Raad van State


Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200701259/4
Publicatie datum: vrijdag 9 november 2007
Tegen: de Afdeling bestuursrechtspraak
Proceduresoort: Overig
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Noord-Holland
---

200701259/4.
Datum beslissing: 9 november 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

{verzoekster}, wonend te {woonplaats},

om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht).


1. Procesverloop

Bij brief van 27 oktober 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 29 oktober 2007, heeft verzoekster verzocht om wraking van mr. A. Kosto (hierna: de staatsraad), Lid van de Enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak no. 200701259/1 (hierna: de zaak), waarvan het onderzoek ter zitting is gesloten op 19 oktober 2007.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 6 november 2007, waar verzoekster is gehoord. De staatsraad heeft van de gelegenheid te worden gehoord geen gebruik gemaakt.


2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.

Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zijn deze artikelen van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.

2.2. Als reden voor het wrakingsverzoek heeft verzoekster aangevoerd dat de staatsraad bij de behandeling van de zaak ter zitting diverse uitlatingen heeft gedaan die, naar het oordeel van verzoekster, getuigen van vooringenomenheid bij de staatsraad.

De zaak is ter zitting behandeld op 19 oktober 2007. Nu pas bij faxbericht van 29 oktober 2007, tien dagen na de behandeling van de zaak ter zitting, om wraking is verzocht, is het verzoek om wraking niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. In het betoog van verzoekster dat zij bij de behandeling van de zaak ter zitting zo zeer aangeslagen was dat zij er geen moment aan heeft gedacht om de staatsraad te wraken, dat in de week na de zitting twee huisdieren van haar er slecht aan toe waren en dat zij al eerder, op 23 oktober 2007, is begonnen aan een brief aan de directeur bestuursrechtspraak van de Raad van State en deze brief later, nadat zij pas op 26 oktober 2007 ontdekte dat een verzoek om wraking ook na de zitting kan worden gedaan, heeft omgezet in een wrakingsverzoek, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat verzoekster niet eerder om wraking heeft kunnen verzoeken. Verzoekster heeft niet voldaan aan het gestelde in artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

2.3. Reeds gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Hamond
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2007

446.