Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 28 november 2007 BVE/STELSEL/07/47125 11 oktober 2007 07-OCW-B-53

Onderwerp Bijlage(n) Taalvaardigheid MBO-studenten 0

In de procedurevergadering van 11 oktober jl. hebt u aangegeven behoefte te hebben aan mijn reactie op de publicatie van het onderzoek naar taalvaardigheid van mbo-studenten door taaltoetsinstituut Bureau ICE. U vraagt mij of ik bekend was met de resultaten en verzoekt mij deze te verklaren. Ook verzoekt u mij aan te geven welke plaats de resultaten (gaan) innemen in het kwalificatiedossier. Naar aanleiding hiervan het volgende.


1. Taalbeheersing in het mbo
Uit een onderzoek onder beginnende mbo-leerlingen door Bureau ICE, dat taalprogramma's en - toetsen ontwikkelt, blijkt dat bij ruim de helft van de mbo-ers op niveau 1 of 2 aan het begin van de opleiding het taalniveau voor Nederlands blijft steken op het lezen van korte eenvoudige teksten. Dit bemoeilijkt het volgen van hun opleiding. De normen rondom taalbeheersing Nederlands zoals beschreven in de mbo-kwalificatiestructuur zijn volgens ICE dan ook hoog. In de relatief korte periode op het mbo kan de deelnemer, zo concludeert Bureau ICE, niet van zijn lage startniveau worden gebracht naar het gewenste taalniveau. Op verzoek van de Tweede Kamer ga ik kort in op het onderzoek. In een aparte brief (kenmerk VO/OK/07/46132) informeer ik u over de werkzaamheden van de Expertgroep doorlopende leerlijnen Taal, Rekenen en Wiskunde die in januari 2008 zal komen met haar advies.


2. Eisen aan taalbeheersing
In het mbo is op dit moment vrij specifiek en per kwalificatieniveau beschreven aan welke eisen de leerling moet voldoen als het gaat om de beheersing van de Nederlandse taal. Zowel vanuit het beroep gezien als vanuit de doorstroom naar hogere vormen van onderwijs (niveau 4) worden eisen gesteld aan taalvaardigheid. De eisen aan het Nederlands, bezien vanuit de doorstroom, staan beschreven in het zogenoemde Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. Deze eisen gelden voor álle deelnemers in dat niveau en zijn dus niet voorbehouden aan een bepaald beroep. Vanaf 1 augustus 2008 zal ook een basisniveau voor moderne vreemde talen van kracht worden en, indien mogelijk, ook een basisniveau voor rekenen en wiskunde. De normering voor Nederlands, moderne vreemde talen en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/3

rekenen&wiskunde zijn dus al, of zullen op korte termijn worden opgenomen in de kwalificatiestructuur.

De huidige normen rondom taalbeheersing Nederlands in het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap zijn tot stand gekomen door een uitgebreide consultatie van betrokkenen en is een gezamenlijk product van MBO Raad en Colo. Hierbij benadruk ik dat de normstelling niet het product is van de overheid, maar gebaseerd is op een gezamenlijk advies van betrokken partijen in het veld. Dit advies heb ik integraal overgenomen. Betrokken partijen hebben aangegeven dat de voorgestelde normen wenselijk en realistisch zijn. Het advies van de Expertgroep over de te onderscheiden referentieniveaus binnen de gehele onderwijskolom, zal mogelijk consequenties kunnen hebben voor deze normen.

Het onderzoek van Bureau ICE onderstreept voor mij nog eens hoe belangrijk het is om de eisen aan taalbeheersing expliciet te maken. Alleen dán kan worden bekeken of deelnemers aan deze eisen voldoen of kúnnen voldoen. De uitkomsten uit het onderzoek van ICE zijn overigens niet nieuw. Enkele jaar geleden concludeerde zowel Cinop1 als later ook de Inspectie2 dat er een flink aantal inspanningen moet worden gepleegd om de deelnemers in het mbo naar het gewenste taalniveau te brengen. In de afgelopen jaren is dan ook door zowel mij als mijn voorgangers een aantal zaken in gang gezet: o de maatregelen in het kader van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid; o het instellen van een breder onderzoek naar het taalniveau in de verschillende onderwijssectoren door de inspectie; o het instellen van de Expertgroep doorlopende leerlijnen Taal, Rekenen en Wiskunde; o de maatregelen om het niveau van (aankomende) studenten aan de pedagogische academies voor het basisonderwijs (pabo's) te verhogen; o de vaststelling van eindniveaus Nederlands in de kwalificatiestructuur.


3. Lopende ontwikkelingen in het mbo
Een school in het mbo moet op dit moment kunnen aantonen dat in de examens de eisen rondom Nederlands overeenkomen met de eisen zoals geformuleerd in het kwalificatiedossier en het Brondocument. De school is vervolgens vrij in de wijze waarop zij de examens vormgeeft. Ik verken op dit moment de voor- en nadelen van standaardisering van de examinering in het mbo. Gestandaardiseerde examinering van de algemeen vormende vakken, zoals Nederlands, vergroot de vergelijkbaarheid van prestaties van deelnemers en maakt, zo toont onderzoek aan, de inzet van instellingen op taalvaardigheid doelgerichter. Zoals aangegeven in het Algemeen Overleg van 1 november zal ik de Tweede Kamer in februari 2008 informeren over mijn plannen op dit gebied.


4. Voorkomen én repareren
De basis voor een goede taalbeheersing wordt in het lager onderwijs gelegd, of zelfs daarvoor al: in de voorschoolse fase, bij de ouders thuis. Scholen in het basis-, en voortgezet onderwijs presteren in het


1 Nederlands in het middelbaar beroepsonderwijs. Cinop, 2004.
2 Nederlands in het mbo. Inspectie van het onderwijs, 2006.

blad 3/3

algemeen goed, maar als we alle leerlingen optimaal willen toerusten voor de toekomst, moet en kan het nog beter. Met minister Plasterk en staatssecretaris Dijksma voer ik een goed op elkaar afgestemd beleid, met als motto: voorkomen is beter dan op latere leeftijd repareren. Om taalachterstand te voorkomen, zal in de verschillende onderwijsssectoren het taalonderwjs effectiever en intensiever moeten worden en zal het taalonderwijs tussen de sectoren beter op elkaar moeten gaan aansluiten. Naast een advies over de referentieniveaus zelf, zal de Expertgroep doorlopende leerlijnen Taal, Rekenen en Wiskunde ook voorstellen doen die gericht zijn op de implementatie en het verwerven van draagvlak. Heel belangrijk daarbij zal zijn, dat het voorstel zal moeten passen in de bredere voorstellen die wij elk in overleg met de scholen en instellingen ontwikkelen voor de sectoren waarvoor wij elk verantwoordelijk zijn en de ambities die wij daarbij hebben. Mijn reactie op het advies van de Expertgroep kunt u op korte termijn tegemoetzien.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart