Gemeente Utrecht


beantwoording van Schriftelijke vragen 2007, nr. 123 inzake identificatieplicht.


2007 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
123 Vragen van mevrouw S.M.L. Bottse
(ingekomen 11 december 2007
en antwoorden door het college verzonden op 8 januari 2008)

Sinds de invoering van de identificatieplicht op 1 januari 2005 is iedereen vanaf 14 jaar verplicht een identiteitsbewijs bij zich te dragen en aan de politie te tonen indien dat nodig is voor de uitvoering van hun taken, bijvoorbeeld voor verkeerstoezicht, hulpverlening, opsporing van strafbare feiten of handhaven van de openbare orde. Wettelijk gezien is het dus mogelijk dat de politie iemand die zonder licht rijdt vraagt om een identiteitsbewijs te tonen.
Het gaat echter wel ver om iemand die dat niet kan maar af te voeren naar het politiebureau en op te sluiten. Volgens GroenLinks staat een dergelijke maatregel niet in verhouding tot de begane overtreding. Bovendien levert dergelijk politie-optreden geen enkele bijdrage aan de veiligheid in de stad.
Een bijna soortgelijk incident vond in januari 2005 ook al op de Neude. GroenLinks heeft hier toen vragen over gesteld. Wij zijn geschokt dat dit nogmaals in Utrecht gebeurd. Deze keer is er zelfs fysiek geweld gebruikt bij de aanhouding.
Dit brengt GroenLinks tot het stellen van de volgende vragen:

1. Is het College het met GroenLinks eens dat het oppakken en opsluiten van een persoon die zich niet kan identificeren een disproportioneel middel is ten opzichte van de begane overtreding, het fietsen zonder licht ( ondanks dat dit toegestaan is op grond van landelijk beleid)?


Nee.

2. Heeft de burgermeester in haar rol als korpsbeheerder deze zaak al bij de politie ter sprake gebracht en aangedrongen op een meer coulante houding van de politie in vergelijkbare gevallen in de toekomst? Zo nee, is zij daartoe alsnog bereid?


Indien het antwoord op vraag twee "nee" luidt: In 2005 is er in de beantwoording van de schriftelijke vragen over dit zelfde onderwerp melding van gemaakt, dat er in de driehoek is afgesproken de uitwerking van de richtlijn te volgen en de bevindingen aan de Minister van Justitie door te geven.

3. Wat heeft dit monitoren opgeleverd, en heeft dat geleid tot de conclusie dat bovengenoemd optreden noodzakelijk dan wel gewenst is?

In de Aanwijzing identificatieplicht en de aanvullende brief van het College van procureurs-generaal staan regels waarmee de politie in dit verband rekening moet houden. De belangrijkste regels zijn onder andere:
. Bij overtreding van de identificatieplicht hoeft niet automatisch tot aanhouding te worden overgegaan. Of aanhouding aan de orde is, is onder andere afhankelijk van de vraag of de identiteit ter plaatse op een andere manier vastgesteld kan worden.
. Als de verdachte de mogelijkheid wordt geboden om iemand anders een identiteitsbewijs naar het politiebureau te laten brengen en dit gebeurt ook, dan wordt geen bekeuring voor overtreding van de identificatieplicht gegeven.
Het beleid van de politie is dat in het geval van niet tonen van het identiteitsbewijs, niet tot aanhouding wordt overgegaan tenzij dit noodzakelijk is (de verdachte beschikt in het geheel niet
over identiteitsgegevens, geen pasjes e.d. en de identiteit is op geen enkele andere wijze vast te stellen). Daarnaast wordt door de politie rekening gehouden met de hiervoor genoemde aanwijzing en aanvullende brief van het College van procureurs-generaal.

4. Is het college het met GroenLinks eens om een onderzoek in te stellen naar dit incident en zo nodig maatregelen te treffen?


De politie handelt in deze onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. De betrokkene kan altijd zelf een klacht indienen over het politie-optreden. Daarnaast kan betrokkene bezwaar aantekenen tegen de bekeuring bij de officier van justitie van het arrondissementsparket te Utrecht.


---- --