Fiscale nieuwsflits 3 januari 2008
nieuwsbericht | 03-01-2008 | nr 20080103 | Directie Voorlichting
* OB/MRB/BPM: Gevolgen van het Van der Steen arrest
* IB: Vragen en antwoorden fiscale partnerregeling en
heffingskortingen
OB/MRB/BPM: Gevolgen van het Van der Steen arrest
o De staatssecretaris heeft de gevolgen beschreven van het Van der Steen
arrest (Hof van Justitie EG, zaak C-355/2006, 18 oktober 2007) voor de
heffing van omzetbelasting, motorrijtuigenbelasting en belasting van
personenauto's en motorrijwielen.
In het Van der Steen arrest heeft het HvJ EG geoordeeld dat een
directeur-grootaandeelhouder in loondienst geen ondernemer is voor de
heffing van omzetbelasting. Dit arrest brengt mee dat het arrest van
de Hoge Raad van 26 april 2002, nr. 35.775, en de daarop gebaseerde
beleidsbesluiten van 24 juli 2002, nr. DGB2002/3677M, en 17 oktober
2002, nr. DGB 2002/5754M, zijn achterhaald. Naast een beschrijving van
de gevolgen voor de praktijk is een aantal goedkeuringen getroffen om
de gevolgen van het arrest te mitigeren (bijvoorbeeld voor de
omzetbelastingheffing over de onttrekking van bedrijfsgoederen naar
privé). Vanwege de bijzondere situatie die door het Van der Steen
arrest wordt opgeroepen, is ook goedgekeurd dat de
directeur-grootaandeelhouder de inspecteur niet schriftelijk in kennis
hoeft te stellen van de ontbinding of wijziging van een fiscale
eenheid omzetbelasting als de Belastingdienst eerder een beschikking
voor die fiscale eenheid heeft afgegeven. Als een
directeur-grootaandeelhouder door het Van der Steen arrest vanaf de
datum van dat arrest geen omzetbelastingondernemer meer is en bij de
Belastingdienst is opgenomen als zelfstandige ondernemer of als
onderdeel van een fiscale eenheid omzetbelasting, moet deze
registratie worden beëindigd. Op basis van informatie die zich in de
geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst bevindt, zal de
Belastingdienst de nodige aanpassingen zelf in haar administratie
doorvoeren nadat betrokken belastingplichtigen om nadere informatie is
gevraagd over hun situatie. Dit zal gebeuren door middel van
vragenbrieven.
Het besluit is gepubliceerd in Staatscourant nr. 1.
Besluit van 21 december 2007, CPP2007/3160M, Ob 1968 7 en Bpm 1992 13a
en Mrb 1994 24
IB: Vragen en antwoorden fiscale partnerregeling en heffingskortingen
o In dit besluit staan vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling
en heffingskortingen. Dit besluit vervangt de besluiten van 1 februari 2006,
nr. CPP2006/195M en 31 juli 2007, nr. CPP2007/583M.
De enige wijziging ten opzichte van het besluit van 1 februari 2006,
nr. CPP2006/195M, is dat vraag 2.13 is aangepast. Die vraag betreft de
termijn waarbinnen partners de toerekening van gemeenschappelijke
inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementstoeslag kunnen
wijzigen. In het besluit van 31 juli 2007, nr. CPP2007/583M, was
hiervoor een goedkeuring opgenomen. In de praktijk was er
onduidelijkheid over de in dat besluit opgenomen terugwerkende kracht.
Het besluit van 31 juli 2007 wordt daarom ingetrokken. Vraag 2.13 in
het onderhavige besluit vervangt het besluit van 31 juli 2007 en werkt
terug tot en met 31 juli 2007 (zie onderdeel 4). Verder is geen
beleidswijziging beoogd. Begin 2008 wordt dit besluit verder
aangepast. Dan worden ook de eventuele wetswijzigingen per 1 januari
2008 verwerkt.
Het besluit is gepubliceerd in Staatscourant nr. 1.
Besluit van 12 december 2007, CPP2007/2793M, Wet IB 2001 1.2, 1.3,
2.7, 2.17, 8.7, 8.9, 8.12 en 9.2 en Aow 6
Meer informatie
* 21 december 2007 nr. CPP07-3160
* 12 december 2007 nr. CPP07-2793
* Laatst aangepast: 03-01-2008
Ministerie van Financiën