Raad van State
Zaaknummer: 200705777/1 en 200705777/2
Publicatie datum: woensdag 9 januari 2008
Tegen: de Adviescommissie bezwaarschriften van Leeuwarden
Proceduresoort: Voorlopige voorziening / hoofdzaak
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Wet openbaarheid van bestuur
---
200705777/1 en 200705777/2.
Datum uitspraak: 9 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met
toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
de Adviescommissie bezwaarschriften van Leeuwarden,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 26 juni 2007 in zaak
nr. 05/1332 in het geding tussen:
, wonend te
en
de Adviescommissie bezwaarschriften van Leeuwarden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2004 heeft de Adviescommissie bezwaarschriften
van Leeuwarden (hierna: de commissie), voor zover thans van belang,
aan alle beschikbare agenda's van de sociale
zekerheidskamer verstrekt, nadat deze waren geanonimiseerd.
Bij besluit van 19 oktober 2004 heeft de commissie het door
tegen de anonimisering gemaakte bezwaar ongegrond
verklaard.
Bij uitspraak van 26 juni 2007, verzonden op 3 juli 2007, heeft de
rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door
daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19
oktober 2004 vernietigd en bepaald dat de commissie binnen zes weken
na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte
bezwaar neemt met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de commissie bij brief, bij de Raad van
State ingekomen op 14 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. Voorts
heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te
treffen.
heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 december
2007, waar de commissie, vertegenwoordigd door , haar
secretaris, onderscheidenlijk voorzitter, en ,
vertegenwoordigd door mr. B. Smit, advocaat te Amsterdam, zijn
verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen
aan de beoordeling van de zaak en bestaat overigens evenmin beletsel
om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. De commissie heeft bij het in bezwaar gehandhaafde
besluit van 1 juli 2004 alle beschikbare agenda's van de sociale
zekerheidskamer geanonimiseerd verstrekt. Ter motivering van de
anonimisering heeft zij uiteengezet dat verstrekking van de namen en
voorletters van burgers in relatie tot de regeling met betrekking tot
de sociale zekerheid, waar zij een beroep op hebben gedaan, een
aantasting van de persoonlijke levenssfeer kan opleveren en het belang
van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer prevaleert boven
dat van de openbaarheid van overheidsinformatie. Door weglating van de
namen en voorletters van burgers kan volgens de commissie
openbaarmaking van overheidsinformatie worden bereikt, zonder de
persoonlijke levenssfeer van personen te schaden.
2.3. Het oordeel van de rechtbank dat de commissie zich in
redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij
openbaarmaking van de gevraagde agenda's het belang van de
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het algemeen zwaarder
weegt dan dat van openbaarmaking is in hoger beroep niet bestreden. De
commissie betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat zij ten
onrechte heeft nagelaten per bezwaarschrift dat op een agenda staat
vermeld de belangen af te wegen en te vermelden, waarom openbaarmaking
van de namen en voorletters in dat geval achterwege dient te blijven
en niet alle bezwaarschriften die door de sociale zekerheidskamer
worden behandeld inkomens-, vermogens- en/of medische kwesties en
dergelijke betreffen, maar ook betrekking kunnen hebben op formele
kwesties, zoals ontvankelijkheid en het niet in behandeling nemen van
de aanvraag, heeft miskend dat in alle gevallen, dus ook bij formele
kwesties, de naam van de aanvrager en de regeling, waarop hij een
beroep doet, op de agenda's worden vermeld. Voorts heeft zij volgens
de commissie miskend dat, indien per bezwaarschrift dat op de agenda's
voorkomt een gemotiveerde belangenafweging dient te worden gemaakt,
dit zou resulteren in steeds dezelfde belangenafweging die thans is
gemaakt, echter dan gemiddeld vijf keer per agenda en dit geen
toegevoegde waarde heeft.
2.4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het desbetreffende
bestuursorgaan in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur niet
in zijn algemeenheid maar per concreet document de betrokken belangen
dient af te wegen. Nu de slechts gedeeltelijk openbaar gemaakte
documenten echter wat deze afweging betreft identiek zijn - het gaat
bij elk agendapunt van elk document steeds om dezelfde belangen -
hoefde de commissie niet per agendapunt of per agenda afzonderlijk te
motiveren, waarom het belang van eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer boven dat van openbaarheid prevaleert. De commissie mocht
volstaan met een eenmalige afweging van de belangen die gold voor alle
agenda's van de sociale zekerheidskamer.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te
worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen,
zal de voorzitter het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2004 van
de commissie alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 26 juni
2007 in zaak nr. 05/1332;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep
ongegrond;
IV. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2008