Nederlandse Vereniging van Journalisten

AIVD-spionage journalisten niet langer incident november 2007

Handelen AIVD vormt bedreiging voor rol journalistiek

Met ontzetting heeft de NVJ kennis genomen van het bericht dat de journalist Frenk vd Linden jarenlang gevolgd is door de AIVD. Wat vorig jaar in de afluisterkwestie van de Telegraafjournalisten Mos en De Haas en onlangs in de GPD-kwestie nog kwalijke incidenten leken, blijkt vaker voor te komen.

Uit een in mei 2007 door de NVJ gepresenteerd verkennend onderzoek bleek reeds dat meerdere journalisten slachtoffer zijn geweest van vormen van afluisteren/ / volgen door Justitie cq. het opvragen van telefoon/computergegevens, onderzoek Braam.

Het vandaag bekend geworden actief volgen van Vd Linden door een AIVD-medewerker vormt een nieuwe episode in het niet serieus nemen door de overheid van de specifieke rol van de journalistiek. De reactie van minister Ter Horst past helaas ook in deze lijn. In plaats van het expliciet afkeuren van het handelen van de AIVD volgt een onduidelijke boodschap waarin slechts wordt aangegeven dat niet op details van de zaak kan worden ingegaan.

"Het signaal naar publiek en media dat van dit overheidshandelen uitgaat, is schadelijk voor de bijzondere rol die de media in een democratische samenleving moet kunnen vervullen. Bronnen moeten zonodig anoniem misstanden kunnen melden bij de media, waarbij zij erop moeten kunnen vertrouwen dat er zorgvuldig met hun rol als klokkenluider zal worden omgegaan. Een meeluisterende overheid doorbreekt deze onafhankelijke en vertrouwelijke rol" zo stelt algemeen secretaris Thomas Bruning van de NVJ.

De NVJ zal in een brief aan minister Ter Horst aandringen op een inhoudelijke reactie, waarin duidelijk wordt gemaakt dat zij dit handelen scherp veroordeelt, dat het door AIVD verkregen materiaal vernietigd zal worden en dat er een richtlijn zal worden opgesteld richting AIVD waarin de bijzondere positie van de pers onderkend wordt en hiernaar gehandeld wordt.

Tenslotte onderstreept dit nieuwe incident het belang van het wettelijk vastleggen van de bijzondere positie van de pers inzake bescherming van bronnen, een kwestie die op 28 november a.s. in de Tweede Kamer aan de orde is en 6 dagen eerder, op 22 november, bij gelegenheid van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)in de zaak Voskuil.