abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
7 december 2007 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
DGW/WG 2007/1643 30195-22
Onderwerp
Kamervragen Beleidslijn kust
Geachte voorzitter,
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de Commissie van Verkeer en
Waterstaat over de Beleidslijn kust.
1. Kunt u aangeven wat de (extra) kosten zijn die de uitwerking van de beleidslijn kust
met zich meebrengt?
1. De Beleidslijn kust verheldert rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende
overheden in het kustfundament en gaat uit van bestaand rijksbeleid. De beleidslijn heeft
daarom geen effecten op de rijksbegroting en doet geen aanvullende toezeggingen
richting andere overheden. De beleidslijn leidt niet tot extra financiële verplichtingen voor
mede-overheden.
2. Kunt u aangeven in hoeverre wordt voorkomen dat het sturingsprincipe `decentraal wat
kan, centraal wat moet' tot onduidelijkheden in verantwoordelijkheden zal leiden?
2. Het principe `decentraal wat kan, centraal wat moet' is afkomstig uit de Nota Ruimte en
formuleert het uitgangspunt voor sturing op ruimtelijke ontwikkelingen. In de beleidslijn is
de bestaande verdeling van rollen en verantwoordelijkheden in de kust nader uitgewerkt
om onduidelijkheden hierover te voorkomen.
3. Kunt u nader specificeren hoe het rijk een innovatieve en oplossingsgerichte aanpak
gaat stimuleren?
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
DGW/WG 2007/1643
3. Momenteel laat het ministerie van V&W een globale verkenning uitvoeren naar
risicobewust bouwen op de (zee)waterkering. Hierin vindt een inventarisatie plaats van de
informatiebehoefte en mogelijke pilots. Naar aanleiding van de resultaten zal in overleg
met de betrokken partijen het vervolg worden vormgegeven. Een expertmeeting maakt
hier deel van uit en zal naar verwachting in de eerste helft van 2008 plaatsvinden.
4. Waarom gaat de beleidslijn niet in op de uitwerking van het beschermingsniveau van
bestaand bebouwd buitendijks gebied? Waarom is een aparte uitwerkingsactie
noodzakelijk?
4. Op basis van de `brief 13 kustplaatsen' die u in januari 2006 heeft ontvangen (ref:
30195-5) is de uitwerking gestart van het vaststellen van de beschermingsniveaus in de 13
kustplaatsen met bestaand historisch gegroeid aaneengesloten bebouwd gebied. De
lopende uitwerking gebeurt in samenwerking met de betrokken overheden en is nog niet
afgerond. In de brief is aangekondigd dat het rijk een beleidslijn voor de kust zal
uitbrengen conform de aankondiging in de Nota Ruimte
Wachten met het uitbrengen van de beleidslijn totdat deze uitwerkingsactie zou zijn
afgerond, zou tot vertraging hebben geleid in het opleveren van de beleidslijn.
5. Kunt u aangeven wat de werkingsduur van de beleidslijn kust is?
5. Met de beleidslijn verheldert het rijk het huidige beleid. De werkingsduur is niet
bepaald. De beleidslijn zal bijgesteld worden, mochten nieuwe ontwikkelingen in het
rijksbeleid daartoe aanleiding geven. Dit zal dan worden verwoord in het in 2009 uit te
brengen Nationaal Waterplan.
6. Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van de Beleidslijn kust voor het toerisme,
badplaatsen en haven- en industriegebieden?
6. De Beleidslijn kust gaat niet in op gevolgen voor specifieke activiteiten en locaties, maar
geeft een toetsingskader om ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen.
7. Kunt u aangeven in hoeverre met de strategie voor waterveiligheid wordt voorkomen
dat het onderhouden van de kust met zandsuppleties door ecologische onderzoeken en
bestuurlijke procedures achterstand oploopt en daardoor de veiligheid in gevaar komt?
7. De Beleidslijn kust beschrijft de strategie voor waterveiligheid in de kust. Die strategie
heeft als basis `meegroeien met de zeespiegel' en `zacht waar het kan, hard waar het
moet'. Het onderhoud van de kust met zandsuppleties past bij `zacht waar het kan', is
gericht op het (dynamisch) handhaven van de basiskustlijn en het op peil houden van de
zandvoorraden in het kustfundament. Hiermee dragen de suppleties indirect bij aan de
veiligheid van het achterland. De vraag zou de indruk kunnen wekken dat vertraging in de
besluitvorming en daarmee in de uitvoering van suppleties kan leiden tot het in gevaar
komen van de bescherming van het achterland door de zeeweringen. Dit is een
misverstand. De daadwerkelijke bescherming van het achterland tegen overstromingen
vindt plaats door de zeeweringen aan de kust onder verantwoordelijkheid van de
---
DGW/WG 2007/1643
waterkeringbeheerder. Als een primaire waterkering niet meer aan de normen voor de
veiligheid voldoet, wordt de versterking aangepakt via de systematiek van het
hoogwaterbeschermingsprogramma onder de Wet op de waterkering.
8. Kunt u het beleid voor natuur en landschap, de beoordeling op grond van het EHS-
regime en de toepassing van de natuurbeschermingswetgeving inhoudelijk verduidelijken?
8. In zijn algemeenheid is het ruimtelijk beleid voor de VHR-, NB-wet- en EHS-gebieden
gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en
waarden van een gebied. De bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden vindt
plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader, het zogenoemde 'nee, tenzij'-
regime.
De primaire verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het Nederlandse landschap
ligt bij provincies. Een aantal bijzondere waardevolle gebieden en gebouwen is
aangemerkt als nationaal landschap en/of opgenomen op de lijst van Werelderfgoederen
van de UNESCO. Voor deze gebieden en gebouwen heeft het rijk een specifieke
verantwoordelijkheid. Nadere informatie over dit beleid is te vinden in de Nota Ruimte.
9. Welke invloed heeft de beleidslijn op het opstellen en uitvoeren van plannen door
gemeenten voor de versterking van zwakke kustschakels na 2007?
9. De beleidslijn geeft aan dat de goedgekeurde integrale voorkeursalternatieven voor de
versterking van de zwakke schakels die zijn getoetst aan het `beleidskader zwakke
schakels' expliciet zijn toegestaan inclusief de eventuele bebouwing die onderdeel is van
dit plan. Deze voorkeursalternatieven passen dus in het beleid van de Nota Ruimte en
ander vastgesteld beleid. Als de planvorming voor versterking van een zwakke schakel
wordt gefaseerd in de tijd, is de toetsing aan zowel het beleidskader als deze beleidslijn op
die vervolgfasen van toepassing. In het algemeen zal de toetsing van de plannen aan de
beleidslijn naar verwachting niet tot andere uitkomsten leiden dan de toetsing aan het
beleidskader voor de zwakke schakels.
10. Op welke wijze wordt de afweging gemaakt tussen uitbreiding van gebruiksfuncties
en de benodigde ruimte voor toekomstige versterking van de zeewering?
10. Deze afweging vindt plaats op basis van het toetsingskader zoals opgenomen in de
handreiking van de beleidslijn, waarbij allereerst onderscheid gemaakt wordt in beleid voor
bebouwd gebied en onbebouwd gebied (`ja, mits' en `nee, tenzij'). Daarnaast wijst de
beleidslijn op voorwaarden die al van toepassing zijn vanuit de ruimtelijke ordening, het
natuurbelang en het belang van de waterkering. Zo mag de toekomstige versterking van
de waterkering niet belemmerd worden. Waar waterkeringen in bebouwd gebied liggen is
goede afstemming nodig tussen de belangen van ruimtelijke ontwikkeling, medegebruik
en de bescherming van de waterkering. Ondanks de grote druk op de beschikbare ruimte,
is het met het oog op de toekomstige veiligheid niet wenselijk beperkingen vanuit het
belang van de waterkering op te heffen. Bij het maken van de afweging en het vinden van
oplossingen gaat het daarom om maatwerk per locatie. Hierin zal in eerste instantie
overleg tussen gemeente en de waterkeringbeheerder noodzakelijk zijn.
---
DGW/WG 2007/1643
11. Kunt u aangeven wat de effecten zijn van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening
voor de uitwerking van de beleidslijn kust?
11. U bent in de brief van 2 november jongstleden (2007 102982) in algemene zin
geïnformeerd over de wijze waarop de minister van VROM voornemens is pro-actieve
instrumenten uit de nieuwe Wro toe te passen. De komende maanden zal in
overleg tussen de departementen, andere overheden en relevante stakeholders een
gezamenlijk beeld moeten worden gecreëerd over de (precieze) formulering van de
nationale ruimtelijke belangen uit de Nota Ruimte en hoe de doorwerking verzekerd kan
worden. Hiertoe ontvangt u in 2008 een notitie. Hierin zal ook worden ingegaan op de
andere planologische kernbeslissingen en de relatie met sectorale regels.
12. Wat behelst de genoemde toets van een voorgenomen activiteit door een
Waterschap?
12. De waterschappen toetsen een voorgenomen activiteit op de mogelijke nadelige
effecten op de kwaliteit van de waterkering en de waterkerende functie (of op de
waterhuishouding of beide). Zij hebben op grond van de Waterschapswet (art 56) een
autonome verordenende bevoegdheid, dat wil zeggen dat zij regels mogen opstellen ter
behartiging van de taken die de provincie hen bij reglement heeft opgelegd. De
taakopdracht van de waterkeringbeheerder is opgenomen in het beheerplan, dat via een
openbare procedure tot stand komt. De regels die het waterschap opstelt en waaraan het
toetst, worden opgenomen in de Keur en bevatten onder meer gebods- en
verbodsbepalingen. De voorwaarden uit de Keur betreffen een bevoegdheid en
verantwoordelijkheid van de waterschappen.
13. In hoeverre garandeert het verzoek aan provincies om gemeenten te informeren ook
de gewenste afstemming tussen de beoordeling van bouwvoornemens bij gemeenten en
waterkeringbeheerders?
13. Het verzoek aan de provincies/IPO betreft het informeren van gemeenten over hoe zij
de verschillende waterkeringzones in bestemmingsplannen kunnen opnemen. Het
opnemen van die zones in de bestemmingsplannen helpt bij de afstemming tussen
gemeenten en waterkeringbeheerders. Bovendien wordt hierdoor aan initiatiefnemers
vroegtijdig duidelijkheid verschaft over de al dan niet aanwezige noodzaak van het
verkrijgen van een vergunning van de waterkeringbeheerder.
14. Kunt u aangeven hoe de bestuurlijke afstemming tussen verschillende
overheidsorganen om tot een eenduidige uitkomst van de toetsing te komen, wordt
gewaarborgd?
14. De gewenste afstemming houdt in dat bevoegde overheidsinstanties een gezamenlijke
en afgestemde uitkomst van de toetsing van een initiatief naar buiten brengen.
Verschillende wetten hebben en houden hun eigen procedures en dienen verschillende
belangen. Bevoegde gezagen toetsen derhalve op verschillende criteria.
---
DGW/WG 2007/1643
Afstemming kan bijdragen aan het vroegtijdig verhelderen van eventuele tegenstrijdige
voorwaarden aan de initiatiefnemer. Binnen wettelijke kaders kan men dan zoeken naar
een oplossing en de initiatiefnemer een eenduidige uitkomst verschaffen. De handreiking
uit de Beleidslijn kust kan hieraan bijdragen. Het gebruik van de handreiking is een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bevoegde gezagen.
15. Op welke termijn zal de expertmeeting plaatsvinden om de stand van zaken, ideeën
en mogelijke pilots te verkennen?
15. Zie het antwoord op vraag 3.
16. Welke deelsystemen, die in de Toelichting genoemd worden, behoeven aandacht?
16. De 3 deelsystemen die in de Toelichting worden genoemd (Delta, Hollandse kust en
Wadden) vormen gezamenlijk het kustfundament. Alle 3 de genoemde deelsystemen
krijgen aandacht: het onderhoud van de kust omvat het (dynamisch) handhaven van de
basiskustlijn en het op peil houden van de zandvoorraden in elk deelsysteem van het
kustfundament.
17. Welke activiteiten, die bijdragen aan de zandbalans, zijn voorzien? Waarom?
17. De Beleidslijn kust gaat niet in op specifieke activiteiten, maar geeft een kader om
deze te beoordelen. Een voorbeeld van activiteiten die positief bijdragen aan de
zandbalans zijn de jaarlijks terugkerende zandsuppleties. Een ander voorbeeld betreft de
voorkeursalternatieven voor versterking van de Zwakke Schakels waarbij sprake is van een
zandige, zeewaartse oplossing.
Een voorbeeld is ook de grootschalige proef die het kabinet zal doen naar de
benuttingsmogelijkheden van de natuurlijke zandstroom voor de Zuid-Hollandse kust voor
aanwas en ophoging van strand en duin (`zandmotor'). Daarmee wordt voortgebouwd op
het inzicht uit het verleden dat landaanwinning en waterveiligheid goed te combineren
zijn.
18. Zijn er reeds zandige uitkijkposten voorzien? Zo ja, waar?
18. Er zijn naar mijn weten geen zandige uitkijkposten voorzien. Het betreft een voorbeeld
om het principe te verhelderen van een activiteit met een per saldo positieve bijdrage aan
het zandig kustfundament.
19. Welke genoemde combinaties tussen `hard en zacht' zijn voorzien?
19. Bij sommige voorkeursalternatieven voor de aanpak van de zwakke schakels is er
sprake van combinaties van `hard en zacht'. Bijvoorbeeld bij de variant `dijk in duin' bij de
versterking van de zwakke schakel in Noordwijk.
---
DGW/WG 2007/1643
20. Zijn er ook voorbeelden van andere activiteiten die per saldo een positieve bijdrage
kunnen leveren aan de zandbalans van het kustfundament?
20. Zie het antwoord bij vraag 17.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
DE MINISTER VAN RUIMTE EN MILIEU,
Dr. Jacqueline Cramer
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat