWI meer tijd nodig. De gerealiseerde efficiency in 2006 op de reguliere uitvoeringskosten bedraagt volgens de evaluatie "Doelmatigheid SUWI" 9% ten opzichte van 2005. Naar verwachting zal de CWI de SUWI-taakstelling in 2007 realiseren.
De SVB heeft volgens de evaluatie "Doelmatigheid SUWI" in de periode vanaf 2002 een kostendaling van 12% gerealiseerd. Er is met de SVB geen aparte efficiencytaakstelling afgesproken. Ook in 2006 zijn de uitvoeringskosten lager dan het voorgaande jaar.

Zowel het kabinet als de SUWI-organisaties zelf hebben voor de komende jaren ambitieuze efficiencydoelstellingen gesteld. Zo zal in 2012 op de keten van het UWV, de CWI en de gemeenten een besparing van 190 miljoen moeten zijn gerealiseerd. Daarnaast delen de SUWI-organisaties mee in de algehele taakstelling die aan de rijksoverheid is opgelegd. Tot slot hebben het UWV en de SVB zich met respectievelijk de Vernieuwingsagenda en SVB-Tien efficiencydoelstellingen voor de lange termijn gesteld.

Klantgerichtheid
Klantgerichtheid is één van de centrale doelstellingen van SUWI. Veel activiteiten van de SUWI-organisaties, zoals (het verbeteren van) de ketensamenwerking, zijn dienstbaar aan dat doel. Er is veel bereikt op dit vlak, maar verdergaande verbetering is mogelijk1 en ­ wat het kabinet betreft ­ ook nodig. Voor een deel zit de beoogde verbetering in de organisatorische vormgeving, waarbij van de nu voorziene inrichting van het één loket voor werk en inkomen een flinke impuls voor verbetering van de klantgerichtheid uitgaat. Maar klantgerichtheid is ook een kwestie van houding en ambitie.

Klantgerichtheid en cliënttevredenheid zijn analytisch wel te scheiden2, maar feitelijk is er een nauw verband tussen die beide. Het is niet goed denkbaar dat de klantgerichtheid van een organisatie zich niet ook weerspiegelt in de mate van cliënttevredenheid (zoals met betrekking tot de dienstverlening, persoonlijke aandacht, bejegening en snelheid). In dit verband is de hoge score van het aantal klachten, vooral bij het UWV3, opmerkelijk én zorgelijk. Een deel van de verklaring zit in de totstandkoming van nieuwe regelgeving die


1 PWC, 2.20.

2 PWC, 2.33.

3 PWC, 4.79.
5

op rechten van cliënten betrekking heeft en in het feit dat er juist veel is geïnvesteerd in het verbeteren van de mogelijkheid tot het indienen van klachten4, maar dat is een constatering waar het niet bij mag blijven.

Het UWV heeft een groot aantal maatregelen ingezet om het aantal klachten te verminderen. Zo is een actief voorschotbeleid ingevoerd en is de telefonische bereikbaarheid verder verbeterd. Deze maatregelen beginnen hun vruchten af te werpen: zowel het absolute aantal klachten als de klachtintensiteit vertoont sinds het tweede kwartaal 2006 tot op heden een sterke daling.
Ook bij de SVB is er sprake van een daling van het aantal klachten. Zo is het aantal klachten in 2006 (2.078) gedaald ten opzichte van 2005 (2.776). Deze daling zet zich in 2007 door. Tevens scoort de SVB goed op de tijdige afhandeling van klachten. Het percentage klachten dat binnen zes weken wordt afgehandeld was in 2006 98%. In 2006 heeft de CWI Raadsman Ombudszaken 749 schriftelijke klachten ontvangen en 19 mondelinge, op een totaal van 990.000 klantcontacten. In 2005 ontving de CWI nog 950 schriftelijke en 128 mondelinge klachten.

Implementatie SUWI
Bij het UWV is er per 31 december 2006 geen sprake meer van een aparte veranderorganisatie ten behoeve van de transformatie. Met andere woorden, de restanten van de transformatie, zoals nog af te ronden systeemmigraties, zijn binnen het going concern van het UWV belegd.
Vanaf 2007 zal de nadruk bij het UWV liggen op de nieuwe kwaliteitsslagen op het gebied van efficiency, effectiviteit en klantgerichtheid. Het UWV heeft hiervoor begin 2007 de zogenaamde Vernieuwingsagenda aan ons aangeboden. Naar onze mening gaat deze Vernieuwingsagenda een goede impuls geven aan een verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening de komende jaren.

De vorming van de bedrijfsverzamelgebouwen (BVG'en) blijft achter bij de planning. Eind 2005 waren er in totaal 61 BVG-en (52 definitieve en 9 tijdelijke). In 2006 is het aantal BVG-en met 16 toegenomen tot 77 (66 definitieve en 11 tijdelijke). Dit aantal is minder groot dan het voorziene aantal van 80. Voor het achterblijven van BVG-vorming bij de planning geeft de CWI vertraging in het bouwproces aan als reden. In het eerste halfjaar 2007 zijn er 6 BVG'n in gebruik genomen. Het aantal BVG'n bedraagt 83 aan het einde van het tweede kwartaal 2007 (72 definitieve en 11 tijdelijke). De verwachting is dat er eind 2007 92 BVG's operationeel zullen zijn (83 definitieve en 9 tijdelijke).

Kwaliteit en betrouwbaarheid informatie
De inspectie voor Werk en Inkomen constateerde in februari 2006 in haar rapport `Informatie: aantoonbaar betrouwbaar' dat de uitvoeringsorganisaties nog onvoldoende inzicht konden geven in de wijze waarop zij de kwaliteit van de niet-financiële informatievoorziening borgden. Wij hebben in 2006 daarom een normenkader opgesteld.


4 PWC, 4.105.
6

De kwaliteit van de informatievoorziening is voldoende geborgd indien de organisatie kan aantonen dat de informatie (zoals in het jaarverslag) ordelijk, controleerbaar en deugdelijk tot stand is gekomen. De organisaties hebben toegezegd het normenkader binnen hun organisatie in te voeren.

Wij constateren dat alle uitvoeringsorganisaties zich in hun jaarverslag conform de regeling SUWI verantwoorden over de kwaliteit van de informatievoorziening, inclusief de voorgeschreven prestatie-indicatoren. Bij alle uitvoeringsorganisaties wordt gewerkt aan verbetermaatregelen en de invoering van een organisatiespecifiek normenkader. Naar de mening van de Inspectie moeten het UWV, het BKWI en het IB en in mindere mate de CWI daar nog stappen in zetten. De SVB scoort op dit onderwerp voldoende. De inspectie zal dit najaar een tussentijdse rapportage aan het ministerie doen toekomen, waarin de laatste stand van zaken betreffende de implementatie van het SUWI-normenkader binnen het de SUWI-organisaties wordt uiteengezet.


7


2 Effectiviteit
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag of en in hoeverre de SUWI-organisaties erin slagen om de doelstelling "werk boven uitkering" alsmede een rechtmatige uitvoering te realiseren. De indicatoren die hiertoe worden gehanteerd zijn:

1. voorkomen van instroom naar WWB en WW en realiseren van uitstroom uit WWB en WW;

2. voorkomen van doorstroom van de WW naar de WWB;

3. gemiddelde verblijfsduur fase-1-cliënten;

4. aantal reïntegratietrajecten en plaatsingspercentage AG en WW;
5. re-integratiekans WAO-gerechtigden en WW-gerechtigden;

6. rechtmatigheid (scores per wet).

2.1 WWB en WW: instroom voorkomen en uitstroom bevorderen
In het eerste halfjaar van 2007 hebben zich 148.800 werkzoekenden gemeld voor een aanvraag WW. Door de inzet van de CWI hoefden 32.800 werkzoekenden niet overgedragen te worden aan het UWV waardoor zij geen beroep hoefden te doen op een WW uitkering. Dit resulteert in een preventiequote WW van 22%. Haalde de CWI de streefwaarde in 2006 net niet (19,6% bij een norm van 20%), nu zit de CWI ruim boven de streefwaarde van 19%. Dit komt vooral door de inspanningen van de CWI om werkzoekenden te bewegen zich voor de eerste werkloosheidsdag te melden. Hierdoor is er meer tijd om de werkzoekende aan het werk te helpen en hoeft er geen uitkering aangevraagd te worden. Dit blijkt uit de preventiequote WW voor vroegmelders: van de 28.0000 werkzoekenden die zich in het eerste halfjaar meer dan drie weken voor hun eerste werkloosheidsdag hebben gemeld, hoefde 35,5% niet te worden overgedragen aan UWV voor een beroep op een WW-uitkering. Daarnaast is de verwerking van de electronische aanvraag WW verbeterd, waardoor de bemiddeling van werkzoekenden effectiever kan verlopen.

Ruim 68.000 werkzoekenden hebben zich in het eerste halfjaar 2007 gemeld voor een aanvraag Wwb. Door de actieve rol van de CWI hoefden 37.5000 werkzoekenden niet aan de gemeente te worden overgedragen waardoor ze uiteindelijk geen beroep hoefden te doen op een Wwb-uitkering. Dit resulteerde in een preventiequote Wwb van 55,1% bij een streefwaarde van 50%. In 2006 was de preventiequote 53,1%.


8